Rechtsmiddelen
Deze zijn in het derde boek te vinden. Dat boek staat centraal in deze reeks. Er wordt in dat boek
onderscheid gemaakt tussen:
A. Gewone rechtsmiddelen
• Hoger beroep
• Verzet (vervallen) dit doe je tegen een SB. Vroeger stelde je verzet in tegen een
uitspraak waarbij je niet in persoon aanwezig was. Dit kon tot gekke situaties leiden
waardoor je 4 keer een feitelijke behandeling had. De wetgever heeft gezegd: we gaan
het enkel mogelijk maken voor gevallen waarin geen hoger beroep mogelijk is. Dat is
niet altijd mogelijk, namelijk bij overtredingen (art. 404 lid 3) niet, als art. 9a is
toegepast of de geldboete niet hoger is dan €50. Bij die specifieke categorie is hoger
beroep dan wel weer mogelijk, als de verdachte niet aanwezig kon zijn. Bij alle
misdrijven is het wel mogelijk.
• Cassatie
B. Buitengewone rechtsmiddelen
• Cassatie in belang der wet
• Herziening, art. 457 Sv.
Het verschil tussen buitengewone rechtsmiddelen en gewone is dat buitengewone rechtsmiddelen
slechts kunnen worden ingesteld als de gewone rechtsmiddelen zijn uitgeput. We gaan het nog hebben
over het aanwenden en intrekken van rechtsmiddelen. Over de verhouding is goed om te vermelden wat
het belang is van het onderscheid. Wat doen gewone rechtsmiddelen wel wat buitengewone
rechtsmiddelen niet doen? Gewone rechtsmiddelen hebben schorsende werking voor de
tenuitvoerlegging. Men begint dus niet met de tenuitvoerlegging, art. 6:1:16 Sv. De rechterlijke
beslissing wordt pas ten uitvoer gelegd (in beginsel) als de beslissing onherroepelijk is. De tijd dat
iemand nog vastzit is de voorlopige hechtenis.
Inhoudelijke omschrijving rechtsmiddelen
In het boek van Knigge wordt de Hullu geciteerd: “wettelijke mogelijkheid voor procespartijen om
beslissing strafrechter ter toetsing voor te leggen aan rechterlijke instantie die bevoegdheid heeft om
deze beslissing te niet te doen”. Gratie en verzet tegen een strafbeschikking buiten, waarom is dat? Het
is geen rechter die een beslissing tenietdoet (bij gratie) maar hij geeft een advies. Waarom is het bij
verzet geen rechtsmiddel? Dat is omdat het een beslissing van de OvJ is, en niet van de strafrechter.
De kern is:
• Door recht genormeerde mogelijkheid, om;
• Beslissing strafrechtelijke instantie;
• Voor te leggen aan rechter;
• Wiens oordeel beslissing of tul daarvan kan beïnvloeden.
Waarom hebben we rechtsmiddelen?
1. Vergroot de kans op een juiste en beter aanvaardbare einduitspraak;
2. Behoefte aan rechtseenheid en controle op juist verloop procedure;
3. Behoefte aan herstel van aperte onjuistheden.
Zijn er ook nadelen van rechtsmiddelen?
• Het kost middelen, als in elke zaak een extra beroepsmogelijkheid wordt gecreëerd zorgt dat
ervoor dat er voor andere zaken weer minder tijd is. Dat zou kunnen leiden tot minder snelle
behandeling.
, • Voor de inhoud is het belangrijk dat een zaak snel bij een rechter komt, vanwege het bewijs.
Dan kan er nog makkelijker onderzoek worden gedaan.
• De executie wordt uitgesteld. Er is ook een inhoudelijk belang; je wilt ‘lik op stuk’ geven. Je
wilt dat iemand snel wordt gestraft.
• Een zaak wordt er niet altijd beter van.
Er zijn soms drempels bij het instellen van rechtsmiddelen. Bij sommigen is er wel een recht, maar
wordt van de verdachte ook wel iets gevergd (schriftuur indienen, grieven kenbaar maken). Bij bepaalde
lage straffen is ook soms niets mogelijk, wordt een rechtsmiddel uitgesloten.
• Art. 404 lid 2 Sv en art. 427/2 Sv.
In het WvSv zie je ook de mogelijkheid voor de rechter om soms wel al met de TUL te beginnen.
