Week 1: De Nederlandse staat
1. De student kan de kenmerken van een staat weergeven en kan de staatkundige
verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden beschrijven; (Statuut, Grondwet)
Hoofdlijnen van het staatsrecht:
- Inrichting van de staat en verdeling van bevoegdheden
- Handhaving individuele vrijheden van de burger
- Rechtspraak en rechtsbescherming tegen de overheid
- Totstandkoming, gelding en handhaving van het recht
De kenmerken van een staat:
- Grondgebied (territorium), kent grenzen die soms na talloze oorlogen tot stand zijn
gekomen en in een verdrag met buurlanden zijn vastgelegd.
- Gemeenschap, de gemeenschap wordt gevormd door mensen die daartoe behoren
vanwege hun afstamming of die op verzoek de nationaliteit van de staat hebben
verkregen.
- Gezag, de staat heeft een exclusieve zeggenschap op en over zijn gehele
grondgebied. Het hoogste gezag van de staat is gericht op het scheppen en
handhaven van orde en recht.
- Erkenning, de staat moet erkend worden door andere staten.
2. De student kan bronnen van staatsrecht benoemen en kan beschrijven wat de Grondwet
is en wat erin geregeld wordt;
Constitutioneel recht = staatsrecht
De rechtsregels die het staatsgezag en de organisatie van de staat vastleggen, worden
constitutie of staatsregeling genoemd.
Geschreven staatsrecht:
- Het statuut voor het koninkrijk der Nederlanden: regelt de organisatie van het
koninkrijk en de onderlinge verhoudingen/samenwerkingen tussen Nederland en de
overzeese delen van Nederland.
- De Grondwet: Basisdocument voor de inrichting van de staat binnen de Nederlandse
samenleving.
- Verdragen: tussen staten/organisaties Handvest van de VN, EU-verdrag, VWEU,
VEU etc.
Ongeschreven staatsrecht:
- Gewoonterecht: recht dat is gebaseerd op een bepaald gebruik, dat een zekere tijd
voortduurt (ongeschreven regel).
- Jurisprudentie: uitspraken van rechters.
- Formele zin; AMvB’s. (Uitkering aanvragen etc.) Ministeriele regelingen:
(Vergaderreglementen van de eerste en tweede kamer (RVO-EK/RVO-TK).
, Organieke wet = Als de grondwet bepaalt dat iets nader geregeld moet worden in een
wet in formele zin.
3. De student kan de vier pijlers van de rechtsstaat beschrijven (grondrechten,
machtenscheiding, legaliteitsbeginsel, onafhankelijke rechtspraak);
Rechtsstaat scheiding der machten legaliteitsbeginsel grondrechten onpartijdige
en onafhankelijke rechter.
De machtsverhoudingen binnen Nederland komen voort uit het idee van de rechtsstaat. De
overheid de ontplooiing van burgers niet mag belemmeren.
Een democratische rechtsstaat draagt de volgende kenmerken:
- De overheid mag slechts optreden op grond van algemene regels die democratisch
tot stand zijn gekomen (legaliteitsbeginsel).
- De macht van de overheid is verdeeld over verschillende organen of personen in de
staat.
- Een onafhankelijke rechter biedt burgers bescherming tegen overheidsoptreden dat
willekeurig is of op een of andere manier in strijd is met het recht.
- Burgers hebben fundamentele rechten die de overheid moet eerbiedigen.
Legaliteitsbeginsel spreiding van overheidsmacht
Onafhankelijke rechtspraak eerbieding van grondrechten
Week 2 en week 3: Grondrechten
4. De student kan uitleggen wat er onder klassieke en sociale grondrechten wordt verstaan
en wat het verschil is tussen beiden;
Klassieke grondrechten
(Vrijheid van meningsuiting etc.)
- Beschermen de burger tegen de overheid, verplichten de overheid te onthouden van
bemoeienis.
- Directe werking en afdwingbaar bij de rechter (een oordeel krijgen bij de rechter).
Sociale grondrechten
(De regering zorgt voor voldoende werkgelegenheid)
- Geeft de overheid een opdracht om te handelen.
- In beginsel niet direct afdwingbaar bij de rechter.
- Sociale zekerheid.
- Alleen verticale werking
5. De student kan horizontale en verticale werking van grondrechten toepassen;
Verticale werking burgers worden beschermd door de overheid d.m.v. grondrechten
(vrijheid van meningsuiting).
Horizontale werking werking tussen burgers onderling.
6. De student kan met behulp van de Grondwet en het EVRM-grondrechten toepassen
(inclusief beperkingsmogelijkheden) in een casus;
Voorbeeld: Artikel 9 GW recht tot vergadering en betoging.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noajoesri8. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.00. You're not tied to anything after your purchase.