100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Semantiek jaar 1. Taalwetenschap en Nederlands. $7.58   Add to cart

Summary

Samenvatting Semantiek jaar 1. Taalwetenschap en Nederlands.

 29 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Een duidelijke samenvatting met alles wat je moet weten voor semantiek 1. RUG jaar 1 voor zowel taalwetenschap als Nederlands. O.a. begrippen en voorbeelden

Preview 3 out of 30  pages

  • November 7, 2022
  • 30
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Semantiek samenvatting


Hfst. 1;

Semantiek; studie van de betekenissen van woorden en zinnen.

Entailment; een relatie/verband tussen zinnen. We weten dat als A ‘entails’ b, dus als A een zin B
omvat, we als we A kennen B ook automatisch kennen.
- Het moet onmogelijk zijn om tegelijkertijd A te beweren en B te ontkennen.
 bijv. a; De meneer is net vermoord, dan klopt b; de meneer is dood ook meteen.


Signification; het proces van het creëren en interpreteren van symbolen.
- bijv. de menselijke gewoonte om tekens te identificeren.
 mensen snappen als er een rode vlag in de zee staat dat je niet moet zwemmen of bijv. als iemand
een hoge temperatuur heeft dat hij dan waarschijnlijk koorts heeft etc.
Semiotiek/semiotics; de algemene studie van het gebruik van tekensystemen. Semiotici onderzoeken
de soorten relaties die kunnen bestaan tussen een teken en het object dat het vertegenwoordigt, De
betekenaar/signifier en de betekenis/signified.

Een belangrijk onderscheid is er tussen icoon, index en symbool.
- Symbool; conventioneel verband tussen teken en datgene waar het naar verwijst. Bijv.
insignes op kleding om rangen aan te duiden of zwart dragen als teken van rouw.
- Icoon; waar er een overeenkomst is tussen een teken en wat het voorstelt, zoals bijv. tussen
een portret en het echte ontwerp of een diagram van een motor en de echte motor.
- Index; waar het teken nauw verbonden is met zijn betekenis, vaak in een oorzakelijk verband.
Dus rook is een index van vuur.

Betekenis theorie/definitions theory; om de betekenis van linguïstische uitdrukkingen te geven,
moeten we definities van de betekenissen van woorden opstellen.
3 uitdagingen/problemen bij het vastmaken van betekenissen aan woorden;

1. Circularity; als de betekenissen van woorden gegeven worden in woorden moet je deze
woorden ook weer kennen en zo kan dat oneindig doorgaan.
 kunnen we ooit weg van de taal stappen om dingen te beschrijven of zitten we altijd vast in
een soort cirkel.
2. Hoe weten we of onze betekenissen voor woorden exact zijn. Het kan zijn dat de ene persoon
een walvis als een vis ziet en de andere als een zoogdier, maar zijn dit dat verschillende
betekenissen als we wel hetzelfde woord gebruiken?
- linguistic knowledge; over de betekenis van woorden.
- encyclopedic knowledge; over hoe de wereld is.
 nog een probleem is de keuze welke betekenis je moet kiezen als mensen daadwerkelijk
verschillende betekenissen in hun hoofd hebben.
Idiolect; an individuals language.
3. Bepaalde uitdrukkingen worden ander geïnterpreteerd in een bepaalde context.
Als iemand bijvoorbeeld zegt ‘lekker weertje’ wordt dit anders geïnterpreteerd als het zonnig
is dan als het keihard regent.
Omdat er zoveel verschillende mogelijkheden van contexten zijn is het haast onmogelijk om
deze te betrekken in onze betekenissen.

Metalanguage/metataal; hulpmiddel voor beschrijven. Oplossing voor circularity. Dus stel je gaat
Arabische grammatica schrijven in het frans, dan is Arabisch de objecttaal en Frans de metataal.

,- moet eigenlijk niet onbewust bevooroordeeld zijn ten opzichte van taal. En voldoen aan bepaalde
wetenschappelijke criteria.

Om het probleem van context tegen te gaan kan er onderscheid gemaakt worden tussen contextuele
effecten en contextvrije concepten. Conventionele of letterlijke betekenis

Productief; je kunt een oneindig aantal genereren. Zinsvorming en woordvorming kunnen dit beide,
maar bij woordvorming is dit niet veel voorkomend.
- voor productieve zinsvorming moeten de syntactische regels recursief zijn.

Compositionaliteit; de betekenis van een uitdrukking wordt bepaald door de betekenissen van de
samenstellende delen + de manier waarop deze betekenissen worden gecombineerd.
 Je kan geen lijst maken met betekenissen van zinnen, zoals je dat bij woorden kan doen.

Betekenis van taalkundige uitdrukkingen komt voort uit twee bronnen; de taal waarvan ze deel
uitmaken en de wereld die ze beschrijven. (de wereld of onze mentale classificatie ervan)
Referentie; woorden staan in een bepaalde relatie tot de wereld
Sense; woorden staan in een bepaalde relatie tot andere woorden.
[ voorbeeld schaap ? ]

Uitingen/utterances; worden gedaan door een bepaalde spreker in een bepaalde context door het
produceren van spraak. Gewoon een stukje spraak zeggen. Dus ookal zeggen mensen twee keer ‘doe
open’ heb je wel 2 uitingen, maar wel maar 1 zin.
Zinnen; abstracte grammaticale elementen die zijn afgeleid van uitingen.
- bijv in – ‘Caesar veroverde Gallië’ & -‘Gallië werd door Caesar veroverd’ heb je 2 uitingen en 2
zinnen.
- Information structure; het verschil tussen zinnen als ‘caesar veroverde Gallië’ en ‘wat
Caesar veroverde was Gallië’
Proposities; abstracte inhouden van zinnen die waar of niet waar kunnen zijn en niet gebonden zijn
aan bewoordingen. Als je het voorbeeld van de twee zinnen over Caesar hebt heb je maar 1 propositie,
omdat de inhoud van beide zinnen gelijk is.

