Normatieve functie: Normen in waarde die op dat moment in de samenleving zo belangrijk worden gevonden
zijn bij wet geregeld.
Additionele functie: als partijen vergeten zijn op een bepaald punt afspraken te maken, geeft het recht aan
welke regel geldt. Hebben zij dit wel gedaan, dan gaat die afspraak vóór en is de wettelijke regeling niet meer
van toepassing.
Instrumentele functie: zo doen wij het en niet anders.
Privaatrecht bestaat uit twee deelgebieden:
1. Het personen- en familierecht
2. Het vermogensrecht
Naar de rechter gaan om een geschil te laten beslechten, noemen we procederen. De regels die op het voeren
van juridische procedures op het terrein van het privaatrecht van toepassing zijn, worden tot het burgerlijk
procesrecht gerekend en zijn voor een groot deel in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan te
treffen.
Naast wetten op het terrein van het privaatrecht en het ondernemingsrecht kennen we wetten op het terrein
van het strafrecht. Kenmerkend voor dit deel van het recht is dat de staat d.m.v. het OM actief optreedt om
sancties te eisen bij overtreding van de normen. Alleen het OM kan tot vervolging van strafbare feiten
overgaan, zo luidt de hoofdregel.
Wetgever op centraal niveau is met name de nationale wetgever: regering + Staten-Generaal.
Decentrale wetgevers treffen we onder meer aan op provinciaal en gemeentelijk niveau.
Rangorde tussen wetgevende organen:
1. Hogere regels gaan boven lagere regels
2. Bijzondere regels gaan boven algemene regels
3. Jongere regels gaan boven oudere regels
,Wet in formele zin is gemaakt door de regering en de Staten-Generaal samen.
Wet in materiële zin geldt voor iedereen (voor een onbepaald aantal mensen)
Een verdrag is een afspraak, een overeenkomst, gesloten door twee of meer staten. Een verdrag tussen twee
landen heet een bilateraal verdrag; zijn er meer dan twee staten bij een verdrag betrokken dan noemen we dit
een multilateraal verdrag.
Jurisprudentie betekent rechtspraak. Recht wordt gesproken door een enkele rechten (unus) of door een
rechterlijk college. Hun beslissingen worden in veel gevallen vonnissen, arresten of uitspraken genoemd. Een
vonnis wordt als hoofdregel door de rechtbank gegeven. Een arrest wordt gewezen door een gerechtshof en
de Hoge Raad. Rechtbank, gerechtshof en Hoge Raad zijn vooral actief op het terrein van het privaatrecht, het
ondernemingsrecht en het strafrecht. Op alle andere terreinen van het recht worden beslissingen van rechters
of rechtscolleges ‘uitspraken’ genoemd.
Een rechter of een rechtscollege spreekt dus niet alleen recht, maar kan ook recht maken. De rechter bezit een
aantal hulpmiddelen bij het specificeren van de betekenis van een woord of zinsnede. Deze hulpmiddelen
worden de interpretatiemethoden genoemd.
1. De grammaticale interpretatiemethode
Bij de uitleg van een woord knoopt de rechter aan bij de betekenis die het heeft in het alledaagse
spraakgebruik.
2. De wethistorische interpretatiemethode
De rechter beroept zich bij dit hulpmiddel op een passage uit de parlementaire geschiedenis van de
betreffende wet.
3. De anticiperende interpretatiemethode
Bij het formuleren van zijn regel baseert de rechter zich in dit geval op toekomstig recht, op bijna-
recht dus. Als nu bijna zeker is dat een wetsvoorstel wet zal worden, kan een rechter zich in zijn
oordeel alvast op de inhoud van die nieuwe regeling beroepen.
4. De rechtsvergelijkende interpretatiemethode
Als de rechter de rechtsvergelijkende interpretatiemethode hanteert, verwijst hij bij de
beantwoording van de vraag hoe je een vaag woord of onduidelijke zin in een Nederlandse wet moet
lezen, naar een buitenlands rechtsstelsel waarin de betreffende materie ook is geregeld.
5. De systematische interpretatiemethode
De rechter legt een woord of zinsnede uit een wettelijke bepaling uit aan de hand van de regeling
waarvan die bepaling onderdeel uitmaakt.
6. De theologische interpretatiemethode
Bij deze methode doet de rechter een beroep op de bedoeling die de wetgever met de regeling heeft
gehad. Met een beroep op deze bedoeling, geeft hij dan invulling aan woorden in de tekst die niet
duidelijk zijn.
7. De precedenten interpretatiemethode
Rechters verwijzen bij hun uitleg van onduidelijke bewoordingen in een wet naar eerdere uitspraken
van rechters waarin de onduidelijk bewoordingen al zijn uitgelegd.
8. De interpretatiemethode naar redelijkheid en billijkheid
De redelijkheid en billijkheid zorgen ervoor dat partijen (en de rechter) niet halsstarrig aan de wet en
een eventuele overeenkomst kunnen vasthouden, maar dat ze eventuele (zeer) onredelijke of
onbillijke situaties voorkomen.
