In deze samenvatting is het gehele boek van Wim Slot weergegeven tot een compact en makkelijk leesbaar document. Ook staat er een uitleg van de interventie cyclus, wat ook tentamenstof is voor het vak adolescentiepsychologie aan de Open Universiteit. Alle hoofdstukken die hierin behandeld zijn kome...
1.2 Adolescentie: een beschrijving
Periode tussen kinderjaren en volwassenheid. Periode van overgang. Biologisch
rijpingsproces, zowel hormonaal als in de hersenen. Verstandelijk functioneren en in het
denken over morele kwesties veranderd. De psychoseksuele ontwikkeling veranderd.
Precieze leeftijd niet van toepassing omdat iedereen zich anders ontwikkeld. Toch worden er
leeftijdsgrenzen aangegeven. Adolescentieleeftijd 10 tot 23 jaar. Vroege adolescentie is 10
tot 13 jaar, midden adolescentie tussen 14 en 18 jaar, late adolescentie tussen 19 en 23.
1.3 Puberteit en adolescentie
Wat jongeren de adolescentie ervaren en wat zij doen en laten wordt beïnvloed door
gebeurtenissen en ervaringen in de kindertijd. Het begin van de adolescentie is gekoppeld
aan de overgang van kinderjaren naar adolescentie, het eind van adolescentie naar
volwassenheid.
o Begin wordt vastgesteld door objectief waarneembare biologische verschijnselen.
Hormonale veranderingen beginnen eerder. Psychische ontwikkelingsproces loopt
niet altijd synchroon met fysieke ontwikkelingsproces. Veranderingen zijn sociaal en
cultureel bepaald.
o Bij volwassenen een voortdurend ontwikkelingsproces.
o In onze westerse samenleving denken we bij volwassenheid aan identiteit en
autonomie. In andere culturen kan er meer worden gedacht vanuit groepen, familie
of stammen.
1.4 Een moeilijke leeftijd
De adolescentiefase wordt aangeduid als een moeilijke leeftijd. Gezin is hierin belangrijk.
Adolescentie is een periode die voor veel jongeren stress oplevert, maar de meeste komen er
goed doorheen.
o Emotionele verwarring en problematische gedragingen zijn niet ongewoon.
o Fase van uitproberen. Betrekking op alcohol- en drugsgebruik, wisselende relaties,
antisociaal gedrag. Zorgt meestal niet voor langdurige problemen.
o Stemmingswisselingen.
1.5 Een ontwikkelingspsychologisch uitgangspunt
De discussie over storm en stress, en over de mogelijkheid dat problemen tijdens de
adolescentie toch ook een uiting of een voorbode kunnen zijn van een verstoorde
ontwikkeling, de ontwikkeling niet een duidend verloop. Risicofactoren zijn van invloed.
Karakteristiek voor de fase van adolescentie:
o Vormen eigen identiteit en het bereiken van autonomie ten opzichte van de ouders.
o Manieren van omgaan met innerlijke conflicten.
o Bepaald niveau van cognitief functioneren.
Naast verschillende ontwikkelingsniveaus, zijn er ook ontwikkelingstaken. Thema’s:
o Positie ten opzichte van de ouders.
o Onderwijs of werk.
o Vrije tijd.
o Eigen woonsituatie.
o Autoriteit en instanties.
o Gezondheid en uiterlijk.
o Sociale contacten en vriendschappen.
o Sociale media en internet.
, o Intimiteit en seksualiteit.
o Cultuurverschillen.
Bij ontwikkeling bestaat een verband tussen vroegere en latere momenten in de
ontwikkeling. Continuïteit veronderstelt een voorspelbaar patroon van relaties tussen
gebeurtenissen en ervaringen in een eerdere levensfase. Leeftijd van invloed. Maar aan de
andere kant zien we dat gedrag in de eerste levensjaren slechts beperkte
voorspellingsmogelijkheden oplevert.
o Momenten van discontinuïteit. Bij sprake van koerswijzigingen, die zich in
psychosociaal opzicht op verschillende momenten in de levensloop kunnen
voordoen.
o Vroege ervaringen en latere ontwikkeling kunnen op zeer verschillende wijze met
elkaar in verband staan. Nieuwe mogelijkheden kunnen de effecten van eerdere
ongunstige omstandigheden veranderen. Wijst op plasticiteit individu.
o Life events: belangrijke bijdrage aan ontwikkeling jongeren.
