Uitgebreide samenvatting van het blok zintuigen en huid (5O205) voor de studie geneeskunde aan de RU. Tevens te gebruiken als samenvatting voor de onderdelen oogheelkunde, KNO en dermatologie voor de bachelor geneeskunde. Deze samenvatting omvat alle onderdelen van het blok: hoorcolleges, responsi...
Het anatomisch gebied van de oogheelkunde bevat de oogbol, de oogkas, de
oogleden en de zenuwen en bloedvaten die alle bijdragen aan het functioneren
van het visuele systeem.
De oogbol (bulbus oculi) is gelegen in de oogkas (orbita) en bestaat uit een
oogbol van circa 24 mm aslengte, ondersteund door een aantal accessoire
structuren (adnexen): oogleden, conjunctiva, traanapparaat en uitwendige
oogspieren.
De oogbol bevat drie compartimenten (voorste oogkamer, achterste oogkamer
en glasvochtholte)en heeft een wand die grofweg uit drie histologische lagen
bestaat. Met de orbita, de adnexen en bijbehorende vaten en zenuwen vormt het
een anatomische eenheid. De oogbol ligt ingebed in het ondersteunende weefsel
(vet, bindweefsel), in de voorste helft van de orbita. De lens verdeelt de oogbol in
twee segmenten:
- Het voorsegment (tussen cornea en lens); dit bevat de voorste en de
achterste oogkamer, die zijn gevuld met het oogkamerwater;
- Het achtersegment (achter het achterste lenskapsel); dit bevat de
glasvochtruimte (camera vitrea), die is gevuld met het gelachtige
glasvocht(corpus vitreum).
Sclera en cornea
De buitenste laag van de oogbol is de harde oogrok of sclera. Het voorste
gedeelte van deze laag vertoont een sterkere kromming en is glashelder
doorzichtig: dit is het hoornvlies ofwel cornea.
,Sclera en cornea samen vormen een stevig omhulsel, dat door intraoculaire druk
op spanning wordt gehouden zodat de eigen bolvorm van het oog behouden
blijft. Dit is van belang in verband met de optische en functionele eigenschappen
van het oog. De cornea is doorzichtig en bestaat uit vijf lagen. Van buiten naar
binnen zijn dat: 1. epitheel, 2. membraan van Bowman, 3. stroma, 4. membraan
van Descemet en 5. endotheel. Het epitheel vormt de meest oppervlakkige laag
en neemt ongeveer 10% van de totale dikte in beslag, het stroma ongeveer de
overige 90%. Het endotheel is essentieel voor het behoud van de helderheid van
de cornea.
De helderheid van de cornea wordt veroorzaakt door de parallelle opbouw van de
cornealamellen en de pompfunctie van de endotheelcellen. Het cornea-endotheel
zorgt ervoor dat het stroma in ontwaterde toestand wordt gehouden. Hierdoor
blijft de cornea helder. Normaal gesproken bevat de cornea geen bloedvaten.
Voeding vindt plaats via het pompmechanisme vanuit het kamerwater in de
voorste oogkamer.
De cornea is rijk aan sensibele zenuwuiteinden, vandaar de hevige pijnen die ook
na geringe beschadigingen van het epitheel kunnen optreden, bijvoorbeeld bij
lasogen of een takje in het oog.
De cornea vormt – samen met de lens – het voornaamste onderdeel van het
optische systeem van het oog. Door het verschil in brekingsindex tussen lucht en
water en de kromming van de cornea is het aandeel van de cornea in de totale
lichtbreking (refractie) van het oog (ongeveer 58 dioptrieën) groter dan dat van
de lens (42 dioptrieën cornea ten opzichte van 16 dioptrieën lens).
Uvea
De uvea bestaat uit drie delen: choroidea (vaatvlies), corpus ciliare
(straallichaam) en iris (regenboogvlies). De choroidea is opgebouwd uit drie
lagen:
1.) lamina vasculosa: een laag van relatief grote vaten aan de buitenkant;
2.) lamina choroidocapillaris: een laag van fijne vaatjes aan de binnenkant;
3.) membraan van Bruch: de basaalmembraan van het pigmentblad van de
retina.
