Net als iedereen wil je graag in je behoeften kunnen voorzien. Daarvoor heb je goederen en
diensten nodig. Het produceren daarvan gebeurt vooral door bedrijven (en voor een deel
door de overheid).
Als je een winkel of webshop hebt, verkoop je goederen. Die koop je eerst zelf in. Je betaalt er
de inkoopprijs voor. Om de verkoopprijs te berekenen tel je er de brutowinstopslag bij op.
Samen is dat de verkoopprijs. Daarbovenop komt nog btw. Dan heb je de prijs die de klant
uiteindelijk betaalt. Dat is de consumentenprijs of winkelprijs.
De opbrengst van alles wat je verkoopt, noem je de omzet. Deze kan stijgen door een hogere
afzet en/of door een hogere prijs. Je eigen bedrijf kan alleen bestaan als je opbrengsten hoger
zijn dan je kosten. In dat geval is je nettoresultaat een nettowinst.
Toch kan de prijs anders worden dan je berekend hebt. Uiteindelijk komt de prijs van een
product tot stand op de markt. Daar komt het aanbod van producenten die hun goederen
willen verkopen. De vraag naar producten komt van de klanten.
De oliemarkt, de graanmarkt en de woningmarkt zijn voorbeelden van een abstracte markt.
Dat is het geheel van vraag en aanbod van een product. Zo’n markt kun je niet bezoeken.
Als je even naar de markt gaat om bloemen te kopen, dan ga je naar een concrete markt.
Dat is een plaats waar goederen verhandeld worden.
Opdrachten
1 x Als je voor jezelf een taart bakt, is dat productie.
x Als een loodgieter een kraan repareert, is hij aan het produceren.
□ De meeste productie vindt plaats bij de overheid.
3 1 Op de markt komt het aanbod van goederen en diensten van producenten.
2 De wekelijkse markt in je woonplaats is een voorbeeld van een concrete markt.
3 De prijzen voor gas en elektriciteit komen tot stand op een abstracte markt.
4 a Bijvoorbeeld: De markt voor koopwoningen, de markt voor huurwoningen, de markt
voor appartementen, de markt voor woningen vanaf € 500.000. De markt voor
koopwoningen in Amsterdam.
b De prijzen zullen stijgen. Als er veel vraag is en weinig aanbod, dan zijn mensen die
een woning willen kopen (vragers) bereid om meer te betalen voor een woning.
Woningverkopers (aanbieders) kunnen een hogere prijs voor hun woning vragen.
1 a Bijvoorbeeld: Ja, op deze manier hoeven er geen dieren meer te worden geslacht.
b Bijvoorbeeld: Je loopt het risico dat je onvoldoende producten verkoopt en daardoor
verlies draait en uiteindelijk failliet gaat.
c Bijvoorbeeld: Investeren in apparatuur / machines om op grote schaal het kweekvlees
te produceren, investeren in personeel, investeren in een nieuwe fabriek.
2 De koeiencellen voor het kweekvlees van Mosa Meat zijn een voorbeeld van de
productiefactor natuur. Oprichters en eigenaren Mark en Peter leveren de
productiefactoren arbeid en ondernemerschap.
4 Voor de ontwikkeling van de eerste Mosa Meat hamburger is heel veel arbeid, kapitaal en
ondernemerschap ingezet. Dat zorgt voor een groot bedrag aan toegevoegde waarde.
5
afschrijvingskosten
variabele kosten
huur van het gebouw
kosten voor grondstoffen
vaste kosten
loonkosten van flexwerkers
6 a € 160.000 ─ € 31.000 = € 129.000
€ 129.000 ÷ 6 = € 21.500 per jaar
b € 21.500 ÷ 125.000 = € 0,17 per kilometer
c Variabele kosten. Naarmate je meer met de vrachtwagen rijd, stijgen ook de
onderhoudskosten. De banden slijten bijvoorbeeld sneller.
7 De besparing per jaar is 125.000 × € 0,20 = € 25.000
(€ 160.000 ─ € 31.000) ÷ € 25.000 = 5,16 = 6 jaar
8 a Totale kosten € 2,5 mln + € 1 mln = € 3,5 miljoen = € 3.500.000.
Kostprijs per band is € 3.500.000 ÷ 625.000 = € 5,60.
b € 7,10 ─ € 5,60 = € 1,50 winstopslag
€ 1,50 ÷ € 5,60 × 100% = 26,8%
c Na de productiestijging zullen de vaste kosten per jaar gelijk blijven.
De variabele kosten zullen stijgen.
d De productie wordt 625.000 + (0,60 × 625.000) = 1.000.000 fietsbanden.
Totale kosten worden € 2,5 mln + € 1 mln + 0,60 × € 1 mln = € 4.100.000.
De kostprijs per band wordt € 4.100.000 ÷ 1.000.000 = € 4,10.
e Door de productiestijging is de kostprijs per product gedaald met € 1,50.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller N97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.