Levenslooptrajecten: nagegaan welke samenhang tussen opeenvolgende gebeurtenissen in
een mensenleven te traceren valt.
Ontwikkelingspsychopathologie: richt zich op onderzoek naar de condities waaronder
stoornissen in de ontwikkeling optreden, in stand blijven of verdwijnen, en naar de
individuele verschillen in aanpassing die daarbij voorkomen.
o Risicofactoren leiden niet onvermijdelijk tot minder goed verloop van ontwikkeling.
Onderscheiden 3 manieren waarop kenmerken van de persoon samenhangen met de
omgeving: Persoon-omgeving interactie:
o Passieve interactie: individu krijgt de omgeving door biologische verwanten
aangeboden.
o Evocatieve interactie: individu beïnvloedt een omgeving door reacties die men bij
anderen oproept. Omgeving verandert als gevolg van reacties van persoon.
o Actieve interactie: individu selecteert omgeving. Zoeken vrienden die passen.
Tijdens adolescentie van passieve naar actieve interactie.
Wetenschappelijke kennis over erfelijke invloeden hebben verschillende methoden:
o Observeren verschillende opeenvolgende generaties.
o Onderzoeken van gedrag bij kinderen met dezelfde biologische vader en moeder,
maar verschillende omgevingen.
o Dieronderzoek.
o Genoemde invloed is later ook bij mensen vastgesteld via moleculaire genetica.
Door een proces, methylering, kunnen genen worden aangezet of uitgezet. Genexpressie kan
worden geremd. Kan ontstaan door schadelijke stoffen, chronische of intense stress.
o De effecten van een bepaalde omgeving hangen af van genetische of
persoonskenmerken. Dit geldt voor effecten van opvoeding en leeftijdsgenoten,
maar ook voor effecten van de buurt. Jongeren met een bepaald soort temperament
of persoonlijkheid zijn extra vatbaar voor negatieve omgevingsinvloeden (diathesis-
stress model).
o Diezelfde personen zijn ook vatbaarder voor positieve omgevingsinvloeden,
differential susceptibility.
,H2: Theorieën over de adolescentie
2.1 Inleiding
Met de term ontwikkeling wordt verwezen naar alle veranderingen in het menselijk
gedrag in samenhang met leeftijd. Ontwikkelingspsychologen proberen
veranderingen in ontwikkeling beschrijven, verklaren en optimaliseren.
2.2 De rol van theorieën over de ontwikkeling: ontwikkelingstaken als voorbeeld
Alle theorieën over de psychologische ontwikkeling richten zich, expliciet of impliciet,
op de volgende 2 vragen:
1. Wat is het eigenlijk dat zich ontwikkelt?
a. De meeste theorieën richten zich op de ontwikkeling van een enkel aspect
van het menselijk functioneren, zoals emoties of denken.
2. Op welke manieren dragen het individu (nature) en de omgeving (nurture) bij tot
de ontwikkeling?
Theorie van ontwikkelingstaken
De term ontwikkelingstaak verwijst naar een reeks van opgaven die zich aandienen
op een bepaald tijdstip in het leven en die de persoon moet volbrengen.
o Persoon moet taken vervullen; vaardigheden eigen maken.
De theorie van ontwikkelingstaken geeft antwoord op 2 klassieke vragen die elke
theorie over de ontwikkeling stelt:
1. Richt zich op biologische veranderingen en maatschappelijke verwachtingen die
invloed uitoefenen op alle aspecten van psychologisch functioneren.
2. Volgens deze theorie zijn zowel nature als nurture van toepassing.
o Invloeden gekoppeld aan leeftijd omvatten biologische en omgevingsfactoren.