- semantici gebruiken wel formules waarbij ze het werkwoord als een ‘function’ zien en het onderwerp
en lijdend voorwerp als argumenten van de functie. Zoals;
Veroveren (Caesar, Gallië) of end (war) voor ‘The war ended’

Je hebt letterlijke en figuurlijke uitspraken.

Verschil semantiek en pragmatiek;
Pragmatiek; betekenis beschreven in relatie tot sprekers en hoorders ‘speaker meaning’
Semantiek; betekenis waarbij de gebruikers buiten beschouwing worden gelaten ‘sentence meaning’

Hfst. 2;

Referring/denoting // verwijzen/aanduiden; iets identificeren met woorden.
- Refering; wordt gebruikt voor de actie van een spreker die entiteiten in de wereld kiest.
‘hetgeen wat sprekers doen’
- Denote; wordt gebruikt voor de relatie tussen een uitspraak en de wereld. ‘eigenschap van
woorden’
 dus als je zegt ‘een vogel vloog de kamer in’ refereer je met de naamwoorden ‘vogel’ en ‘de
kamer’ naar dingen in de wereld. Denoting is dat deze woorden bepaalde eigenschappen hebben,
bij bepaalde groepen horen.
Referent; het gene wat aangeduid wordt.

2 verschillende opzichten van hoe semantici de vaardigheid om te praten over de wereld te benaderen;

, Referential approach; dat je woorden en zinnen betekenissen kan geven door te laten zien hoe ze
zich verhouden tot situaties/kunnen aanhaken op de wereld.
- zelfstandig naamwoorden hebben bijv. betekenis omdat ze dingen in de wereld aanduiden en zinnen
omdat ze situaties en gebeurtenissen aanduiden.
Representational approach; betekenis komt voort uit hoe mensen de wereld zien. Mensen hebben
verschillende conceptualiteiten van de wereld.
- Sommige zien iets als een possession/bezit; in het Engels zegt men ‘you have a cold’
- Sommige zien iets als een locatie; in het Iers zegt men; ‘a cold is on you’

Instrinsically non-referring items/ niet-verwijzend; dingen als so, very, maybe, if, not. Ze geven
wel extra betekenissen aan zinnen, maar niet op zichzelf.
Potentially referring expressions/ verwijzend; bijvoorbeeld naamwoorden. Woorden die een entiteit
(iets in de werkelijkheid) aanduiden.
 er zit ook nog verschil in of woorden worden gebruikt om ergens naar te verwijzen of niet. Als je
zegt, ‘Ze hebben een goede operatie uitgevoerd vanochtend.’ wordt verwezen naar een specifieke
operatie, maar als je zegt ‘een operatie is een moeilijk iets’ wordt er niet naar iets specifieks verwezen.

Constante verwijzing; dingen als de Eiffeltoren, stille oceaan etc. Er wordt altijd naar het zelfde ding
verwezen met die woorden.
Variabele verwijzing; dingen als ‘zij, ik. Jij, hij etc.’ Je hebt hierbij context nodig. Deze woorden
noem je deixis.
Extension; de zet van dingen die mogelijk de verwijzing kunnen zijn. Dus als je zegt ‘ik stond net op
een kikker’ kunnen dat alle kikkers zijn.
Denotation; relatie tussen een uiting en zijn extension.

Description theory; een naam wordt opgevat als een aanduiding voor kennis over de referent. Je moet
de naam associëren met de juiste beschrijving.  sociale kennis nodig
Causal theory; namen zijn sociaal geërfd of geleend. Iemand heeft ooit een naam gekregen is die
weer doorgegeven is aan andere en zo door. Ook bijv. als een naam door een bekend persoon populair
wordt.  De gebruikers van een naam vormen een soort ketting terug naar een oorspronkelijke
naamgeving of aarding.  identificerende kennis nodig.

Indefiniet; met ‘een’ als lidwoord. Onbepaald. ‘een vrouw’
Definiet; met de of het als lidwoord. ‘de vrouw’

Distributively; kijkend naar individueel count noun
Collectively; kijkend naar het totaal. mass noun
 sommige count nouns kunnen soms ook mass nouns zijn zoals banaan. De banaan en ‘er zit banaan
in’. Of sommige zijn sowieso beide. ‘er is veel licht in de kamer’ of ‘er staan 3 lichten aan in de
kamer’
Quantifiers; een klasse van woorden die in het Engels bijv. ‘each, all, every, some, none, no’
omvatten.

Problemen bij ‘refering’;
- niet alle dingen bestaan in de echte wereld zoals eenhoorns, maar naar deze kan je wel verwijzen.
- mensen hebben niet altijd door dat verschillende verwijzingen dezelfde persoon/hetzelfde ding
kunnen aanduiden (bijv. de president van Amerika en de leider van het Amerikaanse leger.
 dit betekent dat betekenis en referentie (meaning & reference) niet hetzelfde zijn, of dat betekenis
meer is dan referentie.
Sense; wordt als ‘tussendimensie’ gebruikt. Je kan mensen op verschillende manieren (sense)
omschrijven, maar ze hebben allemaal dezelfde referentie.
- het is omdat we de uitdrukking begrijpen we snappen waar deze naar verwijst.

Mentale representatie; een zelfstandig naamwoord krijgt zijn aanduiding vermogen omdat het wordt
geassocieerd met iets in de geest van de spreker/hoorder.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller erpit. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.58. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$7.58
  • (0)
  Add to cart