• 14e en art. 38v Sr.
o 14e: voorwaarden VW veroordeling (die kunnen dan al ten uitvoer worden gelegd);
o 38v Sr: soortgelijks voor vrijheidsbeperkende maatregel.
Rechtsmiddelen passen goed bij doelstellingen Sv. Het doel is toepassen juiste materiele strafrecht. Dat
houdt kort gezegd in: schuldigen veroordelen, onschuldigen vrijspreken. Dat moet met eerbiediging
rechten van verdachte en ook van anderen. Je ziet ook een algemene kosten- en batenafweging: laat je
iets enkelvoudig afdoen of meervoudig? Het is belangrij om alle strafzaken tijdig af te doen vanwege
de doorlooptijden.
Recht op rechtsmiddelen
Is er een noodzaak voor een rechtsmiddel tegen een strafbeschikking?
• Ja, omdat alleen de OvJ ernaar kijkt.
• Dit volgt uit art. 6 EVRM (Recht op rechter)
• In art. 2/1 7e Protocol EVRM staat een recht op een rechtsmiddel tegen veroordeling door
rechter. Maar er staat ‘exercise shal be governed by law’. In lid 2 staat de mogelijkheid op
uitzonderingen, als het gaat om overtredingen met een licht karakter (<€50) en als het bij wet is
voorzien. Dit is echter nog niet geratificeerd door Nederland. Als we dat wel zouden doen zou
de wet zoals we die kennen in strijd met Europees verdrag zijn.
• In Krombach v. France werd een schending aangenomen.
Zaak Krombach v. France
• Zaak tegen K. Hij zou zijn stiefdochter hebben vermoord.
Hier kwam de verdachte niet naar de zitting. In Frankrijk was het dan zo dat de advocaat dan ook niet
aan het woord mocht. De verdachte was dus niet aanwezig en daarom kon hij ook geen review krijgen
van de beslissing om te weigeren zijn advocaten aan het woord te laten. Hij gaat in cassatie, maar dat
wordt n-o verklaard, omdat hij in absentia werd veroordeeld. Hij kon dus niet klagen over zijn
afwezigheid, omdat hij afwezig was.
• EHRM is daar kritisch over. Dit kon niet door de beugel: schending recht op eerlijk proces –
omdat de advocaat het woord niet kon voeren. Ze namen ook schending recht op hoger beroep
aan (7e protocol). Je kunt het wel beperken, maar het mag niet de kern van het recht op hoger
beroep raken. Kern daarvan (recht op hoger beroep) is dat
Anonieme verdachte (K/K 17.3.2.)
• Anonieme verdachte is niet toegestaan. HR heeft daarvan gezegd dat de verdachte zijn identiteit
kenbaar moet maken. Zou dat in strijd kunnen komen met het recht op hoger beroep? Of is er
iets dat afwijkt van Krombach?
o Hier wordt er wel gekeken of het ‘terecht’ is, waar bij Krombach überhaupt niet wordt
gekeken naar de zaak. De HR gaat hier wel kijken of het nou terecht is of niet (dat
iemand zijn identiteit kenbaar moet maken). Dat is een groot verschil.
• Dit verschil zie je ook in Papon v. France: oorlogsmisdadiger die eerst aanwezig was en toen
was gevlucht. Vervolgens had hij geen recht op beroep, omdat hij dus gevlucht was. Daar zie
je, dat over die beslissing, kon worden geklaagd. Dat werd ook beoordeeld. Het EHRM zei:
, weliswaar schending van art. 6 EVRM – want behandeling i.s.m. art. 6 EVRM, maar geen
schending van het hoger beroep. Kern daarvan is dat je kunt klagen en dat heeft hij kunnen doen,
want de rechter heeft zich er gewoon over uitgelaten.
Schending van het recht op hoger beroep kan schending van art. 6 EVRM meebrengen, maar het een
impliceert het ander niet.
• Artikel 6 EVRM: is de beslissing eerlijk geweest?
• Recht op hoger beroep: is de beslissing om je daar niet tegen te kunnen verweren geschonden?
