In dit document is alle verplichte literatuur samengevat voor het vak Behandeling. De literatuur is dit collegejaar aangepast ten opzichte van vorig jaar. Samenvattingen van eerdere leerjaren zijn dus niet geheel bruikbaar.
In dit document staan ook de interventies uit het blok beschreven en ook ...
Literatuur blok 4.2C Behandeling
Literatuur week 1 (deel 1): Effectiviteit
- Van Yperen, T., Veerman, J. W., & Bijl, B. (2017) Naar meer effect: Resultaatgerichte ontwikkeling
van interventies. (pagina 17-52)
- NJI. (2020) soorten effectonderzoek
- NVO. (2021) Beroepscode raadplegen bij vermoeden van niet-ethisch handelen van professionals
- Van Yperen, T., Veerman, J. W., & Bijl, B. (2017). Wat werkt voor wie? De kracht van N=1 onderzoek
(pagina 331-356)
Van Yperen, T., Veerman, J. W., & Bijl, B. (2017) Naar meer effect: Resultaatgerichte ontwikkeling van
interventies. (Pagina 17-52)
Hoofdstuk 1: Naar meer effect: resultaatgerichte ontwikkeling van interventies
1.1 Inleiding
De belangrijkste overtuiging over behandeling is dat deze ‘evidence-based’ moet zijnwel nog discussie over hoe je
dit aantoont en wat het precies is.
- Vanuit wetenschappelijk perspectief is een interventie bewezen effectief als het effect door onderzoek is
aangetoond, waarbij aannemelijk is gemaakt dat er geen andere factoren in het spel zijn die het effect ook
hadden kunnen veroorzaken.
-
Wat is een interventie?
Het NJi definieert een interventie als een aanpak:
- Voor de bevordering van de ontwikkeling of de opvoeding, of voor de vermindering, de compensatie of het
draaglijk maken van een risico of een probleem in de ontwikkeling of opvoeding van een jeugdige tot 23 jaar.
- Bestemd voor een doelgroep waarvan de ontwikkeling of opvoeding is te bevorderen of die met een of
meerdere van deze risico’s of problemen hebben te maken.
- Gericht op de jeugdige zelf, zijn opvoeders en/of zijn opvoedingsomgeving; die geleid wordt door een
theoretisch en praktisch weldoordacht en doelgericht geheel van veronderstellingen en overtuigingen.
- Die gespecificeerd is in termen van een doelgerichte en systematische handelwijze (methodiek) met een
voorgeschreven fasering, toe te passen technieken, te gebruiken materialen, met een nader omschreven
tijdsduur en frequentie.
Een interventie kan beperkt zijn sociale vaardigheidstraining, of juist ruim residentiële leefgroep.
Een interventie noemen we effectief als deze aan het doel van de inzet beantwoordt.
Een interventie noemen we evidence-based als het beeld over de werkzaamheid is gebaseerd op kennis over wat
werkt. De kennis bestaat uit een mix van bronnen. De bekendste:
1. Bewijs uit een wetenschappelijk onderzoek (research-based kennis)
2. Ervaringskennis van praktijkwerkers (expert-based of practice based)
3. Zogeheten client-based kenniswat werkt wordt mede bepaald door voorkeuren en ervaringen van
cliënten
4. (Extra voor jeugdhulp) Kennis over ethische overwegingen en waarden in het opgroeien en opvoeden van
jeugdigen (value-based)
Kosteneffectiviteit: de mate waarin de interventie en de daarmee gemoeide kosten in een acceptabele verhouding
staan tot de mate van doelbereik. Wat verantwoord is, wordt daarbij niet alleen bepaald door wetenschappelijke
criteria (ook ethisch en politiek).
Het veld van de jeugdhulp is erg breed: van gemeentelijk jeugdbeleid, de
jeugdgezondheidszorg tot passend onderwijs etc.
