100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting KLC: Differentiëren en evalueren $9.66
Add to cart

Summary

Samenvatting KLC: Differentiëren en evalueren

1 review
 47 views  5 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van de cursus KLC: Differentiëren en evalueren van . Met deze samenvatting heb ik 15/20 behaald.

Preview 4 out of 72  pages

  • November 14, 2022
  • 72
  • 2021/2022
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: jolienwaumans • 37 minutes ago

avatar-seller
DEEL 1: DIFFERENTIEËREN OP MAAT VAN HET KIND


1) HET LEERSTOFKLASSENSYSTEEM & ANDERE KADERS
1.1) HET LEERSTOFJAARKLASSENSYSTEEM

LEERSTOFJAARKLASSENSYSTEEM = leerlingen van dezelfde leeftijd moeten allemaal op hetzelfde tijdstip binnen
dezelfde tijd en op dezelfde manier succesvol presteren.

VOORDELEN:
o Eenvoudige structuur
Het is duidelijk en helder ook voor buitenstaanders.
Er is geen sociale discriminatie door bv. achtergrond waardoor er gelijkheid van onderwijskansen is.
o Sociale vaardigheden in een beschermende omgeving
De leerlingen leren elkaar kennen omdat ze sociaal vaardiger worden door samen te leven en werken.
o Goede basis om te individualiseren
Verschillende initiatieven zijn makkelijker in te voegen om het onderwijs te individualiseren.

NADELEN:
o Er is een prestatiedruk op zowel de leerlingen als leerkrachten
LEERLINGEN LEERKRACHTEN

De leerlingen moeten in een bepaalde tijd
De leerkrachten moeten de leerstof tegen dat tijdstip
bewijzen dat ze de leerstof beheersen.
gezien hebben.
Iedereen krijgt dezelfde tijd en middelen.

GEVOLGEN GEVOLGEN

De relatie leerkracht-leerlingen wordt beïnvloedt
Achterblijvers, zittenblijvers, drop-outs… door weinig of geen samenwerkingsgevoel of erg
sturende leiding…

o Het groepeerd de leerlingen per leeftijd
Het onderwijs bestaat uit homogene jaarklassen.
Maar er is nood aan het meer inspelen op de verschillen.
Er wordt geen rekening gehouden met de inter-/intra-individuele verschillen tussen de leerlingen.

1.2) INDIVIDUALISEREN DOOR DIFFERENTIATIE

Kinderen verschillen van elkaar en dus zal hun leertraject ook verschillen.

INDIVIDUALISEREN = onderwijs waar de individuele verscheidenheid van de leerlingen wordt erkent en tot
uitgangspunt neemt in de organisatie van het onderwijs.

De verschillen situeren zich op verscheidene gebieden:
o Leeftijd
o Geslacht
o Cognitieve begaafdheid
o Ontwikkelingsniveau
o Interesse
o Werktempo
o Sociale vaardigheden
o Emotionele beleving
o Motivatie

,Alle factoren worden beinvloedt door de verschillende relaties waarin de leerling leeft:
o Leerkracht-leerling
o Leerling-leerling
o School-thuis

INDIVIDUALISEREN DOEN WE DOOR TE DIFFERENTIËREN

INDIVIDUALISEREN = onderwijs waar de individuele verscheidenheid van de leerlingen wordt erkent en tot
= PRINCIPE uitgangspunt neemt in de organisatie van het onderwijs.

DIFFERENTIËREN = het gericht nemen van maatregelen waarbij de leerkracht rekening houdt met de
= ACTIE verschillen tussen leerlingen

Bij gedifferentieerd onderwijs wordt ingespeeld op alle verschillen, niet alleen de cognitieve verschillen.

De spilfiguur van zorg bieden = de klasleerkracht, maar de zorgjuf helpt.
ZORG
Geef elk kind de gepaste zorg en niet enkel het Zorg moet zowel op cognitief, sociaal-emotioneel en
gemiddelde. motorisch vlak worden gegeven.

