Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, die een publiekrechtelijke
rechtshandeling inhoudt. Dit kan een beschikking of een algemeen verbindend voorschrift zijn.
Een beschikking is een specifieke, individuele of concrete vorm van een besluit. Het is niet algemeen.
Een algemeen verbindend voorschrift is een algemene regel voor de daarbij betrokken personen.
Positief recht is het recht dat op een bepaalde plaats en tijd geldt. Dus het gehele stelsel van
rechtsregels dat op dit moment geldt.
Formeel recht betreft de procedurele normen en het materieel recht is de inhoudelijke normen.
Feitelijke handelingen is bijvoorbeeld het opbreken van een weg door de gemeentelijke overheid. Bij
een feitelijke handeling is er geen rechtsgevolg. Rechtshandelingen zijn handelingen van de overheid
die een verandering in de wereld van het recht tot gevolg hebben. Rechtshandelingen kunnen van
publiekrechtelijke dan wel van privaatrechtelijke aard zijn.
Publiekrechtelijke overheidshandelingen omvatten vaak besluiten die eenzijdig en bindend worden
opgelegd door bestuursorganen aan burgers. Eenzijdige binding van besluiten betekent dat gelding
van het besluit afhankelijk is van de bestemming van hen tot wie het besluit is gericht. De overheid
staat boven de burger in de hiërarchie.
Eenzijdige besluiten zijn nodig in een georganiseerde samenleving. Het is nodig dat het bestuur
sturing geeft, ook tegen de zin in van sommige betrokkenen. Het staats- en bestuursrecht geeft de
regels waarmee dit soort beslissingen democratisch gelegitimeerd zijn en daarom aanvaardbaar zijn.
Privaatrechtelijke overheidshandelingen zijn meestal tweezijdig, bijvoorbeeld het verkopen van
kantoorstoelen. De overheid staat hierbij in gelijkwaardige relatie tot de burger.
Het staatsrecht omvat voornamelijk besluiten van de hoogste staatsorganen en de organisatorische
structuur van deze organen. Het houdt zich bezig met de organisatie van deze besluitvorming van
onze formele wetgever (de regering).
Het bestuursrecht omvat besluiten van organen die zich op specifieke terreinen tot de burgers
richten en ook de organisatorische structuur van specifieke organen. Bestuursrechtelijke besluiten
komen veelal tot stand op grondslag van de formele wetgeving.
Grondwet is een wet waarin de constitutie in hoofdzaak is vervat. De constitutie is het geheel van
regels dat grondslagen van het staatsbestel bevat. In de Grondwet is de Nederlandse staatsinrichting
opgenomen.
Formele wetgeving oftewel wetten in formele zin zijn wetten die tot stand zijn gekomen door
goedkeuring van de formele wetgever, dus de regering en de Staten-Generaal samen. Dit zijn de
ministers, de koning, de Eerste Kamer en de Tweede kamer.
Historische ontwikkeling rechtsstaat
In de middeleeuwen gebruikte men de theocratische staatsleer. De vorst stond boven de wet en
regeerde in naam van god. Er kwam een visie dat de vorst slechts beperkende bevoegdheden had en
de theorie van de verzetsleer ontstond. De macht was vastgelegd in een contract, bij een
contractbreuk mochten onderdanen in verzet komen de vorst afzetten. Vervolgens ontstond de
natuurrechtelijke contractsleer, waarbij de individuen een deel van hun vrijheden afstonden, zodat
de staat hun de resterende vrijheden garandeerde. Dit contract vormde de basis voor de klassiek-
liberale rechtsstaat. Vanaf 1919 is er sprake van een democratische rechtsstaat.
Feodalisme is een gelaagd machts-, bestuurs-, en samenlevingssysteem. Hierbij wordt gebruik
gemaakt van bindende afspraken over wederzijdse rechten en verplichtingen. Als de verplichting niet
is voldaan dan wordt het anderzijds opgeheven.
, Legaliteitsbeginsel betekend dat machtsuitoefening door de staat slechts geoorloogd is wanneer
deze berust op een door de wet gegeven bevoegdheid.
Het legaliteitsbeginsel kent een positief funderend, dit vereist een wettelijke grondslag en biedt het
bestuur de bevoegdheid om in te grijpen. Het kent ook een negatief funderend, dit is dat het
overheidsoptreden binnen de grenzen van de in de wet gegeven bevoegdheid moet blijven en stelt
beperkingen aan de bevoegdheden van het bestuur.
Montesquieu heeft de scheiding der machten bedacht. Deze bestaat uit wetgeving, bestuur en
rechtspraak. Deze drie moeten gespreid zijn en mogen niet in 1 hand liggen (trias politica). De eis van
spreiding van macht heeft met name gestalte gekregen in een stelsel van elkaar wederzijds
controlerende, in evenwicht houdende instanties (checks and balances).
Grondrechten zijn fundamentele rechten en vrijheden die gewaarborgd dienen te worden in de vorm
van grondrechten, vervat in een document van hogere orde dan de gewone formele wet, zodat deze
rechten ook grenzen stellen aan de bevoegdheid van de wetgever zelf.
Klassieke grondrechten zoals vrijheid van godsdienst vormen de uitdrukking van de basisstructuur
van het liberaal-rechtsstatelijke denken. Het vrijheidsrecht vormt het uitgangspunt, de beperking de
uitzondering.
Sociale cohesie is de samenhang in een maatschappij.
Beginselen van democratische rechtstaat:
1. Legaliteitsbeginsel: het optreden van de overheid vereist een wettelijke grondslag.
2. Machtsverdeling: trias politica. De overheidsbevoegdheden wetgeving, bestuur en
rechtspraak mogen niet bij 1 overheidsorgaan liggen.
3. Grondrechten: rechten en vrijheden die burgers toekomen.
4. Rechterlijke controle: de burger dient toegang te hebben tot de onafhankelijke rechter. Deze
moet naast het beslechten van geschillen tussen burgers ook controleren of het
overheidsoptreden overeenstemt met rechtmatigheidsnormen.
Het concept van machtsverdeling volgens Montesquieu is dat de macht niet in handen van 1 enkel
persoon of ambt moet worden gelegd. Macht bij de een dient een tegengewicht te hebben in macht
bij de ander.
In de hedendaagse staatsrechtelijke betekenis gaat de machtsverdeling niet om strikte scheiding van
organen en een strikt gescheiden uitoefening van hun functies. Machtsverdeling houdt wel in dat
bepaalde hoofdorganen in het staatsbestel, te weten Staten-Generaal, regering en rechterlijke macht
zijn belast met bepaalde taken, die zij deels zelfstandig en deels in samenwerking met elkaar
uitoefenen. Hierbij is sprake van onderlinge afhankelijkheid en onderling controle, resulterend in wat
wel wordt genoemd een systeem van checks and balances.
Vertrouwensrelatie: een Kamer die geen vertrouwen meer heeft in het kabinet of individuele
bewindsleden kan deze dwingen tot aftreden. Indien het parlement het vertrouwen in de regering
opzegt, heeft de regering twee mogelijkheden. Zij kan eenvoudigweg opstappen of zij kan overgaan
tot ontbinding van het parlement en het uitschrijven van nieuwe verkiezingen.
Indien een bewindslied getroffen wordt door een wantrouwenvotum, dan zullen zij hun ontslag
aanbieden aan de Koning.
Inlichtingenplicht: de minister dient inlichtingen te verstrekken en zich te verantwoorden in zijn
handelen en nalaten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sharonrechten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.69. You're not tied to anything after your purchase.