Uitgebreide samenvatting van het blok infectieziekten (5OMZ4) voor de studie geneeskunde van de RU. Tevens te gebruiken als samenvatting voor het onderdeel microbiologie/ infectieziekten voor de studie geneeskunde. Deze samenvatting omvat alle onderdelen van het blok: hoorcolleges, responsiecolleg...
Thema 1 Kennismaking met infectieziekten
Infectieziekten Altijd veroorzaakt door een ziekteverwekker (micro-
organisme).
Een infectie wordt gedefinieerd als de reactie van het lichaam van de gastheer
op een binnengedrongen micro-organisme. Het is een soort van bijzondere vorm
van ontsteking, want het is een reactie van het lichaam op weefselbeschadiging.
Alle infecties zijn ontstekingen (maar niet alle ontstekingen zijn ook infecties). In
het geval van een infectie wordt deze dus teweeg gebracht door een micro-
organismen:
- Virus;
- Schimmel;
- Bacterie;
- Parasieten (protozoa en wormen).
Of er een infectie komt hangt samen met de virulentie factor van het micro-
organisme en de afweer van de gastheer. Virulentie is de mate van ziekmakend
vermogen, o.a.:
- Overleven tussen andere micro-organismen;
- De gastheer binnendringen;
- De afweer weerstaan;
- Vermenigvuldigen en overleven;
- Weefselschade veroorzaken.
Sommige micro-organisme kunnen tijdelijk of permanent op de huid en
slijmvliezen zitten zonder schadelijk te zijn/ infectie te creëren= Kolonisatie. Een
koloniserende flora kan onder bepaalde omstandigheden een infectie
veroorzaken.
Transmissie kan via mens op mens, van dier op mens (zoönose), via een vector
(als mug) of niet besmettelijk zijn.
Schimmels zijn eukaryoot en kern dragend. Bacteriën zijn prokaryoot zonder
echte kern.
Parasieten ten koste van de gastheer. Je hebt ectoparastien (op de gastheer)
en endoparasieten (in de gastheer), welke eencelling (=protozoën) of
meercellig (=wormen) kunnen zijn.
Behandeling via antimicrobiële middelen, chirurgie of immunotherapie.
De fysiologische stamboom onderscheidt zich in drie hoofddomeinen:
1.) Bacteria;
2.) Archea (bijzondere groep bacteriën);
3.) Eucarya (hiertoe behoren dieren en ook de mens, parasieten en
schimmels en planten);
Cellen van eucarya zijn doorgaans groter dan die van bacteria en archea: zij
bezitten een duidelijke kern met meerdere chromosomen, omgeven door een
kernmembraan (=eukaryoot). Terwijl cellen van archea en bacteria slechts over
een circulair gesloten chromosoom beschikken dat vrij in de cel ligt
,(=prokaryoot). Bacteriën zijn prokaryoot (chromosoom ligt vrij in de cel),
schimmels en parasieten zijn eukaryoot (kern
met chromosomen omgeven door kernmembraan). Bacteriën en schimmels
hebben een celwand om hun cytoplasmamembraan.
Virussen dienen niet beschouwd te worden als een zelfstandige levensvorm en
zijn dus strikt genomen geen micro-organismen. Virussen infecteren cellen van
alle drie de domeinen. Ze zijn kleiner dan bacteriën en bevatten alleen DNA of
RNA als drager van erfelijk materiaal. Virussen zijn waarschijnlijk al vroeg
ontstaan virale eiwitten hebben weinig overeenkomsten met die uit levende
cellen. Een virus beschikt niet over ribosomen en kan dus niet zelfstandig
eiwitten syntheseren. Vaak hebben virussen buiten de capside nog een lipide
houdende envelop, die grotendeels van de cytoplasmamembraan of van het ER
van de gastheercel afkomstig is. Er zijn ook matrixeiwitten te vinden. Een
compleet viruspartikel heet een viron. Een virus dat een bacterie als specifieke
gastheercel heet een bacteriofaag.