Voorwaarden om goed te differentiëren:
1) Kennis van de leerlingen
 Observeren en in kaart brengen van je klas/leerlingen.

2) Klasmanagement:
TIJD RUIMTE (klasopstelling) STRUCTUUR EN DUIDELIJKHEID

Kinderen hebben voldoende tijd om Plaats aangeven waar materiaal ligt Geef duidelijke instructies
hun opdracht te maken Aangeven waar de kinderen Stel ik duidelijke regels op
De tempoverschillen opvangen mogen/moeten werken Geef duidelijk leiderschap
De kinderen hun werk leren plannen Aangeven hoe ik mini-klassikaal werk Geef didactische duidelijkheid


3) Kennis van de leerlijnen:
 Leerplannen om te begrijpen wat de leerlingen moeten kunnen om dit onderwerp met succes te volbrengen.
DECLARATIEVE DOELEN PROCEDURELE DOELEN METACOGNITIEVE DOELEN
Wat? Hoe? Wat kan of weet ik?
De leerlingen moeten de hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden.

4) Kennis van de differentiatie vormen
 zie hoofdstuk 4

, 2) KADERS OM MEE AAN DE SLAG TE GAAN

MACRO-MESO-MICRO NIVEAU

MACRO MESO MICRO

Op niveau van schoolwezen, Op niveau van organisatie van de Op niveau van organisatie binnen een
schooltypes en schoolstelsel school en de schoolgemeenschap bepaalde klas of klasgroep



MACRO-NIVEAU:

INTERSCOLAIRE/INSTITUTIONELE DIFFERENTIATIE = verschillen binnen instituut (Katholiek, Stedelijk, Buitengewoon)
Het geeft de grenzen en mogelijkheden van differentiatievormen aan waarbinnen de school/klas kan differentiëren.
Het kan gevolgen hebben voor de organisatie van het onderwijs door bv:
TRACKING = verschillende leertrajecten worden onderscheiden van elkaar
Bv. kiezen tussen verschillende richting
Vernieuwing die continuïteit brengt:
 er wordt gestreefd naar een vloeiende overgang tussen kleuter, lager en secundair
bv: vernieuwing in eenheidstype: in het secundair ging men over van een categoraal stelsel naar een comprehensief.
o Categoraal onderwijsstelsel
= leerlingen moeten bij de start van het secundair onderwijsen op het einde van het lager onderwijs een keuze
maken voor een bepaald schooltype/studierichting (ASO of BSO).
o Comprehensief onderwijsstelsel
= leerlingen starten in het secundair onderwijs met één of meer gemeenschappelijke aanvangsjaren.
Iedereen begint in het secundair onderwijs gelijk, het is een fundament dat elke leerling meekrijgt!
De specialisatie en keuze in ASO-BSO-TSO-KSO komen later.
De leerling zal zich eerst oriënteren en onderzoeken waar zijn aanleg ligt en hierna zal hij een keuze maken.

Comprehensief = beter:
o het is sociaal rechtvaardiger doordat er geen keuze wordt gemaakt op basis van de sociale klasse van ouders
o leerlingen maken ook minder een verkeerde keuze waardoor er minder zittenblijvers en afdalen in
studierichtingen.

In 2019-2020 start van de modernisering in het onderwijs:
Het eenheidstype werd hierdoor vervangen, maar het idee werd verder doorgetrokken.
Op dit moment is er in het secundair onderwijs een brede en oriënterende 1e graad waar kinderen hun interesses en
verschillende mogelijkheden leren kennen.

VERTICALE SAMENHANG (doorstroming) = als het gaat om de wijze van doorstroming van de leerlingen door de
school vanaf het moment van toelating tot aan hun vertrek
 het comprehensief onderwijsstelsel
 voorzieningen die genomen zijn voor kinderen die de overgang van lager naar secundair moeilijk vinden of de
OKAN-klas voor migranten.