- Praktijkwerker: mensen die het uitvoerende werk (primaire proces) van
de preventie en jeugdhulp verzorgen
- Instellingsfunctionarissen: teamleiders, afdelingsmanagers en bestuurders
van instellingen
- Beleidsfunctionarissen: personen die in het lokale, bovenregionale en
landelijke bestuur werken
, - Cliënten spelen hierin een groot belang: voor iedere partij belangrijk
1.2 Wat weten we uit effectonderzoek?
Er zijn verschillende databanken met interventies
- Databank Effectieve Jeugdinterventies (www.nji.nl/jeugdinterventies)
- Databank voor justitiële interventies (www.justitieleinterventies.nl)
- Databank Effectieve Sociale Interventies
Experimenteel onderzoek geldt in deze databanken als aanpak om het bewijs voor effectiviteit aan te dragen.
Preventie lijkt over het algemeen te werkenelke geïnvesteerde euro bespaart 13 euro aan kosten.
Kanttekeningen
1. Internationaal is er veel onderzoek, maar Nederlandse studies zijn schaars (effectiviteit is afhankelijk van de
samenleving/armoede/onderwijs etc.)
2. Het onderzoek dat in NL is uitgevoerd voldoet vaak niet aan de onderzoeksopzet die hiervoor is beschreven
3. De kosten van een paar NL-preventieprogramma’s (vb. vaccinaties) zijn helder, maar voor andere activiteiten
geldt dit niet.
Jeugdhulpinterventies zijn veel onderzochtmeestal met een effect size tussen de 0,50 en 0,80 (middelgroot effect).
In NL levert de implementatie een verbetering van de effectiviteit van de gebruikelijke zorgeffect size van 0,30
(kleine verbetering)met de implementatie van evidence-based interventies is dit getal te verhogen.
Kanttekeningen
1. De effectiviteit is vaak onderzocht bij enkelvoudige problemenin de praktijk echter vaak meervoudige
problemenmeer onderzoek naar multiprobleemgezinnen
2. Het aantal in de praktijk uitgevoerde interventies dat effectief is, is veel kleiner dan het aantal interventies
dat niet bewezen effectief ismen is weinig geneigd handelswijzen in de eigen praktijk te gaan volgen
3. De implementatie van evidence-based interventies leidt tot effectievere zorg, maar de winst is niet echt
grootbij ernstigere interventies meer effect.
4. Veel in de praktijk gebruikte interventies zijn nog onvoldoende geëxpliciteerd en uitontwikkeld om
experimenteel onderzoek te verrichten.
1.3 Naar Resultaatgerichte Ontwikkeling van interventies (RGOi)
Interventies moeten bijdragen aan een gezond,
veilig en kansrijk opgroeien van jeugdigen: Figuur
1.2
Elementen uit de figuur toegelicht:
1. Gemeente formuleert ambities op basis
van ‘de staat van de jeugd’. Hiermee
wordt richting gegeven aan het
jeugdbeleid van de gemeente.
2. De ambities worden vertaald in concrete
doelen.
3. Hoe spelen de jeugdvoorzieningen een
rol om de ambities waar te maken.
4. Je stelt eisen aan de jeugdvoorzieningen
om de ambities te vervullen
5. Het monitoren en onderzoeken van de
uitkomsten van de diensten.
6. Verbeteracties voor het blijven ontwikkelen van effectief aanbod
De ontbrekende kennis voor effectieve interventies is voortdurend in ontwikkeling en zal nooit ‘af’ zijn. Er zijn twee
wegen over de kenniskloof op te vullen:
1. Het top-down en breed in de praktijk implementeren van evidence-based interventies, om de werkzaamheid
van de toepassing te toetsen.
2. Het bottom-up ontwikkelen van interventies die de praktijk vandaag gebruiktaansluiten van de situatie op
dit moment.
De wetenschappelijke literatuur beveelt meestal de eerste weg aan bijdragen aan het ontwikkelen van evidence-
based practice dit kan echter lang duren, aangezien de interventies nog niet zo ver zijn dat ze goed onderzocht
kunnen worden (wat moet je dan in de tussentijd doen?)
,De tweede weg kan opvulling geven aan de tussentijd ontwikkelen van practice-based evidence. De bewijzen
kunnen zich opstapelen tot harde bewijzen.
