Samenvatting van ' Als het verleden trekt, kernthema’s in de geschiedfilosofie ' van Herman Paul (gebruikt op Universiteit Leiden/ Historiografie en geschiedfilosofie BA2/jaar 2). Samenvatting omvat gehele boek (hoofdstukken 1 t/m 11), is gestructureerd en volgt de lijn van het boek. Belangrijke ...
Samenvatting: Als het verleden trekt, kernthema’s in de
geschiedfilosofie – Herman Paul
(Den Haag: Boom Lemma uitgevers, 2014) Totaal: 222 pagina’s.
Hoofdstuk 1. Wat is geschiedfilosofie?
Geschiedfilosofen onderscheiden geschiedenis in: historia res gestae (de loop der dingen)
en historia rerum gestarum (de verhalen die mensen over deze loop der dingen
vertellen).
Filosofie van historische werkelijkheid
Georg Wilhelm Friedrich Hegel zag (1770-1831) rede als de vooruitgang in de
geschiedenis:
- Rede komt voor in 2 vormen:
o Objectieve: orde en regelmaat in de natuur
o Subjectieve: menselijke rede die werkelijkheid onder loep neemt
- Geschiedenis voor Hegel als evolutionair proces waarin scheiding tussen subject
(mens) en object (wereld) geleidelijk wordt opgeheven. Einddoel is dus volmaakte
zelfkennis of gehele identificatie van subjectieve en de objectieve geest
Augustinus (354-430)
- Geschiedenis als 6 fasen, vooral toneel van Gods handelen.
- Laatste fase is na terugkomst Jezus als 7de dag.
- Grondslag voor christelijke geschiedfilosofie
- Civitate Dei (Stad Gods): falsificeren van idee dat christenen schuldig waren voor
de val van Rome
Historia rerum gestarum. (nadenken waaruit historisch denken bestaat = conceptuele
analyse van historisch denken)d.m.v.: begripsontleding en ontleding van betekenislagen.
Heinrich Rickert (1863-1936) verschil natuur- en geschiedwetenschappen niet in
onderwerpen, maar in methoden:
- Natuurwetenschappen: generaliserende methode: wetmatigheden
- Geesteswetenschappen: individualiserende methode: gericht op eigen van: idee,
individu, etc.
Jörn Rüsen (1938): historisch denken = samenspel van tenminste 5 dimensies:
1. Semantische operatie: (on)bewust definiëren van begrippen;
2. Cognitieve dimensie: correspondeert met behoefte aan kennis omtrent
onderwerp;
3. Esthetische aspect: vaststellen en overdragen van kennis (bijv. in vorm van een
verhaal);
4. Retorische dimensie: lessen die een geschiedverhaal zijn lezer wil leren;
5. Politieke dimensie: geschiedenis zo voorstellen dat mensen er weinig aan kunnen
veranderen of als proces van ontvoogding.
Met deze dimensies probeert Rüsen recht te doen aan het inzicht dat historische kennis
een cultuurproduct is dat de sporen van zijn tijd draagt.
Dus: Hegel + Augustinus (substantiële of speculatieve geschiedfilosofie) en Rickert en
Rüsen (analythische of kritische geschiedfilosofie). Onderscheiden zich door verschillende
objecten en vragen. Zie schema:
Substantiële geschiedfilosofie Analystische geschiedfilosofie
Object Historische werkelijkheid Historisch denken
Vrage Wat is het doel of de bestemming (18de eeuw, bloei 19de- en 20ste-eeuw)
n van het historisch proces? Wat is het eigene van historisch
Wat voor ritmen of patronen laten denken?
zich in dit proces ontwaren? Wat maakt historische inzichten
Wat zijn de drijvende krachten betrouwbaar?
achter het historische proces? Wat is de verhouding tussen de
, (esthetische, politieke, ethische,
epistemologische, enz) dimensies van
historisch denken?
Ibn Khaldun (1332-1406): theorie over ontstaan en verval van beschavingen > voorloper
in geschiedfilosofie (deed nog niet aan analytisch denken).
- 19de eeuw: zoektocht naar wetten van historische proces > substantiële
geschiedfilosofie gedijde, maar ook kritiek op genre nam toe (William Stubbs)
- 20ste eeuw: ook groei; niet alleen de analytische geschiedfilosofie gedijt in tijden
van onzekerheid, ook de substantiële variant vindt het gretigst aftrek in tijden
waarin culturele conventies en bestaande verwachtingspatronen hun
vanzelfsprekendheid verliezen.