,REDENEERWIJZE
Een redeneerwijze is een bepaalde manier van denken om tot een bepaalde uitspraak te komen. De twee
bekendste manieren van redeneren zijn de a-contrarioredenering en de redenering naar analogie.
A-contrarioredenering: hierbij gaat de rechter ervan uit dat een bepaalde rechtsregel niet van toepassing is,
omdat die regel uitsluitend geschreven is voor de gevallen die uitdrukkelijk in die regel worden genoemd.
Redenering naar analogie: hierbij stelt de rechter zich op het standpunt dat een bepaalde kwestie (die niet
wettelijk geregeld is) zoveel lijkt op de kwestie waarin de wet wel voorziet, dat die laatste regel ook van
toepassing wordt verklaard op de niet-geregelde kwestie.
GEWOONTERECHT
Twee voorwaarden gewoonterecht:
1. Allereerst moet er sprake zijn van een vaste gedragslijn: binnen de groep in kwestie handelt men
overeenkomstig de gegroeide opvatting
2. Daarnaast moeten de betrokkenen het als hun rechtsplicht beschouwen overeenkomstig die regel te
handelen; zij achten zich moreel verplicht de regel te volgen.
SOORTEN RECHT
Materieel recht heeft betrekking op datgene wat men mag en niet mag, welke plichten men heeft. INHOUD
Formeel recht wordt het procesrecht genoemd. Het formeel recht houdt de regels in die men moet volgen om
het materiële recht te effectueren. Het geeft aan waar en hoe men moet procederen, welke termijnen er in
acht moeten worden genomen, welk recht men daarbij heeft en zo meer.
PROCES
Dwingend recht mogen burgers niet vanaf wijken
Wanneer er het werkwoord ‘moeten’ in het wetsartikel staat gaat het om dwingend recht.
Aanvullend recht kun je altijd vanaf wijken; de enige voorwaarde is dat beide partijen hiermee akkoord
gaan.
Wanneer er het werkwoord ‘kunnen’ in het wetsartikel staat gaat het om aanvullend recht.
Als we spreken over het objectief recht wordt daarmee het geldende recht bedoeld, ook wel het positieve
recht. Het zijn de regels die in algemene bewoordingen aangeven wat rechtens is. We kunnen ook zeggen:
objectief recht is het geheel van regels dat uit alle al eerdergenoemde rechtsbronnen voortvloeit.
Een subjectief recht is een recht dat een individu in concreto bezit omdat het objectief recht dit met zoveel
woorden zegt.
VB: In de wet staat dat de koper verplicht is de prijs te betalen, waarop de verkoper recht heeft. Deze regel is
van objectief recht.
Als nu Emiel aan Twan een motorboot verkoopt tegen de prijs van 6000 euro, dan heeft Emiel subjectief recht.
Een rechtspersoon is een ondernemingsvorm die zelfstandig aan het maatschappelijk verkeer deelneemt.
, SAMENVATTING HOOFDSTUK 2
OVEREENKOMSTEN
Een overeenkomst die door twee partijen is gesloten met het doel dat daaruit rechten en plichten voortvloeien,
noemen wij een obligatoire of een verbintenisscheppende overeenkomst.
Een overeenkomst komt tot stand door en aanbod en de aanvaarding daarvan. Kan de aanbieder zijn bod
intrekken? Ja, maar er zijn twee voorwaarden.
- het aanbod mag nog niet aanvaard zijn
- de aanbieder mag zijn bod niet onherroepelijk hebben gemaakt; dat doet hij onder andere als hij een termijn
heeft gesteld waarbinnen de aanvaarding moet plaatsvinden. Als iemand een ander een optie geeft op een
bepaald product, dan wordt een aanbod voor de gegeven periode onherroepelijk gemaakt.
Er ontstaat geen overeenkomst als er geen aanbod, maar slechts een uitnodiging tot het doen van een aanbod
wordt gedaan.
! Wilsverklaringen van beide partijen moeten met elkaar overeenstemmen.
Wilsdefect: Wat ik verklaard heb wilde ik eigenlijk niet.
Discrepantie tussen de wil en de verklaring: wanneer wil en verklaring niet overeenkomen, doordat de
persoon die iets heeft verklaard zich bijvoorbeeld heeft versproken of vergist.
Er komt toch wel een overeenkomst tot stand wanneer de wederpartij er in redelijkheid op mocht vertrouwen
dat verklaring en wil van de andere partij wél met elkaar in overeenstemming waren.
WILSGEBREK
Wilsgebreken vallen uiteen in vier categorieën:
1. Dwaling
2. Bedrog
3. Misbruik van omstandigheden
4. Bedreiging
Dwaling doet zich voor wanneer iemand een overeenkomst heeft gesloten terwijl hij, als hij van de werkelijke
situatie op de hoogte was geweest, die overeenkomst zeker niet had gesloten.
Wil er sprake zijn van dwaling, dan moet eraan tenminste één van de volgende voorwaarden zijn voldaan:
De dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij
De wederpartij had de dwalende behoren in te lichten, maar heeft dit niet gedaan
De wederpartij ging van dezelfde onjuiste veronderstelling uit als de dwalende
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lynnpohlmann. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.