Respectievelijke biologische rijping en maatschappelijke verwachtingen oer
aangepast gedrag.
o Invloeden gekoppeld aan geschiedenis omvatten historische gebeurtenissen
zoals epidemieën, economische depressies en oorlogen of maatschappelijke
veranderingen (social media).
Gelden voor iedereen normatieve invloeden.
o 3 soorten ontwikkelingstaken:
1. Opgaven die gelden voor alle jongeren en voor alle tijden (vorming
identiteit, afstand nemen van ouders).
2. Opgaven die enkel gelden voor jongeren die leven in een bepaalde
periode van de geschiedenis.
3. Opgaven die enkel gelden voor een beperkt aantal jongeren die met grote
persoonlijke veranderingen worden geconfronteerd in hun leven.
2.3 Vier theoretische benaderingen van adolescentie
1. Psychoanalytische theorieën: Sigmund Freud.
, Omgaan met onbewuste neigingen: driften komen in conflict met beperkingen vanuit
de sociale omgeving. In vroege adolescentie (biologische veranderingen van de
puberteit en de geslachtsrijping) treedt de volwassen vorm van seksualiteit naar
voren.
Gevaar dat impulsen in daden worden omgezet, sterke afweermechanismen nodig. 2
mechanismen: ascetisme (zichzelf plezier ontzeggen, strikte studieplanning og intens
sporten) en intellectualisering (belangrijke emotionele en persoonlijke conflicten
ontdaan van elke emotie en zo een abstract filosofisch karakter krijgen, alle tirannen
moeten worden afgezet maar eigenlijk hadden ze een gespannen relatie met strenge
vader).
Vroege kinderjaren belangrijker dan adolescentiefase. Tijdens adolescentie wordt er
emotioneel en psychologisch afstand gedaan van ouders en wordt de omgang vooral
met mensen buiten het gezin. Terugtrekken in eigen wereld bijvoorbeeld.
2. Cognitieve theorieën: Piaget. Kinderen en adolescenten denken op eigen manier.
Jongeren neigen tot idealisme. Zij ontwikkelen filosofische, ethische en politieke
denkkaders in een poging de wereld te verbeteren.
Misvattingen op hun eigen persoon. Egocentrisme van de adolescentie. Emoties
uniek, niemand begrijpt ze.
3. Contextuele theorieën: sociale omgeving speelt een rol.
Ecologische theorie: structuur omgeving. Bronfenbrenner. 4 concentrische cirkels:
o De kleinste cirkel in het midden is het systeem dat
de jongere het meest direct beïnvloedt en wordt
het microsysteem genoemd.
o Mesosysteem, wederzijdse verbindingen en
processen.
o Exosysteem, niet rechtstreeks in contact met wel
invloed op gedrag en ontwikkeling.
o Macrosysteem, alle andere systemen.
o Chronosysteem: sociale omgeving van de persoon die zich ontwikkelt, zoals
die beschreven wordt in de 4 eerste systemen, verandert ook over de tijd.
Levenslooptheorie: uitgewerkt om historische invloeden mee op te nemen in het
onderzoek over de ontwikkeling. Ontwikkelingstrajecten sterk beïnvloed door
historische context.
o Ontwikkelingstrajecten in de maatschappij: als opgroeiende kinderen en
jongeren deze opeenvolgende reeksen van taken aanpakken, doen ze dat niet
op dezelfde wijze.
o Ontwikkelingstrajecten worden ook bepaald door risicofactoren zoals stress
en beschermende factoren zoals sociale steun.
o Historische context heeft 4 basisprincipes:
1. Eerste principe: levensloop is ingebed in en wordt vormgegeven door
historische context.
2. Tweede principe: impact historische gebeurtenissen afhankelijk van het
moment waarop ze optreden in iemands leven.
3. Derde principe: sociale en historische invloeden tot uitdrukking komen in
een netwerk van gedeelde relaties en levens die onderling zijn verbonden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nicolebloemberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.07. You're not tied to anything after your purchase.