Sociaal Pedagogische Hulpverlening / Social Work / MWD
Armoede En Lokaal Sociaal Beleid
All documents for this subject (12)
Seller
Follow
marleenvandenberg
Content preview
Samenvatting armoede (dynamiek van sociaal werk en gemeentelijk
beleid)
Hoofdstuk 1: van verzorgingsstaat naar participatiestad
1.1 Ontstaan en grondslagen.
Vanaf 1870 nam de industrialisering in Nederland sterk toe. Er was veel vraag naar
arbeidskracht in de fabrieken en de havens. Daardoor trokken vele landarbeiders naar de
stad. Daar was meer kans op werk en inkomen. Door deze trek van het platteland naar de
stad groeide het aantal inwoners van steden explosief en ontstond de ‘sociale kwestie’. De
arbeiders en gezinnen kwamen daar te wonen in erg slechte behuizing, veelal kortwoningen.
De hygiëne in de arbeidersbuurten was ronduit belabberd doordat er geen rioleringen en
waterleidingen waren. De armoedebestrijding was voornamelijk in handen van rijke
particulieren en charitatieve instellingen als de kerk. In 1854 werd de armenzorg wettelijk
geregeld in de Armenwet.
In 1874 kwam de eerste sociale wet waarin kinderarbeid werd beperkt: het Kinderwetje van
Van Houten. Daarna kwam een reeks van sociale en beschermende wetten tot stand: de
leerplichtwet, de ongevallenwet, de woningwet en de hygiënewet. Na 1945 breidde de
sociale regelingen uit totdat er rechten waren voor iedereen. Dit werd o.a. betaald uit
collectieve belastinginkomsten. Er ontstond tegelijk ook een professionele sector voor
sociale hulpverlening en maatschappelijke ondersteuning.
Beveridge legde in 1942 met zijn rapport Social Insurance and Allied Services de basis voor
een sociaal beleid waarin werd gepleit voor het inzetten van belastinggelden voor
gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid. Naar aanleiding van dit
rapport besloot ook de Nederlandse commissie – Van Rhijn dat de Nederlandse overheid
zorg diende te dragen voor een minimum bestaan aan alle burgers. Tot 1965 gebruikte men
in Nederland het begrip welvaartsstaat.
Wat is sociaal beleid?
1. De eerste invalshoek gaat uit van het beheersen van twee belangrijke sociale
problemen: achterstand en ongelijke sociale posities en afwijken gedrag. De
uitvoering van het welzijnsbeleid richt zich op probleembeheersing in samenspel en
samenwerken.
2. De tweede invalshoek richt zicht op het versterken van de lokale gemeenschap.
Hierbij gaat het om sociale binding en samenhang in achterstandsbuurten en het
verstevigen van de sociale infrastructuur om zo de participatie van achtergestelde
groepen te vergroten. De focus ligt o.a. op het bieden van specifieke voorzieningen
om de participatie en de ontplooiing van mensen te ondersteunen.
1.2 de verzorgingsstaat in vogelvlucht
Vanaf 1965 kwam het begrip verzorgingsstaat in Nederland, geïntroduceerd door socioloog
Thoenes. Het ging nu niet alleen om welvaart, maar ook om welzijn. De verzorgingsstaat
breidde zich ook uit over andere beleidsterreinen:
, 1. Risicodekking: ziekte, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, pensioen, ongevallen,
huur, hypotheek, studiebeurzen
2. Gerechtigden (ontvangen): premie- en niet premiebetalers, studerenden,
bijstandtrekkers, ouderen en kinderen (bijv, kinderbijslag)
3. Overheids- en publieke sectoren: onderwijs, cultuur, sociale zaken, economie en
sociale woningbouw.
Maatschappijvisies en kritiek op de verzorgingsstaat
Onder de liberale, christelijke en socialistische stromingen ontstonden twijfels en discussies
over het doel, de reikwijdte, de betaalbaarheid van en het mensbeeld achter het
verzorgingsregime.
Liberale maatschappijvisie (VVD) – de individuele vrijheid staat voorop. De overheid
bemoeit zich zo min mogelijk met het privéleven van de burger.
Sociaaldemocratische maatschappijvisie (PvdA) – de gemeenschap is belangrijker dan het
individu.
Christendemocratische maatschappijvisie (CDA) – groepen in de samenleving dienen elkaar
te steunen en samen te werken. Maatschappelijke organisaties zijn in deze visie
verantwoordelijk voor het welzijn van de samenleving.
Van deze visies kan kritiek nog deels te herkennen zijn:
1. De verzorgingsstaat leidt tot een toenemende overheidsbemoeienis en regelgeving.
Dit zorgt ervoor dat mensen afhankelijk worden en zelf geen verantwoordelijkheid
meer nemen.
