Uitgebreide samenvatting voor het blok PKO1 voor de studie Geneeskunde aan de RU. Tevens te gebruiken als samenvatting voor de onderdelen consultvoering/anamnese, lichamelijk onderzoek en klinisch redeneren voor de studie geneeskunde. De samenvatting omvat alle onderdelen van het blok (klinisch re...
Relatie en communicatie tussen arts en patiënt
De belangrijkste omgangsregels voor de arts-patiënten relatie zijn:
Arts Patiënt
Luisteren naar patiënt Stel vragen als je iets niet begrijpt
Leg helder uit Geef alle relevante informatie
Wees open en eerlijk Volg instructies nauwgezet op
Behandel informatie vertrouwelijk Wees eerlijk
Respecteer de wensen Zorg dat je lichaam schoon is
Kijk patiënt aan Verspil niet de tijd van de arts
Geef emotionele steun Heb vertrouwen in de arts
Ga geen seksuele relatie aan Respecteer privacy van arts
Zie er verzorg uit Presenteer een probleem tegelijk
De arts-patiënten relatie is een functionele relatie die wordt getypeerd door
wereldwijde morele beginselen:
- Niet schaden’
- Respect autonomie;
- Inzet voor het welzijn van de patiënt;
- Respect voor privacy.
In de arts-patiënten relatie keren steeds de volgende zaken terug:
- Wie bepaalt de agenda en doelen van het consult;
- Plaats van waarden en normen van de patiënt;
- Functionele artsenrol die naar gelang van de situatie van de patiënt
opgevat kan worden als meer actief of passief.
Je hebt een 5-tal arts-patiënten relatie types:
1.) Paternalisme (biochemische focus, arts bepaalt vooral);
2.) Uitgebreide biochemische focus (veel vragen door arts zowel biochemisch
als psychosociaal);
3.) Biopsychosociale focus (balans tussen deze twee);
4.) Psychosociale focus (bij arts balans, bij patiënt meer psychosociaal);
5.) Cosummatisme (arts geeft veel info en beantwoord alle vragen van
patiënt, nauwelijks psychosociale thema’s ).
Attitude= bij elkaar passend geheel aan opvattingen, gevoelens, geneigdheid tot
handelen over iets of iemand. Met attitude van arts bedoelen we
beroepshouding, daarbij hoort ook de samenwerking. De beroepsattitude wordt
gekenmerkt door respect, betrokkenheid, inlevingsvermogen,
verantwoordelijkheid, competentie en inzicht in eigen kennen en kunnen.
Professioneel gedrag= observeerbaar gedrag waarin de normen en waarden van
de beroepsgroep zichtbaar zijn. Hierbij heb je dimensie omgaan met taken,
omgaan met anderen en omgaan met zichzelf.
Paradigma’s en begrippen uit communicatieleer:
o Al het gedrag in een sociale situatie is communicatief;
, o Je hebt een verbaal kanaal en een non-verbaal kanaal;
o Inhoudsniveau heeft betrekking op woordelijke en concrete inhoud van een
boodschap. Als men elkaar inhoud niet snapt kunnen er misverstanden
ontstaan;
o Relatieniveau zegt iets over de aard van de betrekkingen tussen personen
en geeft direct aan hoe de een zichzelf ziet in de relatie tot een ander;
o Als non-verbaal in tegenspraak is met wat iemand zegt heb je een paradox
op inhouds- en relatieniveau;
o Metacommunicatie is communicatie over de communicatie.
Wederzijdse beïnvloeding is het gedrag van de ene participant in een sociale
relatie gedeeltelijk de oorzaak en gedeeltelijk het gevolg van het gedrag van de
andere participant.
Ook zijn er grote individuelen verschillen in wat men waarneemt, bijv. psychische
gesteldheid heeft er invloed op.
Communicatieve vaardigheden
Observeren is een van de basis receptieve vaardigheden. Men doet dit d.m.v.
waarnemingen. Zo’n interpretatie brengt wel risico’s met zich mee, dit komt door
patroonherkenning. Arts moet persoonlijke interpretaties kritisch wegen.