De twee benaderingen kunnen elkaar versterken
De interventies zijn een gezamenlijk zoekproces van praktijkwerkers, instellingsfunctionarissen ondersteund door
onderzoekers met actieve betrokkenheid van cliënten. De werkwijze van de praktijk worden geëxpliciteerd en
theoretisch onderbouwd en via uitkomstenminitoring en gerichter effectonderzoek empirisch ondersteund. Bij
resultaatgerichte ontwikkeling van interventies onderscheiden we vier leidende principes:
1. Aansluiting
Het ontwikkelingsniveau bepaalt voor een belangrijk deel de te ondernemen activiteiten in het zoekproces.
In welke mate is de interventie te omschrijven, onderbouwen en op resultaat te onderzoeken. De RGOi moet
aansluiten bij de context van waaruit de interventie aangeboden wordt.
2. Inbedding
Niet alleen de onderzoeker, maar ook de gehele professionele praktijk is eigenaar van de effectvraag. Alle
actoren hebben belang bij het expliciteren van werkwijzen. De cliënt en praktijkwerker zijn net zoveel
eigenaar als de onderzoeker.
3. Benutting
De resultaatbepaling van interventies moet benut wordenop uitvoeringsniveau, individuele diagnostiek, in
de praktijk brengen van een preventieprogramma etc. Door de resultaten in gesprek gaan met de
deelnemers:
1. Zijn de resultaten te plaatsen? (Herkennen)
2. Kunnen we ze verklaren? (Begrijpen)
3. Zijn de resultaten goed genoeg? (Waarderen)
4. Welke verbeteracties zijn er nodig? (Verbeteren)
4. Samenwerking
Ieder niveau kan zijn eigen aansluiting, inbedding en benutting verzorgenvoor RGOi geldt dat het gaat om
een gezamenlijk zoekproces waarin de niveaus elkaar versterken door samen te werken. Goede werkgevers
moeten hun werknemers voorzien van goede gereedschappen. Iedereen werkt samen om alles zo goed
mogelijk op orde te krijgen.
1.4 Praktijkgestuurd onderzoek
ondersteunt RGOi: de effectladder als
methodisch kader
Idealiter ondersteunt de wetenschap de
ontwikkeling van interventies met onderzoek
dat dezelfde principes kent als RGOi:
onderzoek sluit aan bij ontwikkeling van
interventie, ingebed in het primaire proces
van de organisatie, wordt benut voor
verbetering van de interventie.
Dit soort onderzoek heeft een
praktijkgestuurd karakter. Onderzoekers
sluiten op RGOi aan door met uiteenlopende
onderzoeksmethoden bij te dragen aan het
expliciteren van de werkwijzen en het
vermeerderen van de kennis over de
effectiviteit van de preventie en de
jeugdhulpsommige vormen van onderzoek
bieden door bewijskracht meer zekerheid
over de causale relatie tussen de interventie
en de uitkomsten dan andere
onderzoeksvormen. Onderzoek kent zo
verschillende niveaus van bewijskracht, die
elk een bepaalde betekenisgeving aan het
concept ‘effect’ impliceren. Hiernaast is de
effectladder te zien. Het startpunt (niveau 0)
geeft aan dat we nog maar weinig weten van
, de interventieintuiton-based: praktijkwerkers vinden dat de interventie zou kunnen werken, maar de aard en
argumentatie van de interventie zijn niet expliciet gemaakt hierachter komen met onderzoekde effectladder
geeft aan hoe die ontwikkeling eruit kan zien en welke onderzoeksmethoden en opzetten daarbij passen.
De effectladder biedt een algemeen methodisch kader voor praktijkgestuurd effectonderzoekwelke aanpak hoort
bij welke fase van de interventie. Het gaat om het verzamelen van gegevens die de effectiviteit in beeld brengen:
practice-based evidence. Ook kijken naar wat dit betekent voor de verbetering van de praktijk en om te kijken of het
zinvol is naar het volgende ontwikkelingsniveau te gaan.
