100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Volledige begrippenlijst 4.2C Behandeling master Orthopedagogiek - alle 125 termen met uitwerking $3.77
Add to cart

Summary

Samenvatting Volledige begrippenlijst 4.2C Behandeling master Orthopedagogiek - alle 125 termen met uitwerking

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

In dit document vind je de volledige begrippenlijst met alle 125 termen van het blok 4.2C Behandeling van de master Orthopedagogiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Alle termen staan netjes en overzichtelijk in een tabel.

Preview 2 out of 6  pages

  • November 8, 2022
  • 6
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Begrippenlijst



1. Acclimatisatie Aanpassen aan de omgeving.
Acceptance and Helpt de cliënt een meer accepterende houding aan te nemen ten opzichte van ongewenste
Commitment ervaringen, terugkerende zinloze gedachten, vervelende emoties of lichamelijke sensaties om zich dan
Therapie vervolgens te richten op zaken die echt belangrijk zijn voor hem/haar, zaken die meer in
overeenstemming zijn met diens eigenlijke levensdoelen en waarden
2. Acute dystonie Bijwerking van anti psychotische medicatie, waarbij abnormale houdingen of spasmen van spieren in
het hoofd, hals, ledematen of romp ontstaan
3. Adaptief gedrag Mate waarin iemand kan voldoen aan de eisen die aan hem worden gesteld. Gedragsverandering n.a.v.
de regels en eisen die gelden.
4. ADHD Stoornis waarbij het kind snel afgeleid of druk is. Wordt gekenmerkt door hyperactiviteit
(beweeglijkheid, niet goed kunnen concentreren, aan één stuk doorpraten, friemelen) en impulsiviteit
(moeite met het onderdrukken van gedachten, moeite met nadenken voor te handelen) en problemen
met het behouden van de aandacht, zoals bij taakgericht werken.
5. Agressie Gedrag dat al dan niet opzettelijk bij de ander immateriële en/of materiële schade veroorzaakt, waarbij
formele en/of informele regels geschonden worden.
6. Allostasis Verfijning van het begrip homeostase (vinden van evenwicht in processen). De voortdurende
aanpassing en zoektocht naar de invloed van externe en interne factoren die je nodig hebt, oftewel de
processen die optreden om van het ene interne evenwicht naar het andere interne evenwicht over te
gaan als de omstandigheden daarom vragen, zoals bij stress een stressreactie inschakelen als dit nodig
is, en vervolgens weer terugkeren naar een evenwicht zonder stress.
7. Anamnese De voor- en ontwikkelingsgeschiedenis van een cliënt in kaart brengen door middel van gesprekken en
vragenlijsten. Omstandigheden relevant voor de huidige problemen worden hiermee in kaart gebracht.
8 Angst Beklemmende, onaangename, emotionele toestand die wordt veroorzaakt door reële of irreële
dreiging of gevaar die geassocieerd is met zowel lichamelijke reacties (hartkloppingen, zweten,
benauwdheid of misselijkheid) als cognities (angstgedachten) als affectieve (angstgevoelens) als fysieke
gedragingen (vermijdingsgedrag).
9. Angstladder Model waarbij angstige gedachten op volgorde van moeilijkheid (hiërarchie) geplaatst worden. Er kan
duidelijk worden waarvoor het kind bang is en welke dimensies relevant zijn. Hiermee kan concreet