De lamina choroidocapillaris bezit een bijzonder dicht vlechtwerk van vaatjes. De
fovea is namelijk volledig aangewezen op
voorziening vanuit de choroidea. Het bloed in de
choroidea wordt aangevoerd via het arteriële
ciliaire netwerk en afgevoerd via de venae
vorticosae.
In het voorste gedeelte van de oogbol wordt de
uvea dikker en bevat deze spiervezels. Hier ligt
het corpus ciliare. Dit bevat radiair en circulair
verlopende spierbundels, de zogenoemde
musculus ciliaris (parasympathisch geïnnerveerd).
Deze spier verzorgt de accommodatie. Het corpus
ciliare heeft ook een functie in de productie van
kamerwater.
De iris is een diafragma rond een centrale
opening, de pupil. Hierdoor wordt de hoeveelheid
licht die het oog binnenvalt geregeld. Twee gladde
spiertjes reguleren de pupilgrootte: de m.
sphincter pupillae (parasympathisch geïnnerveerd) en de m. dilator pupillae
(sympathisch geïnnerveerd). De wijdte van de pupil bedraagt bij maximale
dilatatie ongeveer 8 mm (mydriasis) en bij maximale contractie 1,5 mm (miosis).
,Jongeren hebben een relatief wijde pupil, bij ouderen wordt de pupil in
toenemende mate kleiner en stugger. Tijdens de slaap en bij vermoeidheid zijn de
pupillen klein (parasympathicotonie), bij opwinding wijd (sympathicotonie). Bij
een ongelijke grootte van de pupillen van beide ogen spreken we van
anisocorie.
Retina
De retina is ontstaan uit een bekervormige uitstulping van de hersenen en
bestaat uit een buitenste pigmentlaag en een binnenste neurale laag.
De pigmentlaag ligt tegen de binnenzijde van de choroidea (membraan van
Bruch) aan. Het licht kan hierdoor alleen via de pupilopening op het netvlies
vallen. De pigmentlaag absorbeert licht en gaat hiermee weerkaatsing van licht
in de oogbol tegen. Andere functies van het pigmentepitheel zijn: het vitamine-A-
metabolisme, de instandhouding van de bloed-retinabarrière, de fagocytose van
de zich vernieuwende fotoreceptoren, de lichtabsorptie en de warmte-
uitwisseling met de aderen. De zuurstofvoorziening van het pigmentepitheel en
de fotoreceptoren vindt plaats door diffusie uit de het vaatvlies (lamina
choriocapillaris).
Er bestaat een hechte functionele en mechanische verbinding tussen het
pigmentepitheel en de fotoreceptorcellen.
De neurale laag bevat van binnen naar buiten ganglioncellen, bipolaire neuronen
en fotoreceptoren (staafjes en kegeltjes). De uitlopers (axonen) van de
ganglioncellen verzamelen zich tot een bundel die via de nervus opticus
verbonden is met de hersenen. De visuele baan loopt van de papil (nervus
opticus) tot aan de achterste (occipitale) hersenschors.
De fotoreceptoren van het netvlies bestaan uit staafjes en kegeltjes. De retina
bevat ongeveer zes miljoen kegeltjes, met een sterke ophoping in de achterpool,
vooral in de fovea centralis. Daarnaast zijn er 120 miljoen
staafjes, die vooral in de periferie van het
netvlies voorkomen. De kegeltjes en staafjes
verschillen niet alleen van vorm maar bevatten
ook verschillende fotopigmenten,
waarvan het rodopsine in de staafjes het
bekendst is.
In de fovea centralis is door
verschuiving van de lagen de
dikte van de retina aanzienlijk geringer
geworden. Door de verdunning van
de retina en de grote
kegeltjesdichtheid is de
gezichtsscherpte hier het grootst.
Dankzij de staafjes kunnen we bij een
lage lichtintensiteit zien. Kegeltjes zijn
van belang voor het kleurenzien en het scherp zien.
De gele vlek (macula lutea) is een gebied aan de achterkant van het netvlies
waar zich grotendeels kegeltjes in de lichtgevoelige laag bevinden. De
gezichtsscherpte is het grootst in het midden hiervan - de fovea centralis: het
punt bijna recht achter de ooglens - een gebied van slechts één vierkante
millimeter in oppervlakte. De kegeltjes functioneren echter alleen als het niet te
donker is.