Deze tabel (in scannen van bladzijde 15!) laat de belangrijkste eigenschappen die
het mogelijke maken deze verschillende micro-organismen uit elkaar te houden:
Een bacterie is ca. 1μm diameter, neutrofiele granulocyt is 10μm diameter, een
monocyt ruim 15μm indiameter. Erytrocyt is 5μm.
Prionen zijn bijzondere eiwitstructuren die geen nucleïnezuren bevatten en in
geaggregeerde vorm gevonden worden in de hersenen van mensen en dieren die
lijden aan een bijzondere vorm van degeneratie van het hersenweefsel. Ontstaat
uit prion protein (PrP). Prionen zijn besmettelijk.
Bij indeling van organismen wordt gebruik gemaakt van een hierarchisch
systeem waarin de soort (=species) de basiseenheid is. Verwante species worden
een niveau hoger samengevoegd tot een geslacht (=genus) en verwante
geslachten weer een niveau hoger tot een familie. Bijv. streptococcus
pneumoniae Streptococcus is het genus (geslacht), Streptococcus pneumoniae
is de species (soort).
Bacteriën
Eencellig eukaryoot waarvan genetische info opgeslagen ligt in circulair gesloten
dubbelstrengs DNA. Het DNA molecuul ligt strak opgewonden in een kluwen vrij
in het cytoplasma. Bacteriën hebben naast hun chromosoom vaak ook kleine,
circulair gesloten DNA-moleculen de zich zelfstandig in het cytoplasma
handhaven en repliceren= plasmiden. Zij kunnen de genetische informatie voor
belangrijke eigenschappen als resistentie tegen antibiotica herbergen. Bij
sommige bacteriën kunnen sporen ontstaan indien een bacterie in ongunstige
omstandigheden terecht komt. In spoor is een van de twee DNA strengen te
vinden. Onder gunstige omstandigheden ontkiemt de spoor weer.
Bacteriën die de paarse kleur (kristalviolet) vasthouden zijn gram positief.
Welke de rode kleur (fuchsine) vasthouden zijn gram negatief. De celwanden
van grampositieve bacteriën zijn veel dikker en hebben ook een andere opbouw
en samenstelling. Het is vooral de grote hoeveelheid peptidolglycaan die
verantwoordelijk is voor het vasthouden van de kristalviolet-lugokristallen. De
buitenmembraan van een gram negatieve bacterie bevat het toxische
lyposacharide (LPS). Deze zitten aan de buitenkant en zijn dus endotoxinen.
,Exotoxinen zijn oplosbare eiwitten die door bacteriën (maar ook door fungi en
parasieten) uitgescheiden kunnen worden en die in lage concentratie giftig zijn
(gaan vaak interactie aan met celmembraan). Naast deze kenmerken bezitten
bacteriën aan hun buitenkant soms appendages in de vorm van haarvormige
uitsteeksels en flagellen waarmee zij zich kunnen aanhechten aan een oppervlak
of voortbewegen in een waterig milieu
Hetrotrofe bacteriën gebruiken organische verbindingen als koolstofbron, terwijl
autotrofe bacteriën al hun koolstof ontlenen aan verbinden als water en
koolstofdioxide. Als hun energie uit licht komt is het fototroof, uit chemische
verbindingen is chemotroof. De meeste voor de mens pathogenen zijn chemo-
hetrotroof. Veel soorten kunnen zich zowel aeroob als anaeroob
vermenigvuldigen. Strikt anaerobe micro-organismen vormen het grootste deel
van de darmflora. Ook door gisting (fermentatie) kan energie worden gewonnen.
De groeisnelheid van bacteriën hangt af van drie soorten factoren:
1.) Soort bacterie;
2.) Chemische samenstelling van milieu of medium waar het zich bevindt;
3.) Temperatuur.
Elke bacteriesoort kent zijn eigen optimale samentelling.
