Kennisbasis Nederlands
- Foneem: Spraakklank (wat je hoort), er zijn er 34 totaal ( o.a.: b, i, r, eu, ei, ng)
- Grafeem: Een letter of letter combinatie (wat staat geschreven).
Voorbeeld: Koffer: heeft 6 grafemen (k-o-f-f-e-r) maar heeft 5 fonemen (k-o-f-e-r). Je hoort
namelijk maar één ‘f’.
- Fonologisch principe/ beginsel van standaard uitspraak: schrijven zoals je het zegt.
Voorbeeld: KAT, KAAK, deze woorden noemen we klankzuiver.
- Morfeem: woorddelen; onwijs = on / wijs, heeft twee morfemen.
- Vrije morfemen: morfemen die als woord voorkomen.
- Gebonden morfemen: voorvoegsels (on, be, ge, ver) en achtervoegsels (-ig, -heid).
- Morfologisch principe is op te delen in twee regels:
Regel van de gelijkvormigheid: een woord, voor- of achtervoegsel wordt altijd op dezelfde
manier geschreven. (het is onttrekken, want het is ook onteigenen)
Regel van de overeenkomst: opbouw van een woord in de spelling wordt duidelijk.
(het is grootte, want het is ook lengte. Het is hij vindt, want het is ook hij loopt.)
- Etymologisch principe: hij/hei, rauw/rouw. Maar ook leenwoorden als; interview, radio.
Deze woorden kan je niet beredeneren, deze moet je gewoon onthouden.
- Homofonen: woorden met dezelfde uitspraak maar een andere betekenis, andere
schrijfwijze (wij/wei).
- Homoniemen: woorden met dezelfde uitspraak en schriftelijke weergave, maar een andere
betekenis (bank)
- Homograaf: een begrip dat aangeeft dat twee woorden, hoewel hetzelfde geschreven,
verschillend worden uitgesproken Voorbeeld: `Bédelen en bedélen zijn homografen.
- Hyponiemen: een woord dat behoort tot een verzameling van vergelijkbare woorden die
met een algemenere term wordt aangeduid Voorbeeld: `Bordeaux, port en sherry zijn
hyponiemen van wijn, dat op zijn beurt weer een hyponiem is van drank. `
- Antoniemen: Een woord met een tegengestelde betekenis. 'Mooi' is een antoniem van
'lelijk', en 'lelijk' een antoniem van 'mooi'.
- Polysemie: hetzelfde woord kan in een andere context leiden tot een verschil in betekenis.
Wel dezelfde algemene betekenis maar een andere nuance.
- Syllabe: klankstuk, anders dan en morfeem want een syllabe heeft geen betekenis. We
zeggen loo/pun en ba/kur. Lettergreep is anders dan is het bak-ker.
- Syllabisch principe: twee regels:
verenkelingsregels: raamen = ramen
verdubbelingsregel: kofer = koffer
Uitzondering: mee, zee (anders wordt het gek met me en ze)
- Akoestische identiteit: hoe het klinkt
- Articulatorisch identiteit: hoe je het uitspreekt
- Fonologisch identiteit: Akoestische en articulatorisch samen (is nml moeilijk onderscheid in
te maken)
, - Morfologische identiteit: weten hoe woorden zijn opgebouwd, dus de goede schrijfwijze (je
hoort ‘poskantoor’ maar het is ‘post – kantoor’.)
- Semantische identiteit: betekenis van een woord zoals omschreven in het woordenboek.
- Syntactische identiteit: mogelijkheden om met andere woorden gecombineerd te woorden.
We weten hoe we /vint\ schrijven wanneer we weten dat het hij vindt is.
- Orthografische identiteit: de spelling van een woord.
- Auditieve objectivatie: letten op de klank en niet op de betekenis
(bijv. als je kleuter vraagt welk woord langer is; trein of vrachtwagen zegt hij waarschijnlijk
trein. Zij denken niet in klanken nog, maar hebben betekenis in hun hoofd)
- Auditieve discriminatie: verschil horen tussen klanken en woorden. (moeilijk is verschil
tussen pet en pit, bot en boot, pak en bak. Maar ook verschil tussen s en z)
- Auditieve analyse: een woord in klanken splitsen (T-A-K).
- Auditieve synthese: losse klanken samenvoegen tot een woord (t-a-k, tak).
- Temporeel ordenen: volgorde van klanken te onthouden (dorp-drop)
- Klankpositie bepalen: aangeven waar je de klank in een woord hoort (vooraan, achteraan, in
het midden)
- Visuele discriminatie: verschil zien tussen letters en woorden (d/p, ie/ei).
- Visuele analyse: letters in een woord herkennen.
- Visuele synthese: losse letters samenvoegen tot een woord.
- Spationeel ordenen: volgorde van letters onthouden.
- Letterpositie bepalen: aangeven wat de plaats van een letter is een woord (vooraan,
achteraan).
- Kennis van begrippen: instructiebegrippen als voor, achter en letter kennen.
- Letterkennis: koppeling tussen foneem en grafeem kennen. (beer, maar je zegt bir).
- Generaliseren: één regel toepassen op de rest. (hij vindt, hij loopt, hij kijkt)
- Interferentie: toepassen van regels bij taal die bij een andere taal horen.
- Overgeneralisatie: één regel toepassen op alle (bijv: in het meervoud is +en, maar kinden
bestaat niet).
- Contamine: ‘kost duur’ of ‘optelefoneren’.
- Pragmatisch: gebruik van taal.
- Overextensie: alle dieren hond noemen.
- Onderextensie: alleen mijn eigen hond is een hond, de rest van de honden niet.
- Neologisme: nieuw woord dat een kind zelf bedenkt (streepjesvlieg (wesp)).
- Mentale lexicon: woordgeheugen van iemand.
- Communicatief taalonderwijs: leren om goed mondeling en schriftelijk te communiceren.
- Strategisch taalonderwijs: voor het uitvoeren van communicatieve taken moeten leerlingen
leren beheersen.
- Taalgericht taalonderwijs: onderwijs moet plaatsvinden vanuit taken die leerlingen zelf
interessant vinden.
- Interactief taalonderwijs: bij interactief taalonderwijs wordt het leren een sociaal proces.
De kinderen leren van en met elkaar, door bijvoorbeeld samen te lezen, schrijven, de ander
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Dejavu. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.