Lens
, De menselijke lens ontstaat in de embryologie al in de eerste twee weken door
een blaasje in het ectoderm dat de lensplacode vormt. De lens is ovaal-bolvormig
en helder.
De lens heeft een actieve stofwisseling. De voeding wordt verzorgd vanuit het
kamerwater en diffundeert door het kapsel heen, maar er bestaat ook een actief
transport in de vorm van een kationenpomp. De lens moet het licht doorlaten,
lichtstralen bundelen en het beeld dichtbij scherp stellen door te accommoderen.
Bovendien werkt de lens als een UV-filter. Het eiwitgehalte van de lens bedraagt
35% en daarmee is dit het eiwitrijkste orgaan van het lichaam.
De lens wordt omhuld door het lenskapsel, dat is opgehangen en uitgespannen
binnen de ring van het corpus ciliare. In ontspannen toestand van de m. ciliaris is
de diameter van de ring maximaal en wordt het lenskapsel maximaal
aangespannen, waardoor de lens plat is en zijn normale dioptrische sterkte heeft.
Door contractie van de m. ciliaris wordt de diameter van de ring kleiner, de
ophangvezels van het lenskapsel worden slap en de lens wordt boller. Daardoor
wordt het brekend vermogen van de lens vergroot. Dit mechanisme heet
accommodatie. Het accommodatievermogen bedraagt bij de geboorte ongeveer
18 dioptrieën. Op 30-jarige leeftijd is het gedaald tot 7 dioptrieën.
Oogleden
De oogleden bestaan uit een buitenblad en een binnenblad. Het buitenblad
bestaat uit huid, bindweefsel en dwarsgestreept spierweefsel. De spieren zijn de
m. orbicularis oculi, die het oog sluit, en in het bovenooglid ook de m. levator
palpebrae superioris, die het bovenooglid optrekt. De wimpers (cilia) maken ook
deel uit van het buitenblad.
Het binnenblad wordt gevormd door een stugge bindweefselplaat, de tarsus.
Daarin bevinden zich de klieren van Meibom (glandulae tarsales), die de lidrand
en de traanfilm voorzien van een talgsubstantie en daarmee uitdroging van het
oog voorkomen. Aan de binnenzijde bevindt zich de conjunctiva en in het
bovenooglid ligt de m. tarsalis superior (een gladde spier, sympathisch
geïnnerveerd).
Conjunctiva
De conjunctiva is een doorzichtig slijmvlies dat de binnenzijde van de oogleden
bedekt (conjunctiva palpebrarum) en zich voortzet over de voorzijde van de
sclera (conjunctiva bulbi) tot aan de cornea. Hier gaat de conjunctiva over in het
cornea-epitheel. Het gebied van omslag van conjunctiva palpebrarum naar
conjunctiva bulbi wordt fornix genoemd. Er is een fornix superior (bovenooglid)
en inferior (onderooglid).
Het traanapparaat en traanfilm
De traanklier (glandula lacrimalis) bestaat uit twee delen: het bovenste
orbitale en het onderste palpebrale deel. De uitvoergangen van de beide delen
van de traanklier bevinden zich in de bovenzijde van de fornix superior. De
zenuwvoorziening gebeurt door een tak van de n. facialis (VII) en sensibele n.
lacrimalis (van n. V1).
Het traanvocht verspreidt zich over de cornea en conjunctiva door het knipperen
van de oogleden, de zogenoemde lidslag. Traanvocht wordt afgevoerd bij de
mediale ooghoek. Vervolgens komt het in de traanzak terecht en bereikt via het
traanafvoerkanaal de neusholte. De traanzak ligt buiten de orbita in de fossa
sacci lacrimalis. Het onderste traanpunt voert 70% van het traanvocht af.
De precorneale en preconjunctivale traanfilm hebben de volgende functies:
- verbetering van de optische eigenschappen van de cornea;
- het vochtig houden van de conjunctivae en de cornea;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LWenting. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.91. You're not tied to anything after your purchase.