De stevigheid en de vorm van ons lichaam worden in de eerste plaats bepaald door het skelet. Geeft
het skelet het lichaam te weinig stevigheid, dan treden misvormingen op. Als er bijvoorbeeld een bot
in een been gebroken is, verliest dit bot zijn stevigheid en kunnen we niet meer op dat been staan.
Het skelet geeft ook vorm aan ons lichaam.
De tweede belangrijke functie van het skelet is het beschermen van de weke delen tegen
invloeden van buitenaf. Voorbeelden van zulke weke delen zijn de hersenen (in de
schedelholte), het hart en de longen (in de borstholte) en de blaas en de baarmoeder (in
de bekkenholte).
De spieren hebben een stevige plaats nodig waaraan ze zich kunnen vasthechten. Ze
lopen meestal van het ene botstuk naar het andere en zijn daaraan vastgehecht door
middel van pezen. Die zorgen voor een zeer stevige bevestiging. Waar twee botstukken
aan elkaar grenzen, vormen ze een gewricht. Samentrekking (verkorting) van een spier
heeft tot gevolg dat het betrokken gewricht beweegt.
De verschillende soorten bloedcellen (rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes)
worden aangemaakt in het rode beenmerg, dat vooral in de platte beenderen voorkomt.
Bouw van het skelet
Soorten beenderen
Er zijn verschillende soorten beenderen (zie figuur A4.2). Allereerst noemen we de lange
beenderen of pijpbeenderen. Deze bevatten in hun binnenste geel beenmerg , dat erg
vetrijk is. Voorbeelden van pijpbeenderen zijn: het opperarmbeen, de ellepijp, het
spaakbeen, het dijbeen, het scheenbeen en het kuitbeen. Verder zijn er de platte
beenderen, zoals de ribben, het borstbeen, het schouderblad en het darmbeen. Vooral in
deze beenderen komt het rode beenmerg voor, waarin de bloedcellen worden gevormd.
Bovendien onderscheiden we nog de korte beenderen (in de hand en de voet) en de
onregelmatige beenderen (de wervels).
, Bouw van het bot
Botweefsel bestaat voornamelijk uit geleiachtige tussenstof (collagene vezels), waarin
zich maar weinig cellen bevinden. In de tussenstof zijn botzouten ( kalkfosfaat) afgezet
die het bot zijn stevigheid geven. Botweefsel is veruit het stevigste steunweefsel in ons
lichaam.
Als we een bot nader bekijken, zien we dat het bijna overal (alleen niet aan de
gewrichtsvlakken) is omgeven door een stevig vlies. Dit is het botvlies ( periost). Vanuit
dit botvlies lopen bloedvaten het bot in die voor de bloedvoorziening zorgen.
In de diepere lagen van het botvlies bevinden zich talrijke botvormende cellen. Deze
vergroten de dikte van het bot en spelen een belangrijke rol bij de aanmaak van nieuw
bot wanneer een botbreuk ( fractuur) is ontstaan.
,Aan het botvlies hechten zich ook de spieren, terwijl het botvlies op zijn beurt stevig met
het bot verbonden is.
Ten slotte bevinden zich in het botvlies ook zenuwuiteinden. Deze zijn van belang voor
het gevoel in het bot. Daarom kan een schop tegen je scheenbeen zo gemeen pijn doen!
Op een doorsnede van een bot zien we aan de buitenkant het botvlies. Daaronder zit
een harde laag, de schors ( corticalis), gevolgd door bot met een structuur die meer
sponsachtig is ( spongiosa). Dit laatste weefsel is weliswaar hard, maar bros. In de
talrijke holten in het sponsachtige botweefsel vinden we het rode beenmerg (zie
figuur A4.3).
Figuur A4.3
Een pijpbeen (dijbeen) met doorsneden
Beenverbindingen:
Twee of meer botstukken kunnen met elkaar verbonden zijn door middel van:
naad;
vezels;
kraakbeen;
gewrichten.
Beweging van twee botstukken ten opzichte van elkaar is eigenlijk alleen bij een gewricht
in belangrijke mate mogelijk. Bij kraakbenige verbindingen bestaan alleen beperkte
bewegingsmogelijkheden en bij vezelige en naadverbindingen ontbreekt beweging
vrijwel geheel.
Een naadverbinding vinden we in de schedel. De eerste twee levensjaren zijn de
botstukken nog met elkaar verbonden door bindweefsel. Dit bindweefsel verbeent
langzamerhand, wat maakt dat er tussen de botstukken geen beweging meer mogelijk is.
Gewrichten:
, Een gewricht is een beweeglijke verbinding tussen twee of meer botstukken. De
belangrijkste gewrichten zijn: het hoofd- en nekgewricht, het kaakgewricht, het
schoudergewricht, het ellebooggewricht, het polsgewricht, de vingergewrichtjes, het
heupgewricht, het kniegewricht, het enkelgewricht, de teengewrichten en de gewrichten
tussen de verschillende wervels van de wervelkolom.
De botuiteinden die in een gewricht in of op elkaar passen, zijn bekleed met een laagje
kraakbeen. Dat maakt in het gewricht een soepeler beweging mogelijk dan wanneer de
twee harde botten zomaar in of op elkaar zouden passen. Tussen de bedekkende
kraakbeenlagen blijft overigens een smalle spleet over: de gewrichtsspleet.
Elk gewricht is omgeven door een stevig kapsel van bindweefsel: het gewrichtskapsel.
Dit is aan de binnenkant bekleed met een vlies, dat een glibberige en taaie substantie
produceert. Dit slijm smeert als het ware de gewrichtsvlakken voortdurend en vult de
gewrichtsspleet.
We onderscheiden de volgende soorten gewrichten (zie figuur A4.4):
kogelgewrichten. Hierbij heeft het ene botuiteinde een ronde kop en het andere
een holle kom. Dit type gewricht maakt bewegingen in veel richtingen mogelijk.
Voorbeelden van kogelgewrichten zijn het schoudergewricht en het heupgewricht;
scharniergewrichten, waarbij de botuiteinden in het gewricht worden gevormd
door twee op elkaar passende vlakken. Bij dit type gewricht zijn slechts
bewegingen in één richting mogelijk, dus zoals bij een scharnier. Voorbeelden zijn
het ellebooggewricht en de gewrichtjes van de vingers en de tenen;
zadelgewrichten. Hierbij zijn bewegingen mogelijk in twee loodrecht op elkaar
staande bewegingen, dus zoals men op een zadel van links naar rechts en van
voren naar achteren kan bewegen. Dit is onder andere het geval bij het gewricht
tussen de duim en de handwortel;
eigewrichten. Bij deze gewrichten zijn bewegingen in twee richtingen mogelijk
door de eivormige kop/kom, zoals in het polsgewricht;
rolgewrichten, waarbij het ene botuiteinde om het andere heen draait. Dat gebeurt
bijvoorbeeld bij het gewricht tussen de atlas (de eerste halswervel) en
de draaier (de tweede halswervel), waarbij de boog van de atlas om de tand van
de draaier draait, en bij de elleboog, waar het spaakbeen om de ellepijp draait.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sollange. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.03. You're not tied to anything after your purchase.