Hoorcolleges Rechtseconomie
Week 1 Efficiëntie, markten
Rechtseconomie
- Economie: nutsmaximaliserend gedrag
o Nutsmaximaliserend gedrag: mensen kijken hoe hun keuzemogelijk heden
zich tot elkaar verhouden en wat hun beste keuze is.
- Recht: prikkels
- Recht beïnvloedt gedrag!
Twee vragen:
1. Invloed recht op gedrag
2. Invloed recht op maatschappelijke welvaart nut van individuen
Verhouding recht en economie
- Economen: als je iets op een bepaalde manier regelt, welke gedragseffecten zullen er
dan volgen. Vooraf kijken naar de gedragsprikkels.
o Ex ante (vooraf)
o Efficiëntie
- Juristen: kijken naar casus en wat de oplossing is.
o Ex post (achteraf)
o Rechtvaardigheid
Indifferentiecurves en Edgeworthbox
Indifferentiecurves: weergave van een goederenpakket waar een individu indifferent is met
zijn keuze, het maakt hem niet uit. Hogere indifferentiecurve: weer indifferent over het
goederenpakket, maar de pakketten zijn beter dan de eerste indifferentiecurve. Een hoger
indifferentiecurve staat voor een hoger nut.
Om indifferentiecurves te vergelijken moet je de twee curves op elkaar leggen. Je draait de
nulpunten zo dat ze tegenover elkaar liggen Edgeworthbox.
Pareto-verbetering
Pareto-verbetering: verandering waarbij het nut van een of meer leden van een groep groter
wordt, zonder dat het nut van enig ander lid van de groep kleiner wordt. Er gaat er ten
minste een op vooruit en niemand gaat erop achteruit.
,Een Pareto-verbetering is punt B Sjonnie gaat erop vooruit, voor Anita is het geen nadeel.
Ook punt C is een Pareto-verbetering Anita heeft een verbetering, Sjonnie heeft geen
verschil.
Tussen B en C zijn ze beide beter af, want bij beide is het hoger dan hun indifferentiecurve,
dus is hier ook sprake van een Pareto-verbetering.
Punt D is geen Pareto-verbetering, want ze zitten beide op dezelfde indifferentiecurve als
oorspronkelijk. Ze zijn dan ook beide evengoed af als oorspronkelijk.
Tussen ABCD oog van Pareto.
Er is sprake van een verbetering, omdat het voor die persoon op een hogere
indifferentiecurve ligt. Het maakt voor de persoon niet uit, als het op de indifferentiecurve
blijft.
Pareto-optimum
Pareto-optimum: situatie waarin niemand er in welvaart op vooruit kan gaan, zonder dat er
iemand anders op achteruit gaat. Je zit in een Pareto-optimum, als er geen Pareto-
verbetering meer mogelijk is.
Punt B en punt C zijn Pareto-optima, want welke verandering je vanuit die punten ook
bekijkt, altijd gaat er tenminste een op achteruit.
De contractcurve;
- Is een weergave van de verzameling Pareto-optima
- Bestaat uit de verzameling van punten waarin de indifferentiecurven van de
betrokken individuen elkaar raken
o Tussen B en C zijn er ook nog indifferentiecurven mogelijk.
Hicks-Kaldor-criterium
Pareto-criterium geeft geen uitsluitsel als er behalve ‘winnaars’ ook ‘verliezers zijn’, dus: bij
vrijwel elke verandering in wet- en regelgeving.
Alternatief: Hicks-Kaldor-verbetering;
- Verandering waarbij alle betrokkenen erop vooruit zouden kunnen gaan.
- Waar compensatie denkbaar is, doordat de ‘winst’ van de ‘winnaars’ groter is dan het
‘verlies’ van de ‘verliezers’.
- Een potentiele Pareto-verbetering
Volledige mededinging
- Veel vragers
- Veel aanbieders
- Homogeen product: consumenten maakt het niet uit waar ze het kopen, want als het
goed is, is het overal hetzelfde.
1. Kosten van een individuele aanbieder
, - Constante kosten: bijv. kosten gebouw, onafhankelijk van hoeveel goederen je
produceert.
o Gemiddelde constante kosten: constante kosten gedeeld door het aantal
producten. Bij meer eenheden, worden gemiddelde constante kosten kleiner,
want gedeeld door een groter aantal.
- Variabele kosten: kosten die veranderen met de hoeveelheid productie.
o Gemiddelde variabele kosten
- Totale kosten = constante kosten + variabele kosten
o Gemiddelde totale kosten
- Marginale kosten: verandering van de kosten indien een extra eenheid wordt
geproduceerd.
o Marginale opbrengst: opbrengt van een extra eenheid.
o Marginale kosten: extra kosten van een extra eenheid.
o Als marginale opbrengt groter is dan marginale kosten, dan levert de eenheid
meer op dan dat die kost.