Als er dus iemand naar heeft kunnen kijken, dan is aan het recht op hoger beroep wel voldaan. De
behandeling zelf moet ook wel weer voldoen aan art. 6 EVRM. Daar komen we dadelijk nog op. Het
hangt er vanaf wat er aan de orde wordt gesteld in het hoger beroep. Aan de hand daarvan kun je
beoordelen wat er vereist is in het licht van de aanwezigheid.
art. 14 lid 5 IVBPR
Hier staat ook het recht op hoger beroep geregeld. Het is hier ook mogelijk om uitzonderingen te maken;
bij bagateldelicten. De nationale wetgever wordt wel vrijer gelaten in hoe hij dat bepaalt. Daarom geen
strijd met hoe het in NL geregeld is. Het gaat om een review: hoeft geen nieuwe feitelijke behandeling
te zijn, cassatie kan ook. Er is ook een verlofregeling. Nederland kent dat ook. Bij lichte zaken moet je
vooraf kenbaar maken waarom je in beroep wilt, de rechter toetst dan of je verlof krijgt voor hoger
beroep. In principe mag dat, maar je ziet wel dat er internationaalrechtelijk kritisch naar wordt gekeken.
Het idee is dat het vervalt, maar we hebben hem nu nog. Het IVBPR heeft ten dele rechtstreekse werking.
Het creëert niet zelf een rechtsmiddel, maar bij sommige zaken bij de HR is wel gekeken of wordt
voldaan aan dit artikel.
• Art. 407 en art. 416/2 zijn hier wel eens aan getoetst. Het voldoet hieraan, want het IVBPR
maakt het mogelijk dat de wetgever beperkingen stelt.
• Lalmahomed past hierbij.
Procedure rechtsmiddel
De koppeling met artikel 6 EVRM: als je een middel openstelt, dan moet de procedure wel voldoen aan
artikel 6 EVRM. Daar gaan Kremzow v. Oostenrijk en Hermi v. Italië over.
• Kremzow t. Oostenrijk: hier ging het om een verdachte, oud-rechter, die een
belastingconsulent had die voor hem werkte om het leven gebracht, althans: daarvan werd hij
verdacht. Standpunt van het OM was dat de oud-rechter een moord had gepleegd en met een
motief had gedaan: hij had P. opgelicht en daarom hem vermoord. Kremzow stelde dat dit
anders was gegaan, dat P. namelijk zelfmoord had gepleegd. In de procedure mocht die
verdachte zichzelf niet verdedigen, hij moest worden bijgestaan. Met protest ging hij daarmee
akkoord. Een jury verklaard hem schuldig. De rechter (en jury) veroordeelt hem voor 20 jaar
plus een soort TBS. Volgens de jury kon het ‘motief’ niet worden vastgesteld. Daartegen ging
de verdachte in beroep, hij kwam vooral met formele bezwaren (geen eerlijk proces). Ook
voerde hij nog aan dat hem was geweigerd het huis van de zoon van P. te doorzoeken, want daar
zouden dagboekaantekeningen liggen die zijn verklaring konden bevestigen. Ging dus om
procedurele bezwaren. Het OM ging in beroep omdat ze vonden dat het motief wel kon worden
bewezen. Dat is een materieel bezwaar: berufung. De formele bezwaren heten de
nicht.k.besch. Deze laatste bezwaren mogen alleen worden bijgewoond door de advocaat. Voor
het beroep van de OvJ (materiele bezwaren) daarvan wordt gezegd dat de verdachte kenbaar
moet maken dat hij wil verschijnen. Dat doet hij niet. De rechter ziet dan ook geen noodzaak en
nodigt hem niet uit. Formele bezwaren worden verworpen en materiele bezwaren worden
toegewezen. Hij krijgt dan een levenslange straf.
o EHRM wordt aangezocht; schending artikel 6 EVRM. Verdachte mocht niet aanwezig
zijn bij behandeling hoger beroep. Hoe zit dat? Hoe verhoudt artikel 6 EVRM zich tot
die aanwezigheid in beroep?
▪ Er wordt onderscheid gemaakt tussen formele en materiele bezwaren. Heel kort
gezegd (belangrijkste r.o. 58-59): het hangt ervan af waarover geoordeeld wordt
of de aanwezigheid van doorslaggevende betekenis is. Er is onderscheid te
, maken tussen de vraag naar het motief: het is cruciaal, gerelateerd aan een
bewijsvraag; niet tijdig kenbaar maken maakt niet dat gezegd mag worden dat
niet noodzakelijk is dat hij aanwezig was. Daar is dus een schending. Bij de
formele bezwaren is dat anders, de advocaat kan daar prima de verdediging
voeren. Daarbij hoeft de verdachte niet aanwezig te zijn, dus geen schending
van art. 6 EVRM.