HORIZONTALE SAMENHANG (inhoud) = als het gaat om de inhoudelijke verbanden, het vakdoorbrekende (hoe
hangen alle vakken aan elkaar?) en het realistisch onderwijs binnen één opleidingsjaar.
Er is een democratisering van onderwijs, sterke differentiatie van leerinhouden en methoden en individualisering
van leerprocessen wat betekent het leerstofjarenklassensysteem wordt doorbroken.

, MESO-NIVEAU:

= EXTERNE/INTERKLASSIKALE DIFFERENTIATIE = verschillen tussen verschillende scholen/scholengemeeschap
bv: in een bepaalde school zijn 2 zorgleerkrachten voor alle leerlingen en in een andere staat er één in elke klas.
Bij het niveaulezen met verschillende klassen kan iemand uit het 5 e een groep uit het 2e helpen met lezen.

HORIZONTALE SCHOOLORGANISATIE (verdeling) = leerlingen worden gegroepeerd en verdeeld over leerkrachten.
Homogene of heterogene groepen?

STREAMING = leerlingen worden op basis van hun algemene begaafdheid verdeeld in afzonderlijke parallelklassen.
Deze groepsindeling blijft behouden voor alle vakken.
bv: de leerlingen van het derde leerjaar moeten verdeeld worden in twee klasgroepen (A en B).
De school gaat kijken naar de algemene begaafdheid (niet per vak) van de leerlingen.
De sterkere leerlingen worden gegroepeerd in de A klas en de zwakkere in de B klas.

SETTING = leerlingen worden op basis van hun vordering per vak verdeeld.
Deze groepsindeling kan verschillen per leergebied.
bv: Sara zit in 3B en is sterk in taal, maar zwakker in wiskunde.
Voor wiskunde en taal worden de klasgroepen 3A en 3B verdeeld naar niveau voor dat vak.
De leerkracht van 3A neemt altijd de sterkere leerlingen en die van 3B de zwakkere.
Sara gaat tijdens taal uit haar eigen klas en gaat naar 3A en tijdens wiskunde blijft ze in 3B.

Binnen het leerstofjaarklassensysteem proberen ze zo homogeen mogelijke groepen te creeëren.

NADELEN van homogene groepen:
o Het is fixerend:
De leerlingen passen zich aan aan het niveau en tempo van de groep.
Er is zelden een niveauverplaatsing, want kinderen van een lager niveau gaan vaak moeilijker over naar een hoger
niveau omdat het niveau van de leerlingen steeds verder uit elkaar lopen.
o Er vindt het moeraseffect plaats:
Zwakke leerlingen worden zwakker, want ze kunnen niet meer steunen op de sterke leerlingen.
De leerlingen krijgen geen uitdagende voorbeelden meer waardoor ze niet meer van elkaar kunnen leren.
Verklaringen:  wanneer de attitudes, het affectieve en sociale klimaat belangrijk worden
 het pigmelien effect: het minder goed presteren van leerlingen wordt in de hand gewerkt door
negatieve verwachtingspatronen van de leerkracht
o Het is stigmatiserend:
Sterke en zwakke leerlingen krijgen een etiket wat ook nog eens in de organisatie benadrukt wordt.
De sterkere leerlingen zullen zich beter voelen en de zwakkere een dalend zelfvertrouwen hebben.
o Het werkt sociaal desintegrerend:
In een niveau klas worden de leerlingen bij elkaar gezet naar schoolvorderingen.
Maar de homogeniteit verwijst ook ineens naar het milieu en de sociale achtergrond.
o Het bevordert het instandhouden van het frontaal onderwijs:
Er wordt eenzelfde hoeveelheid leerstof klassikaal aangeboden en iedereen zal dat ongeveer op eenzelfde niveau
en tempo verwerken in een homogene groep.

VOORDELEN van homogene groepen:
o Er vindt een groei plaats op basis van de mogelijkheden van de leerlingen.
o Er wordt ingespeeld op de snel lerende leerlingen.
Ze worden niet tegengehouden en kan makkelijk inspelen op interesse en motivatie van leerlingen.
o Het leertempo wordt bepaald door de noden van de groep.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariegoesaert. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.66. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.66  5x  sold
  • (1)
Add to cart
Added