Op elke volgend niveau meer inzicht in causale relatie tussen interventie en uitkomstenvan ‘geen kennis’ naar
‘sterk empirisch onderbouwde kennis’van practce-based evidence naar evidence-based practice.
Let op: de effectladder is niet hiërarchisch: het koppelt de juiste onderzoeksmethode aan de ontwikkelingsfase.
De effectladder: een bijsluiter
Vijf misverstanden bij de effectladder:
- Geen hiërarchisch model, maar een ontwikkelingsmodel.
Het ene niveau is niet beter/belangrijker dan het andereelk niveau heeft intrinsieke waarde en draagt bij
aan de groei van kennis rondom de effectiviteit van de interventie.
- Niet het design, maar de uitvoering ervan bepaalt de bewijskracht.
Hoe het onderzoek is uitgevoerd is belangrijker dan of het is uitgevoerd. Als de controlegroep bijvoorbeeld
niet klopt, heeft het onderzoek weinig waarde.
- Eens beschreven is niet altijd zo bedreven.
Het gaat om een stapeling van activiteiten: niet alleen aan het begin beschrijvend onderzoek doenook
tijdens effectstudie moet bekeken worden hoe het programma in de praktijk wordt bedreven. Het gaat niet
om het successievelijk doorlopen van de niveaus van de ladder, maar om het steeds verder uitbouwen van
effectonderzoek.
- De ladder wordt niet altijd sport voor sport beklommen
Soms gaat men terug naar beneden op de ladder en bouwt men voort aan een nog betere versieniveau ¾
is genoeg voor empirische onderbouwingnu kijken waar aanpassingen gedaan kunnen worden om
interventie effectiever te makengeen lineair karakter in de lijn.
- Onderzoek in eerdere ontwikkelingsfasen kan ook later van dienst blijven.
Onderzoek dat eerder in de ladder is gedaan, blijft ook in de verdere niveaus van belangnodig om
resultaten te begrijpen.
Je begint dus bijvoorbeeld met een beschrijving van de interventietheorievorming. Naarmate men hoger op de
ladder komtkijken naar of de effecten komen door de betreffende interventie.
Als je deze effectladder vergelijkt met anderen:
- Jacobs (1988, 2003): Five Tiered Approach voor evaluatieonderzoek onderscheidt vijf niveaus’goed
genoeg’ onderzoek.
- Wandermans (2000): Getting to Outcomes-benadering voor programma-evaluatie gericht op verbetering en
verantwoordingniveaus zijn te herkennen in de zes planningsvragen en vier evaluatievragen.
- Kazdin (1997): een model voor ontwikkeling van effectieve interventies voor jeugdigen waarin aandacht
wordt gevraagd voor de specificatie en onderbouwing van een interventie en de werkzame mechanismen,
- Bijl (1996): ‘solide’ interventies hebben een beter perspectief op doelbereiking dan minder goed
doortimmerde aanpakken. Een ‘solide’ interventie is gedegen ontwikkeld en onderbouwdgoed
geëxpliciteerd en onderzocht.
In de meeste buitenlandse databanken is pas effectiviteit wanneer er onderzoek met een vergelijksgroep isdit is
de bovenste ladder. Dit is volgens de schrijvers onwenselijk. De sprong naar het hoogste niveau is te groot om te
maken in 1x. kleine stapjes steeds meer bewijskracht. Het volgende niveau is alleen interessant als dat voor de
verbetering van het resultaat van de interventie bruikbare kennis oplevert.
Ontwikkelingsniveau 1: Descriptieve aanwijzingen-voorwaardelijk niveau
Vooral een beschrijving van inhoud van de interventie:
- Het doel: welke uitkomsten streeft men na?
- De doelgroep: voor wie is de interventie bedoeld?
- De aanpak: welke strategieën toepassen/relevante kenmerken (duur, frequentie, intensiteit)
- De context: wat is er aan materiële, financiële en organisatorische ondersteuning nodigwelke eisen voor
supervisie?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentdiesamenvattingenmaakt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.45. You're not tied to anything after your purchase.