geoefend worden tijdens behandeling.
10. Attributiefout Gedragingen van de ander toeschrijven aan hun persoonlijkheid of karakter, zelfs wanneer de oorzaak
van de gedragingen duidelijk uit de omgevingsomstandigheden voortkomen.
11. ASS Blijvende tekorten in sociale interactie en wederkerigheid, beperkte en zich herhalende patronen in
gedrag, interesses en activiteiten, vanaf jonge leeftijd aanwezig en met belangrijk effect op welzijn en
deelname aan maatschappelijke activiteiten, zoals school, werk en sociaal leven.
12. Behandelingscyclus Fasering binnen een behandeltraject, bestaande uit indicatiestelling, planning, uitvoering, beoordeling
effect en evaluatie. Vervolgens kan teruggekeerd worden naar de klachtanalyse.
13. Behaviourisme School van denken die zich richt op (de veranderingen van) het waarneembare, meetbare gedrag van
mensen en dieren. Verklaringen van gedragsveranderingen worden gezocht in de principes van operant
(leren door consequenties na gedrag) en klassiek (leren door associatie van neutrale stimuli en
ongeconditioneerde stimulus) conditioneren.
14. Beroepsethiek Tak van ethiek die betrekking heeft op algemeen aanvaarde normen en waarden voor professioneel
handelen. Het is weerspiegeld in een beroepscode die geschreven richtlijnen bevat om professioneel-
ethisch te handelen (bijv. geschreven beroepscodes van bijv. de NVO en NIP). Deze richtlijnen gaan bijv.
over deskundigheid en zorgvuldigheid, rechten van de cliënt en helpen een professional een
onderbouwde beslissing te maken wanneer sprake is van een ethisch dilemma.
15. Betrouwbaarheid Hoe consistent een methode iets meet. Het is van belang dat de uitkomsten hetzelfde zijn als je de
meting of het hele onderzoek op exact dezelfde wijze nog een keer uitvoert.
16. Bias Systematische fout die gedurende het onderzoek in elke fase zou kunnen optreden, zoals bij het
selecteren van deelnemers, keuzen van meetinstrumenten, beantwoording van de vragen,
interpretatie van de resultaten, enz. Deze systematische fouten kunnen leiden tot vertekening van de
resultaten.
17. Bipolaire stoornis Stemmingsstoornis met terugkerende manisch en depressieve episodes, maar ook symptoomvrije
episodes. Dient vaak aan in de vroege adolescentie. In een manische episode is een cliënt opgewekter,
actiever en zelfverzekerder dan normaal, of meer opgejaagd, impulsiever en sneller boos dan normaal.
In een depressieve episode is de cliënt somber en passief. Hij/zij voelt zich waardeloos en heeft geen
energie om dingen te doen.
18. Case study Toestand van één onderzoeksobject (participant) wordt op verschillende momenten in de tijd gemeten
en beschreven. Gevalsbeschrijvingen zijn rijk aan data, zijn geschikt voor bestudering van vormen van
psychopathologie die een lage prevalentie hebben in de gehele populatie en kunnen voor
effectonderzoek gebruikt worden. Dit laatste wanneer er of reversal designs worden gebruikt (ABA),
een interventie op verschillende momenten wordt ingevoerd over diverse N=1 cases.
19. Classificatie Clusteren/samenvoegen van psychische ‘problemen’ die overeenkomst vertonen op affectief en/of

