XX. Tweetaligheid – 20.1 t/m 20.6
Minimaal de helft van de wereldbevolking is meertalig: gebruiken in het dagelijks
leven afwisselend twee of meer talen. Dit aantal groeit met name door de
toegenomen internationale migratie.
Bij meertaligheid kunnen verschillende verschijnselen centraal staan, afhankelijk
van het perspectief.
- Taalgemeenschap
De positie van de betreffende talen in een meertalige gemeenschap en het
veranderen van de positie. Deze positie wordt sterk bepaald door de taalpolitiek
van de overheid
- Meertalige individu
Effecten van tweetaligheid op de taalgebruiker (met name op het taalgebruik)
- Taal zelf
Hoe talen elkaar beïnvloeden wanneer deze met elkaar in contact zijn.
Er zijn drie typen tweetalige gemeenschap te onderscheiden.
Type I .
De ene groep spreekt taal A, de andere groep spreekt taal B.
Het contact wordt onderhouden door een klein aantal
tweetaligen.
Dit type kan alleen optreden als er een sterke geografische
of sociaal-culturele scheiding bestaat tussen de twee groepen.
Bijvoorbeeld: Walen en Vlamingen in België.
Type II .
(Bijna) iedereen spreekt beide talen.
Bijvoorbeeld: veel Afrikaanse landen die sterk meertalig zijn.
Type III
Een deel van de bevolking spreekt één . taal (taal A).
De overige leden van de taalgemeenschap
spreken zowel taal A als taal B (de eigen taal).
Bijvoorbeeld: Nederland (bijvoorbeeld Fries, Turks naast
Nederlands).
Sommige landen zijn officieel meertalig (België, Zwitserland) en de verschillende
talen hebben daar dezelfde status.
Meestal is er één taal de officiële taal en worden andere talen beschouwd als
minderheidstalen: de eigen talen van minderheidsgroepen. Deze kunnen
autochtoon zijn (uit het land zelf afkomstig, bijv. Baskisch in Frankrijk) of
allochtoon (van elders ingevoerd, bijv. Moluks-Maleis in Nederland).
In veel tweetalige taalgemeenschappen hebben de twee talen aparte functies.
Dit heet diglossie.
1. Hoge (H) variëteit – de officiële taal die alleen in formele situaties wordt
, gebruikt maar door bijna niemand als eerste taal wordt geleerd.
2. Lage (L) variëteit – de taal voor informele situaties, deze taal wordt geleerd als
moedertaal.
Bijvoorbeeld Haïti: H-taal is Frans, L-taal is Haïtiaans.
Lingua franca is de contacttaal tussen mensen met verschillende moedertalen.
Wordt gebruikt wanneer in een meertalige situatie mensen elkaars moedertaal
niet beheersen.
Op veel plekken in de wereld is dit Engels, maar in Oost-Afrika is het Swahili.
Minderheidstalen hebben vaak een lage status: ze worden maatschappelijk niet
gewaardeerd en zijn niet te gebruiken voor communicatie buiten de eigen
verschuiving. Het is daardoor moeilijk om de eigen taal te blijven gebruiken.
Taalverschuiving in de richting van de meerderheidstaal: de minderheidstaal
wordt in een steeds kleiner aantal verschillende situaties gebruikt (bijv. Turks in
Nederland).
Taalverlies – de vaardigheid van een taalgebruiker in een bepaalde taal
vermindert, komt ook voor bij emigranten. Zo kennen zij bepaalde woorden niet
meer of hebben ze problemen met het gebruiken van het goede lidwoord.
Individuele taalgebruikers die een taal slechter gaan beheersen.
Taalerosie – als het taalverlies een paar generaties doorgaat en de
taalbeheersing minder wordt.
De oorspronkelijke woordenschat verdwijnt, grammaticale patronen gaan
verloren, stilistische mogelijkheden worden niet meer benut. Algemene reductie
van een taal omdat er over generaties heen sprake is van verminderde
beheersing.
Taaldood – niemand gebruikt de taal meer als alledaags communicatiemiddel.
Taalbehoud – als taalgebruikers zich gaan richten op een stabiele positie voor
de eigen minderheidstaal. Taalverschuiving in de richting van minderheidstalen.
Dit gebeurt vooral wanneer minderheidsgroepen zich realiseren dat ze hun eigen
taal kwijtraken terwijl ze de taal zien als een wezenlijk onderdeel van de eigen
groepsidentiteit. Vaak moet er eerst weer terrein worden terugveroverd op de
meerderheidstaal. (bijv. Frans in Canada)
Wat met talen gebeurt in een meertalige gemeenschap is afhankelijk van wat
taalgebruikers zelf doen, maar wordt ook voor een groot deel beïnvloed door de
taalpolitiek van de overheid.
Taalpolitiek – het geheel aan ideeën, plannen en maatregelen van de overheid
m.b.t. talen en taalvariëteiten. Heeft betrekking op zowel eentalige als tweetalige
situaties. Is zeer breid en kan slaan op spellingshervorming binnen de nationale
taal maar ook op het besluit om formulieren in minderheidstalen te laten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariekesvdl. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.