De signalen die de arts van een patiënt opvangt kunnen meerdere betekenissen
hebben. Sommige signalen kunnen zo domineren dat de andere niet meer
opgemerkt worden. ook zijn er signalen met meer dan een mogelijke betekenis.
De signalen die de arts ontvangt kunnen met elkaar op gespannen voet staan en
vragen oproepen die te eniger tijd beantwoord moeten worden. er is
incongruente tussen enerzijds de verbale en anderzijds de para en non-verbale
signalen.
Ook kan er in de loop van het gesprek de opstelling van de patiënt veranderen en
er is ook wederkerigheid bij de patiënt.
Het gedrag van de patiënt roept bij onszelf ook cognitieve, lichamelijke en
emotionele reacties op.
Reactieve vaardigheden zijn die vaardigheden waarmee de arts reageert op de
verbale en non-verbale signalen van de patiënt. Hierbij heb je basisvaardigheden:
-Volgen arts exploiteert referentiekader van patiënt, dus vooral luisteren en
erachter komen wat er speelt;
Open vragen;
Explorerend doorvragen antwoord op open vraag vaker uitwerken;
Bekrachtigingen laten zien dat je oplet, zowel verbaal als non-verbaal;
Samenvatten;
Gevoelsreflectie reactie waarbij arts het emotionele aspect van een
mededeling van patiënt naar voren haalt en dat als een spiegel aan de
patiënt voorhoudt.
-Sturen en toetsen: arts bepaald dmv info en bevindingen welke kant het gesprek
op gaat en toetst zijn hypothese door dingen te vragen. Toestende vragen zijn
meestal gesloten vragen.
Specifieke vaardigheden:
Concretiseren door middel van het stellen van concrete vragen;
Expliciteren vaak worden dingen impliciet gezegd, dit uitvragen.
, Thematiseren van de relatie arts stelt aan de orde de indruk te ebben dat
het gesprek weinig productief verloopt en wat daaraan veranderd kan
worden.
Praktische zaken:
Introductie van het consult inleiden. Nooit openen met het opnemen van
personalia.
Aanspreekvorm ligt aan de situatie;
Stiltes productief om dit in een vast ritme te doen.
Vraagverheldering
Biopsycosociaal model
Illnes= onwelbevinden waarom mensen daar de arts gaan. Deze gaat op zijn
beurt na of de klacht te relateren is aan een ziekte of lichamelijke afwijkingen
(disease).
De arts die het biopsychosicaal model gebruikt wil achterhalen hoe de klacht
waarmee de patiënt zich meldt er vanuit het perspectief van de patiënt uit ziet.
Er worden in dit model drie dimensies onderscheiden:
1.) Somatische of biologische dimensie bevat klachtgegevens van de patiënt,
als aard, lokalisatie.
2.) Psychologische dimensie deze is onder te verdelen in cognities, emoties,
gedrag. Ziektecognities zijn verklaringen, verwachtingen en ideeën die een
patiënt heeft over de klacht. Verklaringen over mogelijke oorzaken en
factoren die klachten doen toenemen worden attributies genoemd.
Verwachtingen verschillen erg per patiënt, handig om hier naar te vragen.
Ook verschilt het per patiënt over ideeën over de invloed van de patiënt
zelf op de klacht.
Klachten kunnen ook emotie gebonden zijn. Onder het gedrag rekent men
alles wat de patiënt uit eigen beweging of op advies van anderen doen als
reactie op de klacht, hierbij kan je o.a. denken aan vermijdingsgedrag.
3.) Sociale dimensie hoe de omgeving op de klacht reageert, steun etc.
Afkorting met SCEGS (somatisch-cognitief, emotioneel, gedragsmatig, sociaal)
kan hierbij handig zijn. Biopsycosociaal wordt ook wel SCEGS genoemd. Zie
pagina 75!
De anamnese
Deze bestaat uit verschillende onderdelen:
Vraagverheldering Vraag beantwoorden waarom deze patiënt op dit
moment met deze klacht bij mij komt. Hierbij moet het perspectief van de
patiënt ook aandacht krijgen (SCEGS). Het referentiekader van de patiënt
staat hierin centraal.
