1. Begrip en aard van het internationaal publiekrecht
Lange tijd van de geschiedenis waren de politieke organisatievormen te zwak om gecentraliseerd
gezag uit te oefenen en stabiele betrekkingen te onderhouden met andere entiteiten. De
voorwaarden voor internationaal publiekrecht ontbraken. Monarchen hadden slechts beperkte
macht en er was geen scheiding tussen publieke en private belangen.
Het internationaal publiekrecht had ten tijde van de opkomst van soevereine staten vooral als functie
de bevordering van het vreedzaam samenleven (co-existentie) van staten. Onafhankelijke staten
waren bepalend voor de ontwikkeling van internationaal publiekrecht. De Vrede van Westfalen,
waarbij een eind werd gemaakt aan de Dertigjarige en Tachtigjarige Oorlog, speelde een belangrijke
rol. Staten waren niet meer onderworpen aan hoger gezag en er was een publieke en private
scheiding.
Internationaal publiekrecht speelde eerst een rol in het Europese stelsel. Vanwege economische
belangen en ondersteund door militaire en politieke macht breidden Europese staten hun
activiteiten uit naar andere delen van de wereld. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
speelde in die tijd vooral een rol met de VOC en de WIC. Met machtige en georganiseerde politieke
entiteiten sloten Europese staten capitulaties: overeenkomsten die de belangen van hun onderdanen
in die gebieden beschermen. Na de Tweede Wereldoorlog is de dominantie van soevereine staten
afgenomen doordat er meer bovennationale vormen van organisatie ontstaan en niet-statelijke
instituties worden belangrijker.
Volkenrecht: ius gentium, recht dat op alle burgers van toepassing was. Later recht dat tussen staten
gold. Internationaal recht: breder dan internationaal publiekrecht, omvat ook internationaal
privaatrecht.
Internationaal publiekrecht:
- Internationaal: vier rechtsbronnen; verdragen, besluiten van internationale organisaties,
algemene rechtsbeginselen en gewoonterecht. Dualistisch stelsel: internationaal en
nationaal recht zijn gescheiden. Monistisch stelsel: een rechtsorde van nationaal en
internationaal recht. De formele scheiding betekent dat internationaal recht niet kan bepalen
welke rechtsgevolgen het heeft in de nationale rechtsorde en dat rechtsordes eigen organen
kennen.
Verweving internationaal en nationaal recht: rechtspersonen, die horen bij nationale
rechtsordes, kunnen een beroep doen op internationaal recht. Internationaal recht heeft
steeds meer betrekking op onderwerpen van nationaal recht en steeds meer staten stellen
hun rechtsorde open voor internationaal recht.
- Publiek: het legitimeert en reguleert de uitoefening van publiek gezag en het beschermt
publieke belangen.
- Recht (juridisch element): onderscheid tussen internationaal publiekrechtelijke normen en
andere normen. Onderscheid tussen juridische regels en politieke en morele regels: de bron
van een regel en juridisch regels zijn onderdeel van een systeem dat schending van een norm
verbindt met een sanctie.
Internationale rechtsorde: co-existentie, recht van samenwerken (coöperatie), integratie.
Het bestaat uit een algemeen en een bijzonder deel. Het algemene deel bevat vooral formele
beginselen en een aantal fundamentele beginselen. Het bijzondere deel bevat vooral rechtsgebieden
die bestaan uit regels die wisselende groepen staten en andere actoren hebben opgesteld om
gemeenschappelijke belangen te organiseren.
,2. Rechtssubjecten
Rechtssubjectiviteit: status die het mogelijk maakt dat personen deelnemen aan rechtsverkeer.
Personen bezitten rechtssubjectiviteit als zij internationale bevoegdheden, rechten of plichten
bezitten. Staten oefenen gezag uit over een grondgebied en de daar levende bevolking.
Internationale organisaties bezitten internationale rechtspersoonlijkheid en nemen als zelfstandige
entiteiten deel aan het internationale rechtsverkeer. Ze bezitten eigen bevoegdheden, rechten en
verplichtingen.
De facto-regimes: niet-statelijke entiteiten, georganiseerde groepen die feitelijk effectief gezag
uitoefenen over een deel van het grondgebied van een bestaande staat en de daar levende
bevolking. Vaak zijn het groeperingen die tegen de staat in opstand komen om autonomie te
verkrijgen binnen de staat.
Bevrijdingsbewegingen: groeperingen die vechten tegen een koloniale mogendheid of een
bezettende macht. Non-gouvernementele organisaties (NGO’s): private organisaties die
grensoverschrijdend opereren. Multinationale ondernemingen: ondernemingen die in meer dan een
staat economisch actief zijn. Ze hebben status in de internationale rechtsorde verkregen:
- Staten hebben er belang bij dat in hun rechtsorde geregistreerde ondernemingen in andere
staten worden beschermd tegen onteigening of andere maatregelen die de waarde van hun
investeringen zouden bedreigen.
- Multinationale ondernemingen onttrekken zich door de verspreiding van macht en kapitaal
in vergaande mate aan nationaal recht.
Natuurlijke personen: rechten en plichten op internationaal niveau.
Heilige Stoel: centrale bestuursorgaan van de rooms-katholieke kerk erkend als soevereine entiteit.
3. Staten
Elke staat heeft binnen zijn grondgebied het exclusieve recht om publiek gezag uit te oefenen,
ongehinderd door en onafhankelijk van andere staten (soevereiniteit). De internationale rechtsorde
rust op soevereine staten.