2. Onder behoud van kostenstructuur aanbod van individuele aanbieder.
- Individuele aanbieder streeft naar maximale winst.
- Als MO > MK uitbreiden
- Als MO < MK inkrimpen
- Winst maximaliserende hoeveelheid: waar MO = MK
Winst is hier gelijk aan 0, want
de prijs is 3,2 en de GTK is ook
3,2. De gemiddelde opbrengst
en de gemiddelde totale
kosten zijn gelijk en dus is de
winst hier 0.
Stel de prijs is 3, dan levert elke eenheid die de aanbieder verkoopt €3 op. De marginale
kosten liggen onder de prijs, dus hij zou erop vooruitgaan. Als de prijs op de markt €3 zou
zijn, verkoopt hij 27 eenheden en dat maximaliseert zijn winst. Hij maakt verlies, want de
prijs per eenheid is €3, maar de gemiddelde totale kosten liggen erboven. De prijs wat hij
binnenkrijgt is lager dan de kosten, dus hij maakt verlies. Toch kiest hij ervoor om het wel te
verkopen, omdat de prijs hoger is dan de gemiddelde variabele kosten en dan maakt hij
minder verlies dan wanneer hij ermee zou stoppen.
Bij €2,4 ligt de prijs onder de variabele kosten en dan kan hij er beter mee stoppen.
Aanbodcurve individuele aanbieder: dat deel van de MK-curve dat ligt boven het minimum
van de GVK-curve. Er is alleen winst als de prijs ligt boven de gemiddelde totale kosten.
De MK-curve gaat door het minimum van de GTK-curve, omdat de kosten voor de eenheden
daar gelijk zijn. Als de MK-curve onder de GTK-curve ligt, is de GTK-curve dalend, want er zijn
, meer eenheden met minder kosten. Als de MK-curve boven de GTK-curve ligt, is de GTK-
curve stijgend, want er zijn meer eenheden met meer kosten.
3. Marktaanbod
Marktaanbod: aanbod van alle aanbieders gezamenlijk.
Marktaanbodcurve ken je als je de aanbodcurve van de individuele aanbieder kent, want die
ligt gewoon zoveel hoger als er aanbieders zijn. Marktaanbodcurve leidt je dus af uit de
aanbodcurves van individuele aanbieders. De marktaanbodcurve zegt iets over de marginale
kosten op de markt.
- Curve laat zien hoeveel eenheden consumenten bij verschillende prijzen willen
hebben. Als de prijs hoger wordt, willen de consumenten samen minder kopen.
o Meer aanbod dan vraag (vaak bij hoge prijs) aanbieders gaan onder elkaars
prijs zitten om product wel kwijt te raken.
- Meer vraag dan aanbod (vaak bij lage prijs)
4. Marktevenwicht, korte termijn en lange termijn evenwicht
Marktevenwicht ligt daar waar de gevraagde en aangeboden hoeveelheid gelijk zijn. Dit is
een korte termijn evenwicht, want op een gegeven moment wordt dit de marktprijs en
hoeveelheid, maar het verandert snel weer.
- Marktevenwicht bij volledige mededinging aanbod en vraag gelijk.
Op de markt heb je marktevenwicht en er blijkt winst te zijn (prijs hoger dan GTK). Dit lokt
toetreding uit en daardoor komen er meer aanbieders en is er dus meer aanbod. De
marktaanbodcurve gaat naar rechts en de evenwichtsprijs, marktprijs, gaat zakken. Als de
prijs op de markt zakt, zakt de voor de individuele aanbieder gegeven prijs (loopt over zijn
individuele aanbodcurve naar links beneden). Dit gaat door totdat de winst nul is. Dit leidt
tot een lange termijn evenwicht.
Welvaart
Maatschappelijke welvaart
Iedere verhandelde eenheid product levert ruilvoordeel
- Voor consumenten: verschil tussen waarde van verkregen goed en betaalde prijs.
o Ze kopen alleen goederen die ze tenminste evenveel waard vinden als de
prijs.
- Voor producenten: verschil tussen ontvangen prijs en productiekosten.
o Ze verkopen alleen producten als de prijs groter is dan de marginale kosten.
Marktevenwicht
- Consumentensurplus (ruilvoordeel voor consumenten): minder betalen dan dat het
je waard was geweest, levert je een voordeel op.
o Bijv. je wilde wel €20 betalen, maar het kost €10. Dit levert een voordeel van
€10 op.
- Producentensurplus (ruilvoordeel voor producenten):
o Bijv. prijs op markt is €10 en marginale kosten waren €5, dan is het voordeel
€5.
- Je moet het voordeel in totaal berekenen door de oppervlakte te berekenen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vanhemertjulia. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.61. You're not tied to anything after your purchase.