Speciële anamnese vragen wat de actuele hoofdklacht of het
belangrijkste symptoom is. Daarna wordt deze hoofdklacht verder
uitgewerkt (wanneer ontstaan, hoe lang duurt het, bijkomende klachten,
iets tegen de pijn gedaan etc.). hierbij ook integratie van de SCEGS. Het
referentiekader van de arts staat hierin centraal.
Meestal lopen de vraagverheldering en speciële anamnese in het consult in
elkaar over/ door elkaar.
Tractus anamnese alles nagaan: algemeen, circulatorius, respiratorius,
digestivus, urologicus, genitalius, CZS, locomotorius, intoxicaties, allergie,
, vroegere ziekten, familie anamnese en aanvulling dmv psychologische
gegevens. Dit om een beeld van de algemene gezondheid te krijgen.
Karakteristieke anamnestische patronen
Diverticulitis coli
Een ontsteking van een of meer divertikels veroorzaakt ook vaak een ontsteking
van het omgevende weefsel: een peridiverticulitis. Meestal betreft het links
gelokaliseerde divertikels, vooral in het sigmoïd. Dit veroorzaakt dan minder of
meer hevige pijn in de linkeronderbuik. Wanneer de ontsteking een vernauwing
van het lumen tot gevolg heeft, kunnen ook buikkrampen ontstaan met braken.
De ontsteking gaat meestal gepaard met koorts, een leukocytose met
linksverschuiving en een verhoogd CRP. Er is duidelijke drukpijn, vooral in de
linkerbuikhelft.
Pancreascarcinoom
De belangrijkste symptomen zijn gewichtsverlies, pijn (meer bij corpustumoren)
en icterus (vooral bij kopcarcinomen). De pijn is meestal gelokaliseerd in
epigastrio of links in de bovenbuik, straalt vaak uit naar de rug en vermindert
soms in voorovergebogen houding. De icterus gaat vaak gepaard met jeuk.
Anorexie, misselijkheid, lusteloosheid, een opgeblazen gevoel in de buik en
diarree komen ook nogal eens voor. Een duodenumobstructie is doorgaans een
later verschijnsel en komt bij 10 tot 20% van de patiënten voor.
Erysipelas
Wondroos is een acute ontsteking van de diepe lagen van de huid (dermis) en het
onderhuidse weefsel (subcutis). Het wordt gekenmerkt door een scherp
begrensde vuurrode en gezwollen huid, pijn, hoge koorts met koude rillingen,
vermoeidheid, duizeligheid, flauwte, hoofdpijn en soms braken.
Voorkeursplaatsen zijn de onderbenen en het gelaat (rond het oor).
EBV-infectie
De volgende symptomen komen bijna altijd voor: gezwollen lymfeklieren,
keelontsteking en vermoeidheid. Volgende symptomen kunnen gepaard gaan
met de ziekte, maar dit is niet altijd het geval: gezwollen milt, vergrote lever,
hoofdpijn, misselijkheid, huiduitslag, geelzucht, koorts, oedeem, vaak rond de
ogen, hoest, drukkende pijn in borst en verlies van eetlust.
Polymyalgia reumatica
Essentiële kenmerken van polymyalgia rheumatica zijn pijn en stijfheid van het
ontstekingstype in de schouder- en/of de bekkengordel bij een oudere patiënt
met een verhoogde BSE. De patiënten hebben vaak ook andere uitingen van
algemeen ziekzijn en klagen over ochtendstijfheid of nachtelijke pijn. Bij
lichamelijk onderzoek valt de discrepantie tussen de matig actieve en de goede
passieve beweeglijkheid van de gewrichten op. Bekend is dat bij 20% van de
patiënten die zich presenteren met polymyalgia rheumatica reuscelarteriitis in
het ziektebeloop optreedt. Gezien de verschillen in behandeling en prognose
wordt bij patiënten met polymyalgia rheumatica met tevens symptomen van
arteriitis temporalis een arteria-temporalisbiopsie uitgevoerd.
Jicht
Er lijkt een toename van jicht te zijn, vooral bij vrouwen, geassocieerd met hart-
en nierfalen en met diureticagebruik. Een jichtaanval wordt gekenmerkt door het
acute ontstaan van pijn, zwelling, roodheid en warmte van meestal één gewricht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LWenting. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.27. You're not tied to anything after your purchase.