De mycobacteriën zijn zeer langzaam groeiende strikt aerobe bacteriën met een
bijzondere celwandsamenstelling waardoor zij moeilijk door een gramkleuring
gekleurd kunnen worden; de lipide en wasachtige stoffen in celwand laten in
water oplosbare kleurstoffen slecht door. Ze kunnen wel worden gekleurd in een
kleuring die gebaseerd zijn op de zuurvastheid van de celwand van de
mycobacterie (wat andere bacteriën niet hebben). Dit kan o.a. met Ziehl-
Neesen.
Clamyidae en Rickettsia kunnen niet zoals mycobacterie zowel intra- als
extracellulair leven, maar zijn obligaat intracellulair groeiende bacteriën: zijn voor
energiehuishouding afhankelijk van gastheer.
(zie practica SV voor overzicht!)
Schimmels
Fungi zijn eukaryoten micro-organismen. Zijn chemo-hetrotroof die in twee
vormen in de natuur kunnen worden aangetroffen:
- (unicellulaire) Gistvorm;
, - Schimmel (vertakkende draden=hyfen), welke veel kernen hebben en die
soms d.m.v. tussenschotten van elkaar worden gescheiden.
Veel fungi zijn dimorf wat betekent dat ze als schimmel en als gistvorm kunnen
groeien. Fungi zijn aerobe micro-organismen die zich voortplanten door sporen.
Deze ontstaan door gewone mitosen (aseksuele sporen) of na kernfusie gevolgd
door meiose (seksuele sporen). Fungi kleuren gram positief. Ze hebben
polysacharidekapsel welke als virulentiefactor kan worden beschouwd.
Mycose oppervlakkige fungale infecties. Je hebt ook diepe mycosen.
Een opportunistische schimmelinfectie is een schimmelinfectie die alleen
optreedt indien de afweer van het lichaam gestoord is. Deze opportunistische
schimmels kunnen tot de normale flora behoren en worden alleen in die gevallen
pathogeen. Voorbeelden zijn Candida, Aspergillus en Cryptococcus. Candida
albicans behoort tot de normale flora. Deze schimmel komt voor op de huid, in de
vagina, mondkeelholte en darm. Het kan huidinfecties en slijmvlies infecties
(orale candidiasis, vaginitis)veroorzaken
Parasieten
Eukaryoten die gekarakteriseerd worden door een parasitaire levenswijze
nauwe associatie van organismen van twee verschillende soorten waarbij de ene
soort leeft ten koste van de ander. Tot de medische parasitologie behoren de:
Eencellige protozoën;
Meercellige wormen (helmithen) die als endoparasieten leven;
Ectoparasitaire geleedpotige insecten.
Naarmate de parasiet zich aanpast aan zijn gastheer, zal deze er minder last van
hebben; anderzijds hangt het ziek worden van een gastheer af van het aantal
parasieten waarmee het belast is (parasitic load).
Kenmerkend is dat parasiet voor zeer groot nageslacht zorgt. Je hebt definitieve
eindgastheren of tussengastheren. In tussengastheer vindt ontwikkeling
(aseksuele replicatie) vaak plaats, in definitieve vindt seksuele vermeerdering
plaats. Niet alle parasieten kennen een tussengastheer naast hun definitieve
gastheer als Ascaris en entamoeba. De meeste wormen hebben echter twee of
meer gastheren, mens kan ook tussengastheer zijn. De vector kan ook een
tussengastheer zijn of alleen een vector.
De eencellige (protozoën) worden in vier klassen verdeeld:
1.) Sporozoën (obligaat intracellulair) ;
2.) Flagelatten (primair intracellulair);
3.) Amoeben (primair) ;
4.) Apathogene ciliaten (primair).
Helminthen (meercellige wormen) in drie hoofdgroepen:
1.) Ronwormen (meatoda);
2.) Lintwormen (cestoda);
3.) Zuigwormen (trematoda)
Diagnostiek van infectieziekten
De klinische benadering bestaat uit verschillende stappen:
Anamnese: vooral speciale aandacht voor de voorgescheidenis van de patiënt,
voor klachten die kunnen passen bij onsteking en voor contacten met bronnen
van pathogene micro-organismen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LWenting. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.82. You're not tied to anything after your purchase.