, cognitief en/of gedragsgebied en hier een naam aan geven.
20. Cognitief Psychische klachten en stemmings- en/of gedragsstoornissen worden verklaard door niet-helpende
gedragsmodel gedachten, andere cognitieve factoren (perceptie en attitude) en negatieve gevoelens (affect) en
gedragingen die daaruit voortkomen.
21. Cognitieve Behandeling door veranderen van gedachten (cognitieve herstructurering). Actieve deelname van de
gedragstherapie cliënt. De focus ligt op de aanpak van concrete dagelijkse problemen. Belangrijk hierbij is het G-schema
waarin gebeurtenissen, gedachten, gevoelens en gedrag nader bekeken worden. Door inzicht hierin te
krijgen worden patronen ontdekt en kan er tijdens de therapeutische sessies besproken en geoefend
worden met alternatieve gedachten en gedrag.
22. Comorbiditeit Eén of meer (chronische) aandoeningen hebben naast de hoofddiagnose waar de meeste aandacht
naar uitgaat. Er is vaak een verhoogde kans op een andere stoornis of leerprobleem bij een andere
(hoofd)diagnose (bijv. verhoogde kans op ASS of ADHD bij Downsyndroom).
23. Concept Meerdere definities:
- Wanneer iets nog in ontwikkeling is/nog niet definitief.
- Voorlopig plan.
- Beschrijving van een niet concreet bestaande factor (aandacht, geheugen) die
theorievorming en voorspellingen van resultaten in onderzoek mogelijk maken.
24. Controleconditie (VS Groep van cliënten in een onderzoek waar geen verandering/geen experimentele manipulatie wordt
experimentele aangebracht. Zij krijgen bijvoorbeeld niet de nieuwe behandeling, maar staan bijv. op een wachtlijst of
conditie) krijgen de ‘oude’ behandeling. Hierdoor kan worden gecontroleerd of er verschil zit tussen de
experimentele groep (die wel een behandeling krijg) en de controlegroep.
25. Consequentie Gevolg
26. Constructvaliditeit In hoeverre het construct (bijv. intelligentie, depressie, etc.) wat je wil meten ook daadwerkelijk wordt
gemeten.
27. Culturele Kennis hebben, je bewust zijn van en in staat zijn om om te gaan met verschillende etnisch-culturele
competentie achtergronden en hun normen, waarden, tradities, regels en kunstuitingen van verschillende landen,
volken en groepen, zodat de kwaliteit van de hulpverlening van personen met een andere cultuur
wordt bevorderd.
28. Depressie Aandoening die valt onder ‘stemmingsstoornissen’. Er is sprake van een depressieve stemming als er
gedurende langere periode sprake is van abnormale somberheid en/of lusteloosheid, verlies van
interesse of onvermogen om ergens van te genieten. Kijken naar de hoogte van de stemming (beetje
somber of heel erg somber) en wisselingen in stemming (wekenlang somber of afwisseling tussen
positieve en sombere stemming). Dit kan per persoon variëren, wat ervoor zorgt dat een depressie bij
iedereen anders kan zijn.
29. Deprivatie Afwezigheid of tekort van bevrediging van bepaalde lichamelijke of psychische behoeften
30. Diagnostische cyclus Cyclus die alle stappen beschrijft die aan bod kunnen komen bij een diagnostiektraject. De stappen zijn:
klachtanalyse (verhelderen van klachten en opstellen van hulpvragen), probleemanalyse (signaleren
van het probleem, opsporen van oorzaken en verbanden leggen tussen verschillende problemen),
verklaringsanalyse (formuleren van hypothesen en deze toetsen) en indicatieanalyse (aanbeveling voor
de aanpak van het probleem).
31. Disruptieve Overkoepelende term voor verschillende typen gedragsstoornissen die zich kenmerken door
gedragsstoornis gebrekkige zelfbeheersing. Ernstige problemen in de regulatie van emoties en/of gedrag die vaak tot
conflicten leiden in de directe omgeving.
32. Diversiteit Verschillen/verscheidenheid binnen en tussen (groepen) mensen/menselijke eigenschappen, zoals
geslacht, etniciteit, etc.
33. Domotica Technologie die ondersteunt bij zorgprocessen, zoals een epimat (matras in bed waarbij alarm afgaat
bij een epileptische aanval), cameratoezicht, alarm wanneer cliënt kamer uit komt, horloges die uren
slaap bijhouden, spraakcomputers, pictogram dagprogramma’s op tablets, telefoon, enz.
34. Duur Hoeveel tijd iets kost, tijdsinterval.
35. Ecologische In hoeverre iets in de ‘echte wereld’ ook nog werkt of effect heeft, in plaats van in een experimentele
validiteit setting of labsituatie.
36. Effect-grootte Sterkte van het effect van de interventie in relatie tot bijv. geen interventie of gebruikelijke zorg, ofwel
de mate waarin een interventie leidt tot verandering in het bestaande gedrag.
37. Effectiviteit Hoe goed iets werkt en in hoeverre effect (afhankelijke variabele) dit causaal/oorzakelijk aan een
onafhankelijke variabele (bijv. interventie) kan worden toegeschreven.
38. Effectladder Methodisch kader voor het ordenen en erkennen van interventies met aantal niveaus van effectiviteit
(Van Yperen):
- 0: Descriptieve aanwijzingen.
- 1: Theoretische aanwijzingen.
- 2: Eerste empirische aanwijzingen.
- 3: Goede empirische aanwijzingen.
- 4: Sterke empirische aanwijzingen.
39. Emotieregulatie Adequaat/functioneel omgaan met je emoties/gevoelens en deze gepast en gecontroleerd kunnen
uiten. Meer controle krijgen over je gevoelens/emoties, zoals verliefdheid, schaamte, boosheid,
verveling, irritatie, verdriet of enthousiasme.
40. Empirische cyclus De cyclus van onderzoek die is gebaseerd op observaties:
- Observatie.
- Inductie: Observaties vertalen naar algemene principes.
- Deductie: Verklaren aan de hand van de theorie.
- Toetsen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller esmeekastelein. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.77
  • (0)
Add to cart
Added