- Gezagsstructuur: geheel van instellingen die publiek gezag uitoefenen. Bijzondere regels
(gelden alleen voor staten die deze bij verdrag hebben aanvaard) stellen beperkingen aan de
vrijheid van staten om hun interne organisatie te bepalen.
- Grondgebied: gebied dat aan niemand toebehoort heet terra nullius. Overgang van
grondgebied bij verdrag: cessie. Indien betwist welke staat de titel op een grondgebied heeft,
wordt gekeken welke staat effectief overheidsgezag over het grondgebied uitoefent.
- Bevolking: mensen die de nationaliteit van de staat hebben. Afstammingsbeginsel (jus
sanguinis) en territorialiteitsbeginsel (jus soli).
Internationaal recht gaat uit van de eenheid van een staat, dus het Koninkrijk der Nederlanden en
niet Nederland zelf. Totstandkoming staten:
- Afscheiding: deel van een grondgebied scheidt zich af en vormt een nieuwe staat.
- Ontbinding: uiteenvallen bestaande staat in meerdere staten. Centrale gezag stopt met
functioneren.
- Aaneensluiting: staat sluit zich aan bij een andere (absorptie) of twee zelfstandige staten
vormen samen een nieuwe staat.
- (Verovering)
Beoordeling totstandkoming: effectief gezag, legaliteit (totstandkoming nieuwe staat niet in strijd
met fundamentele regels van internationaal recht), zelfbeschikking en erkenning (aanvaarding dat
een nieuwe entiteit voldoet aan de vereisten voor staatsvorming) door andere staten. Interne
zelfbeschikking: recht moet worden uitgeoefend binnen de grenzen van een bestaande staat. Externe
zelfbeschikking: stichting van een eigen staat door een volk. Erkenning is geen noodzakelijk
onderdeel om een staat te vormen. Het is wel relevant bij de beoordeling of een entiteit de
voornaamste kenmerken van staten bezit, het geeft betekenis aan de rechtssubjectiviteit van de
, staat, het kan een correctief effect hebben. Fragiele staten: staten die geen effectieve controle
uitoefenen.
Als een staat uiteenvalt, kan een van de overblijvende staten de rechtssubjectiviteit voortzetten en
deze staat moet dan de rechten en plichten van de oude staat overnemen. Als de staat niet kan
worden gezien als opvolger van de oude staat, moet worden gekeken naar de statenopvolging. Recht
inzake statenopvolging betreft in het bijzonder:
- Grenzen: een staat die tot stand komt op territoir dat voordien aan een andere staat
toebehoorde, blijft gebonden aan de bestaande grenzen.
- Verdragen: clean-slate-beginsel: nieuwe staten beginnen met een schone lei, ongebonden
door verdragsverplichtingen die rusten op de voorgangerstaat.
- Nationaliteit: wetgeving van de voorgangerstaat bepaalt of inwoners hun nationaliteit
behouden nadat grondgebied is afgestaan aan de opvolgerstaat. Wetgeving van de
opvolgerstaat bepaalt onder welke voorwaarden personen een nieuwe nationaliteit kunnen
verkrijgen.
- Bezittingen: een staat die het grondgebied van een andere staat verkrijgt, verkrijgt ook het
eigendom van die staat.
- Lidmaatschap van internationale organisaties: in geval van samenvoeging van voorheen
zelfstandige staten gaat in de praktijk het lidmaatschap van de voorgangers over op de nieuw
gevormde staat en behoeft geen nieuw lidmaatschap te worden aangevraagd. Bij het
ontstaan door ontbinding of eenzijdige afscheiding gaat het lidmaatschap niet zomaar over.
- Aansprakelijkheid: verbonden met onrechtmatige daad die een staat begaat en gaat dus ook
niet over naar de opvolger.
4. Internationale organisaties
Internationale organisaties: samenwerkingsverbanden van twee of meer staten met een eigen
rechtssubjectiviteit, die zelfstandig rechtshandelingen kunnen verrichten. Ze worden opgericht bij
verdrag. Eigenlijk vormen internationale organisaties eigen rechtsordes binnen de algemene
internationale rechtsorde. Alle organisaties kennen organen die namens de organisatie optreden.
Drie typen organen:
- Organen die bestaan uit leden (vooral staten). Ze bepalen beleid en kunnen besluiten
nemen.
- Organen die de bevolkingen van de leden vertegenwoordigen.
- Onafhankelijke organen.
- Verenigde Naties: bescherming internationale vrede en veiligheid, maar ook actief op
economisch en sociaal gebied. Zes hoofdorganen: Algemene Vergadering, Veiligheidsraad,
Economische en Sociale Raad (ESR), Trustschapsraad, Internationaal Gerechtshof (IGH) en
het Secretariaat.
- Europese Unie: heeft een eigen rechtsorde, supranationale organisatie. Belangrijkste
instellingen: Europese Raad, Raad van Ministers, Europese Commissie, Europees Parlement
en het Hof van Justitie.
- Raad van Europa: Straatsburg, eenheid tussen lidstaten bewerkstelligen en economische en
sociale vooruitgang faciliteren, beschermen van de ‘democratische veiligheid’ in Europa,
gebaseerd op de rechten van de mens, de democratie en de rechtsstaat. EVRM.
- Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE): geen rechtspersoonlijkheid
en geen internationale organisatie. Crisisbeheersing en wederopbouw van staten na
conflicten.
- Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO): bescherming bieden tegen het toenmalige
Oostblok, in Brussel. Collectieve zelfverdedigingsorganisatie. Als een lid wordt aangevallen,
helpen alle leden mee verdedigen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vanhemertjulia. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.