▪ Het wel of niet overeenkomstig zijn met art. 6 EVRM hangt af van (1) wat op
het spel staat (2) wat voor type vraag aan de orde is (3) welke vraag nog aan de
orde is (4) is daarvoor aanwezigheid van verdachte noodzakelijk?
• Hermi t. Italië: ging over bezit kleine kilo cocaïne. Verdachte had twee advocaten en
verweerde: het is voor eigen gebruik. Dat zou voor de straf uitmaken. De rechter geloofde dat
niet. Hij wordt tot 6 jaar veroordeeld in een verkorte procedure. Die verkorte procedure kent
verschillende voor- en nadelen; je hoeft niet aanwezig te zijn – moet erom verzoeken maar je
valt wel in een lager straftarief, in hoger beroep is geen hogere straf mogelijk en ook geen nieuw
bewijs. Het is echter niet openbaar. Hoger beroep wordt voorzien van schriftelijke bezwaren
van de verdachte. Hij zegt dat het voor vrij gebruik was (materieel bezwaar). Ook voert hij een
formeel bezwaar. 1 advocaat is uiteindelijk ziek, de ander is wel aanwezig, verdachte verschijnt
niet. Er wordt dan nog gevraagd of verdachte aanwezig kan zijn. Dat wordt afgewezen; volgens
de hoger beroepsrechter heeft hij zich niet kenbaar gemaakt. Dat is een voorwaarde van de
eenvoudige procedure. Door de hoger beroepsinstantie wordt het oordeel in eerste instantie
bevestigd. Er wordt weer beroep ingesteld, ook tegen de afwezigheid. Dat wordt verworpen; het
was een keuze, geen wens kenbaar gemaakt en het is verbonden aan de verkorte procedure. Is
hier art. 6 EVRM geschonden?
o Kleine Kamer zegt dat het gaat om feitelijke vragen en hij dus aanwezig had moeten
zijn. Grote Kamer oordeelt anders. Ze halen Kremzow aan: er is geen recht om
aanwezig te zijn, hangt van type vragen af. Er zijn 3 redenen om te oordelen dat art. 6
EVRM niet in het geding is.
o (1) fysieke aanwezigheid is voor deze vraag niet nodig; het verweer dat het een
gebruikershoeveelheid is gaat niet op. Het is dan wel een formele vraag, maar het
antwoord staat vooraf eigenlijk al vast;
o Kon geen andere straf krijgen, daarom veel minder op het spel dan bij Kremzow;
o Geen nieuw bewijs mogelijk in hoger beroep. Dat is ook anders dan bij Kremzow. In
Kremzow ging het over het ‘motief’ en daar kon het gevolg enorm groot zijn bij een
ander oordeel daarover. Daarom maakt dat het anders.
o Afwezigheid maakt hier geen strijd.
Gesloten stelsel
We gaan nog drie beginselen kort bespreken.
1. Rechterlijke beslissingen kunnen enkel worden aangetast als de wetgever een rechtsmiddel heeft
opengesteld.
• Je kunt niet met een OD-actie bijvoorbeeld een vonnis openbreken. Het is niet zo
dat je nooit civielrechtelijk een uitspraak kunt aantasten. Dat kan wel als er een
schending is van artikel 6 EVRM. Dat was aan de orde in de zaak uit 1991 (Maat
Kostovski). Het moet dan gaan om een vastgestelde schending, waarvan evident is
dat het gevolgen moet hebben voor de zaak. Het is ook een herzieningsgrond; als
het EHRM heeft beslist dat er een schending is. De TUL kan dan worden
opgeschort. Belangrijk om te onthouden is dat er alleen een rechtsmiddel is als de
wetgever dat heeft opengesteld.
2. We kunnen niet met twee beslissingen ‘leven’
• Beslissing genomen en er is een nieuwe behandeling? Dan moet de rechter altijd
iets zeggen over de eerste beslissing. Dat moet ook bij een strafbeschikking.
3. Concentratiebeginsel: bij instellen rechtsmiddel worden alle beslissingen gezamenlijk
behandelt. Bij afwijzen getuigenverzoek bijv. wordt dat samen met de rest van het hoger beroep
behandeld, niet tussendoor al. Bij cassatie geldt dat ook. Er is 1 uitzondering: Art. 406 lid 2 Sv:
als er hoger beroep wordt aangetekend tegen bevel gevangenhouding of -neming (beslissingen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller demialtena98. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $2.79. You're not tied to anything after your purchase.