2. Er is sprake van een ‘Mattheus-effect’ (wie heeft, ontvangt): de hogere en
middenklasse profiteren het meest van regelingen.
3. Internationale economische en financiële crisis en de toenemende vergrijzing stellen
de betaalbaarheid van de samenleving op de proef (op alle 3 de maatschappijvisies).
1.2 Het neoliberalisme in Nederland
Neoliberalisme:
ü Het dereguleren oftewel het terugdringen van bureaucratie;
ü Het bezuinigen op de sociale uitgaven;
ü Het bevorderen en versterken van de vrije markt;
ü Een terugtrekkende overheid.
Vanaf 1970 begon geloof in de maakbaarheid en houdbaarheid van de verzorgingsstaat te
wankelen. Door de oliecrisis in 1973 en 1979 en de daaruit voortvloeiende economische
recessie waren financiële maatregelen noodzakelijk. De verzorgingsstaat werd afgeslankt.
Vooral na de val van het communisme in 1989-1990 kwam de neoliberale ideologie naar
Nederland.
Vanaf de jaren tachtig maakten menig politieke partijen de ideologie van het neoliberalisme
hun eigen. Door het liberaler worden van de PvdA leidde dit in 1994, samen met de VVD en
D66, voor het eerst tot het vormen van een regering. Het CDA begon in de jaren tachtig al
afstand te nemen van het verzorgingsstaat concept. Het CDA voelde meer voor een
, verzorgingsmaatschappij: dit paste beter bij de bestaande via van gespreide
verantwoordelijkheid. Civil society benadrukt dat mensen zelf en met elkaar de
verantwoordelijkheid voor de samenleving moeten dragen en nemen.
1.4 omslag en sanering
De politieke toon was sinds de jaren 70 duidelijk veranderd. Eerder voerden financiële
argumenten – minder overheid, meer markt – de boventoon in de discussies over de
verzorgingsstaat. Het ‘oude’ denken was gericht op verzorging en verzekeren: het ‘nieuwe’
denken richtte zich op verheffen, de eigen kracht en de verantwoordelijkheid van mensen
worden gestimuleerd.
In het verzorgingsmodel zijn kwetsbare burgers als het ware het slachtoffer van
omstandigheden die de persoon of groep nauwelijks zelf kan beïnvloeden. Professionele
hulpverlening wordt gezien als aanbodgericht en de mensvisie, methodiek en
omgangcultuur van de professional zijn hierop afgestemd.
Het participatiemodel legt de nadruk juist op eigen verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid
en ondersteuning vanuit omringende sociale netwerken. Professionele ondersteuning is
geen recht, maar een hulpmiddel in de laatste instantie.
In 2006 kwam de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) met het rapport
verzorgingsstaat heroverwogen, daarin staan 4 hoofdfuncties van de verzorgingsstaat.
1. Verzorgen: zorg dragen voor mensen die niet voor zichzelf kunnen morgen.
2. Verzekeren: mensen verzekeren – onder bepaalde voorwaarden en tot zekere
hoogte – tegen bepaalde vormen van inkomsensverlies.
3. Verheffen: mensen de mogelijkheid bieden om hun talenten te ontplooien en een
zinvolle invulling te geven aan hun leven. Bijv. onderwijssysteem
4. Verbinden: de sociale samenhang/cohesie tussen burgers te versterken.
Het advies van het WRR was om de nadruk meer te leggen op de laatste 2 functies.
Sinds 2015 is de bestuurlijke verantwoordelijkheid in het sociaal domein neergelegd bij
gemeenten. Door de decentralisatie van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning, de
participatiewet en de stelselherzieningen hebben de gemeenten meer taken en
verantwoordelijkheden gekregen en dienen bij te dragen aan de vorming van de
participatiesamenleving.
1.5 naar een verzorgings- en participatiegemeente
Met de beweging van verzorgingsstaat naar participatiegemeente is de verhouding tussen
Rijksoverheid en lokale overheid veranderd. Gemeenten bepalen/maken nu zelf, in
samenspraak met de eigen burgers, hun eigen regels en eisen met betrekking tot het sociale
domein. Participatie en activering van burgers speelt een grote rol in het beleid van de
sociale sector, maar de uitvoering kan per gemeente verschillen. Het idee is ook dat in
samenspraak en in samenwerking met professionals op een effectiever en efficiënter manier
de bewoners in hun eigen leefomgeving te activeren.
Een lokaal sociaal contract is volgens Putters nodig om zoveel mogelijk mensen te laten
meedoen in de samenleving. Een contract met de volgende aandachtspunten:
1. Er is een heldere visie op wat burgers van elkaar mogen verwachten en de rol van de
overheid.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marleenvandenberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.55. You're not tied to anything after your purchase.