Lesweek 1, werkgroep 1
Studenten kennen de normale groei en motorische ontwikkeling
van baby’s zoals behandeld in het college.
De motorische ontwikkeling verloopt volgens een vast patroon met drie
wetmatigheden:
- Van hoofd naar stuit: de zuigeling ontwikkelt eerst een goede
hoofdbalans, daarna volgt het oprichten van de romp en later het zitten
en staan.
- Van binnen naar buiten: bewegingen van de armen komen aanvankelijk
vanuit het schoudergewricht, daarna vanuit de elleboog, pols hand en
vingergewrichten.
- Van grof motorisch naar fijn motorisch: een baby grijpt eerst met zijn
hele hand. Pas later beheerst hij de pincetgreep en kan hij tussen duim
en wijsvinger kruimels van de tafel rapen.
Afbeelding op pagina 128 van boek!!!!
Samenvatting filmpje:
Eerste houdingspatroon van een baby: extremiteiten van kind liggen dicht
bij het lichaam. Kind moet namelijk de kracht hebben om zijn/haar hoofd naar
de zijkant weg te draaien. Hierdoor worden de ademhalingswegen vrij
gemaakt. Dit wordt protective sightturning genoemd, beschermende reflex. Als
kind dit uit zichzelf niet kan -> verdacht signaal.
Voordat een baby geboren is beschikt het kind over primitieve reflexen. Deze
lopen op vanaf week 28 tot de geboorte. Na geboorte komen deze primitieve
reflexen minder voor. Dit wordt namelijk geremd door het centrale
zenuwstelsel, er komt dan een stijging in vrijwillige bewegingen en in de
houdingscontrole.
Pathologie bij baby’s = als baby’s een bepaalde leeftijd bereikt maar toch nog
een motoriek laat zien van een jonger kind, bijvoorbeeld nog primitieve
reacties zien die eigenlijk geremd hadden moeten worden. Dit is een negatief
teken. Bij schade aan het hogere brein (cortex), bijvoorbeeld bij kinderen met
spasmes -> primitieve reflexpatronen zichtbaar. Deze moeten dan in vroeg
stadium herkend worden. Als ze namelijk onvoldoende geremd worden, kunnen
ze de onwikkeling verstoren.
Het ontwikkelingspatroon van een kind loopt Cranio- caudaal: dit betekend van
hoofd tot de voeten. Eerst krijgt het kind controle over hoofd en nek, dan romp,
dan bekken en als laatste controle over voeten. Bij slappe kinderen kan dit een
probleem vormen, waardoor er minder controle is over de lichaamsdelen.
Houdingsreflexen
Deze reflexen helpen je gehele leven bij de controle van je motoriek,
bijvoorbeeld steunreacties, evenwichtsreacties, beschermingsreacties, opricht
reacties etc. Het duurt tot wel een half jaar voordat deze tot ontwikkeling zijn
gekomen. De armen en benen komen hierbij verder van de romp af, waardoor
er meer strekking van de houding mogelijk is en er meer bewegingspatronen
kunnen plaatsvinden. De baby krijgt daarnaast steeds meer steun functies,
waardoor het zichzelf kan oprichten
Bij ongeveer 6 maanden kan het kind zich omrollen van rug naar buik en van
buik naar rug. Ook evenwichtsreacties gaan zich ontwikkelend. Het steunvlak
wordt namelijk steeds kleiner. Evenwicht zorgt er dan voor dat de houding
gecontroleerd kan worden.
Wanneer het kind nog ouder wordt, steeds meer strekking ook in
bewegingspatronen. Daarnaast krijgt het kind een steeds meer gekantelde
romp. Het lichaamszwaartepunt wordt zijwaarts verschoven, steunvlak wordt
dus nog kleiner. Deze ontwikkeling kan alleen als tegelijkertijd de
evenwichtsreacties hun intreden gedaan hebben. Dit moet dus gestimuleerd
worden.
- dus houdingsreacties zijn rest van ons leven voor handen
- zijn essentieel in ons motorisch repertoire
- ondersteunend voor willekeurige motoriek en daar ondergeschikt aan
- worden geïntegreerd in vaardigheden (bijvoorbeeld lopen).
Wat betekent een positieve respons en hoe te interpreteren?
Bij een kind is een primitieve respons goed, als het ouder wordt moet deze wel
geremd worden door het hogere brein. Bij schade aan hersenen kan het
voorkomen dat de remming niet optreed. Hierdoor blijven primitieve reflexen
te zien. In dit geval is de respons dus positief, maar interpretatie negatief.
Wanneer kind na eerste jaar nog weinig houdingsreflecties heeft ontwikkeld is
dit normaal, dit ontwikkeld zich pas in de loop van het eerste jaar. Als deze
,echter negatief blijven in eerste jaar, dan is dit mogelijk wel een slecht teken.
Bijvoorbeeld als een kind zich dan in buikligging niet of nauwelijks op kan
richten.
Factoren van invloed op motorische ontwikkeling
- inter individuele variabiliteit (tussen kinderen) -> in tempo en of
volgorde
- intra individuele variabiliteit
- achteruitgang in motorische ontwikkeling.
Willekeurige motoriek:
Grijpen -> eerst pinkzijde naar duimzijde, daarna handpalm naar vingers en
van onderarm binnen gedraaid naar de onderarm die naar buiten gedraaid is.
Zo kan een baby naar iets grijpen.
Omrollen: begint met rotatie in buikligpositie. Dit begint met rotatie en
variaties.
Naarmate ontwikkeling verder volgt, gaat de baby zich verder oprichten +
armen meer gestrekt houden + hoofd verticaal + armen meer ondersteunen.
Vervolgens worden willekeurige bewegingen nog complexer, baby gaat naar
kruippositie bijvoorbeeld. Als kind dan gaat grijpen, moet het kind zijn of haar
evenwicht bewaren. Ontwikkelingen van zitten, loopt van links naar recht en
van boven naar onder. Hierbij is nog meer evenwicht nodig om romp recht te
houden. Vervolgens eerst staan zonder rotatie, daarna met rotatie. Eerst 1
hand vast, daarna los. Daarna los staan en los lopen.
Studenten kennen de normale groei van baby’s, zodanig dat ze
groeicurves kunnen interpreteren aan de hand van een
normering (o.a. SDS en TH)
Opstellen en lezen van groeidiagrammen: Microsoft Word - BIJLAGE 1 Meten lengte en gewicht.docx
(ncj.nl)
SDS =
, TH =
Studenten herkennen de kenmerken van goede communicatie op
het consultatiebureau en patiëntenvoorlichting.
Patiëntgerichte, doeltreffende patiëntenvoorlichting zou moeten voldoen aan een
aantal voorwaarden (Green en Kreuter 2005):
tailoring: de voorlichting moet ‘op maat gesneden’ zijn, afgestemd zijn op
de behoeften (gedragsdeterminanten, intentie en gedrag) van de
individuele patiënt;
individualisering: er moet sprake zijn van persoonlijke patiënt coaching in
een direct contact tussen professional en patiënt;
feedback en beloning: de patiënt krijgt van de professional feedback over
de mate waarin de doelen van zelfmanagement zijn behaald en hij wordt
beloond als het gewenste (deel)effect is bereikt;
facilitatie: de patiënt moet in staat wordt gesteld om zich de leefstijl- en
gedragsverandering eigen te maken;
participatie: als de patiënt een duidelijk aandeel wordt geboden in de
voorlichting en hij uitgenodigd wordt om te participeren, vergroot dit de
waarschijnlijkheid dat de doelen die de professional samen met de patiënt
heeft vastgesteld behaald zullen worden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alieke1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.