Uitgebreide samenvatting van het blok Celbiologische processen (5B103) van de studie Geneeskunde aan de RU. Tevens te gebruiken als samenvatting voor het onderwerp celbiologie en celhistologie voor de studie geneeskunde. Deze samenvatting omvat alle onderdelen van het blok: hoorcolleges, responsie...
TEST BANK FOR ESSENTIAL CELL BIOLOGY 4TH_ EDITION ALBERTS| Graded A+
TEST BANK FOR ESSENTIAL CELL BIOLOGY, FOURTH EDITION
Test Bank For Essential Cell Biology 4TH Edition Alberts - All Chapters GradedA+
All for this textbook (16)
Written for
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Geneeskunde
5B103 Celbiologische processen
All documents for this subject (1)
1
review
By: aynss • 7 year ago
Seller
Follow
LWenting
Reviews received
Content preview
Samenvatting Celbiologische processen
Deel 1 De Cel en Methoden van
Celbiologisch onderzoek
Overzicht van kenmerkende eigenschappen van (delen van) prokaryoten
eukaryoten cellen en inzicht in de verscheidenheid van celtypes
Cellen zijn onder te verdelen in drie soorten:
- Prokaryoten cellen: ook wel eencellige. Hebben geen kern. Dit zijn de
simpele cellen. Prokaryoten zijn o.a bacteriën (ookwel euchobacteriën). Ze
kenmerken zich door hoge diversiteit en delingssnelheid (deling door
division by binary fission: 1 worden er twee).
- Eukaryoten cellen: Ook wel twee- of meercellige. Zij zijn groter en
worden gekenmerkt door hun specialisaties en coöperaties. Gisten en
schimmels behoren ook tot deze groep.
- Archea: ook eencellige. Het leeft als cel alleen en leeft in extreme
omstandigheden. Ze doen dit om geen competitie te hebben.
Verschillend tussen prokaryoten en eukaryoten cellen:
Eukaryoot Prokaryoot
Diameter van 5-100 Diameter van 0,5-10
Kern die wordt afgescheiden Genetische informatie in vorm van circulair
door kernmembraan. Bevat DNA dat in de cel zelf is gelegen (geen
genetische informatie van membraan en dus geen kern). Er komen wel
complexe chromosomen interne membranen voor (mesosomen) maar
bestaande uit DNA en eiwitten deze zijn altijd geassocieerd met het
plasmamembraan.
RNA-synthese in de kern, RNA en eiwit in zelfde geel gesyntheseerd,
eiwitsynthese in cytoplasma, geen nuceoli
nucleoli in de kern aanwezig.
Cytoplasma met cytoskelet dat Geen cytoskelet, organellen nauwelijks of niet
bestaat uit eiwitten, ontwikkeld.
organellen.
Deling door mitose of meiose. Deling door doorsnoering.
Aeroob metabolisme. Anaeroob of aeroob metabolisme.
Endosymbiose theorie: Vrijlevende verschillende prokaryoten zijn samen
gevormd waardoor er meercellige ontstonden. De prokaryoten worden
organellen. Mitochondria hebben eigen DNA en dubbele lipide bilaag en zijn dus
eerst prokaryoten geweest. Uit aerobe prokaryoten zijn dus mitochondria
ontstaan. Ook splitst het mitochondrium bij deling in tweeën. Het mitochondrium
doet aan cellulaire respiratie (neemt zuurstof op en scheidt koolstofdioxide uit).
Ook cloroplasten (alleen in planten) hebben eigen DNA. Zij zijn ontstaan uit
fosfosyntheserende prokaryoten.
Het cytosol is de vloeistof waarin alle celorganen (organellen) drijven en waarin
de meeste metabole processen plaatsvinden. Het is dus het cytoplasma zonder
de daarin drijvende organellen. Tot het cytosol behoort ook het cytoskelet.
,Elke cel van een zeer complex organisme heeft niet op ieder moment zijn gehele
genetische informatie nodig. Bij cel specialisatie wordt alleen ene deel van het
DNA afgelezen. Deel dat niet wordt gebruikt is silenced dat kan dan niet worden
afgelezen.
Inzicht in evolutieprocessen welke ten grondslag liggen aan het cel
concept
Cellulaire evolutie: Eerst RNA, dan RNA eiwitten, daarna complex met ook DNA.
RNA was dus als eerst in staat om zichzelf te repliceren. In de eerste cellen stond
genetische info dus op RNA en niet op DNA. Hij deed aan autokatalyse: We
spreken van autokatalyse wanneer er sprake is van een reactie waarin het
product de katalysator is van zijn eigen vorming. Omdat er aan het begin van een
dergelijke autokatalytische reactie weinig product aanwezig is, komt de reactie
traag op gang. Naarmate de reactie vordert neemt de snelheid toe.
Omdat RNA moleculen hun eigen gevouwen vorm aan kunnen nemen, kunnen ze
net als enzymen een katalyserende werking aannemen, maar deze is wel minder,
want het bestaat maar uit 4 verschillende delen (basen).
Bewijs dat RNA eerder bestond dan DNA: RNA bestaat uit een deel ribose want uit
formaldehyde ontstaat wat voorkwam op primitieve aarde. Deoxiribose wat in
DNA voorkomt, kwam dit niet en is veel lastiger te maken.
Naast het ontstaan van zelf replicerende moleculen was het vormen van
membranen ook een belangrijke stap in de vorming van cellen.
,De belangrijkste verschillen tussen het bestuderen van cellen en weefsels
met lichtmicroscopie en elektronenmicroscoop
Weefselvoorbereiding:
- Fixatie: het stopt metabolisme van cellen en weefsels, legt de moleculaire
structuur vast en bereidt voor op de daaropvolgende behandeling. Het
streven is om vorming van artefacten(veranderingen) te voorkomen.
Fixatie houdt het crosslinken, denatureren en onwerkzaam maken van
enzymen etc. in.
- Inbedding: Om het weefsel goed te kunnen snijden, moet het worden
geïmpregneerd met een vloeibaar inbedmiddel, dat na penetratie verhardt.
, - Kleuring: Doordat kleurstoffen selectief aan componenten van cellen
adsorberen, komen kleurverschillen tot stand die in een lichtmicroscoop de
structuur van cellen duidelijk maken.
Lichtmicroscopie:
- Preparaten worden bekeken door doorvallend wit licht.
- Het is een kleurenplaatje.
- Je kan hier ook levende cellen zien, dus je hoeft niet tot de dood te fixeren.
- De optiek bestaat uit condensor, objectief en oculair.
- De condensor bundelt het doorvallende licht dat samen met het objectief
de lichtsterkte, het oplossend vermogen en kwaliteit van licht bepaald.
- Het oplossend vermogen/resolutie of ook wel het onderscheidend
vermogen. Het wordt gedefinieerd als kleinste afstand tussen twee punten
die nog niet gescheiden kunnen worden waargenomen. Deze is beter bij
EM dan bij lichtmicroscopie.
- Ongekleurde preparaten hebben meestal geen contrast en zijn dan niet
bruikbaar voor LM. Door fasecontrast-LM kan dit wel: toepassing op
ongekleurde preparaten. Het berust op bewerken van kleine
faseveranderingen die ontstaan door kleine brekingsverschillen, zodat
deze zich voordoen als amplitudeveranderingen.
- Inferentiecontrast: voor zelfde gebied als fasecontrast, ’t maakt gebruik
van fasevertragingen.
- Fluorscentiemicroscopie: fluorescerende delen van preparaat lichten op
tegen de donkere achtergrond.
- CLSM: deze methode geeft een scherp fluorescentiebeeld van een
optische coupe op een bepaalde hoogte in het preparaat. Door beelden te
verzamelen van opeenvolgende optische coupes kan de pc een
driedimensionaal beeld maken.
Elektronenmicroscopie:
- TEM (transmissie): d.m.v. kathode en anode en door variatie van
elektrische stroom wordt beeld gevormd. Beeldvorming door verstrooiing
van elektronen uit de bundel. Je hebt donker gebeid als elektronen zijn
afgeketst/ verstrooid. Als contrastmiddel worden zware metalen gebruikt.
- SEM (scanning): preparaat opp. wordt door scannend elektronenbundel
punt voor punt en lijn voor lijn afgetast. Door impact bundel worden
secundaire elektronen uit preparaat losgeweekt en door detector
doorgegeven waarna signaal wordt doorgegeven.
Histochemie: Hemataxolyne is een base die zure componenten(=basofiel)
componenten van de cel (nucleïne zuren: DNA en RNA) donkerblauw aankleurt.
Eosine is een zure kleurstof die basische componenten (N groep eiwit) de
acidofielen/eosinofielen roze aankleurt.
Met methylgroen-proninekleuring kan je DNA (blauwgroen) en RNA(rood) tegelijk
in een preparaat aantonen.
Vrije polysachariden als glycogeen kunnen worden aangetoond met PAS rode
kleur.
Proteoglycanen zijn aantoonbaar met basische kleurstoffen als alicaanblauw.
Zure groepen van glucoseamineglycanen d.m.v. metachromatische reactie met
toluïdenblauw (het wordt dus niet blauw!).
Lipiden worden meestal aangetoond met kleurstoffen die goed in vet en slecht in
water oplosbaar zijn d.m.v. vriescoupes die ’t rood/wart maken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LWenting. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.42. You're not tied to anything after your purchase.