Hoe populairder, hoe meer kritiek ook in de 20ste eeuw:
- Isaiah Berlin (1909-1997): idee van geschiedenis in bepaald richting staat haaks
op liberale overtuiging dat mensen de vrijheid genieten eigen keuzes te maken.
- Karl Popper (1902-1994): valt uit op te maken dat verzet tegen substantiële
geschiedfilosofie naast intellectueel ook politiek was gemotiveerd.
Ondanks dat analytische geschiedfilosofen na WOII de substantiële geschiedfilosofie als
‘speculatief en onwetenschappelijk’ bestempelden, bleef de substantiële geschiedfilosofie
gewoon beoefend. Hayden White betoogde al dat metafysische aannames over de aard
van historia res gestae ()loop der dingen) onvermijdelijk zijn voor wie iets over het
verleden of de studie daarvan wilt zeggen (begrippen bijv. al beladen met aanemes over
aard van historisch proces en positie van de mens). Volgens White: geen ‘proper history’
die niet ook ‘philosphy of history’ is = metahistory: verwijst in technische zin naar
substantiële geschiedfilosofische vooronderstellingen van historisch denken.
Is deze tegenstelling van historia res gestae en historia rerum gestarum wel houdbaar in
White’s kritiek?
Een tweeledige traditie
Noodzakelijk is de twee historia dicht bij elkaar te houden. Wel maken van onderscheid,
maar niet scheiden op zich, omdat:
- Niemand kan over de historia rerum gestarum nadenken zonder tegelijk op de
historia res gestae te reflecteren.
- Het historisch denken niet tegenover de historische werkelijkheid staat, maar
daarvan deel uitmaakt. Werkelijkheid bestaat ook uit ideeën, gewoonten, etc.
historia res gestae omvat dan dus de historia rerum gestarum.
- Veel geschiedfilosofen laten zich niet gemakkelijk in één van beide hokjes stoppen.
De term ‘geschiedfilosofie’ versus ‘geschiedtheorie’?> slechts terminologie, in praktijk
vaak hetzelfde. Herman Paul gebruikt de term geschiedfilosofie in dit boek, omdat:
- Het is internationaal het meest ingeburgerd, er wordt gekeken vanuit filosofisch
perspectief, en beperkt zich niet tot analytische onderafdeling, maar gaat ook over
substantiële geschiedfilosofie.
Verschil tussen geschiedfilosofie en historische methodologie?
- Knowledge how – kennis van het ‘hoe’ van deugdelijk historisch onderzoek, versus
knowledge that – inzichten over wat historisch denken is, niet hoe historisch te
denken!
Verhouding geschiedfilosofie tot historiografie en analytische geschiedfilosofie?
- Historiografie in principe complementair aan geschiedfilosofie, maar wel overlap,
want onderwerp en werkwijze van studie is identiek (historisch denken), maar
verschillende vragen: historiografen vragen zich bijvoorbeeld af hoe historisch
denken zich ontwikkeld, terwijl geschiedfilosofen zich afvragen wat het is.
, Hoofdstuk 2. Wat is het Verleden?
Historische sensatie: Johan Huizinga (1872-1945) gevoel van onvermijdelijk contact met
het verleden, heeft weinig tot niets te maken met het metier van de historicus. Liefde
voor historisch onderzoek zorgt voor ‘historisch erfgoed’.
In dit hoofdstuk 4 visies op het verleden:
1. Het chronologische verleden
Onderscheid heden en verleden afhankelijk van context en tijdschaal. In sommige
gevallen bepaalt de chronologie waar de grens tussen heden en verleden ligt =
historische afstand/distantie bijv. vanaf 80 jaar pas. Hierbij is het altijd belangrijk te
specificeren wat voor afstand: discursieve afstand (dicht op de tijd) of affectieve afstand
(minder grote betrokkenheid).
2. Het voltooide verleden
Historici leggen zich bij voorkeur toe op wat wij het ‘voltooide verleden’ noemen. Op 2
manieren opgevat:
- Als een reeks van homogene tijdperken/ perioden volgens historisme (tijd
begrijpen in eigen context: de Zeitgeist. Historisme werd als slecht gezien in de
19de eeuw, want tegenstrijdig met het idee dat de mens zich boven eigen tijd en
plaats kan verheffen?) In de 19de-eeuw kreeg elk tijdperk daarnaast een eigen
karakteristiek. Welke karakteristiek was de taak van de historicus.
o Voltooide verleden dus voorbij, wanneer een ander ‘idee’ in het heden
aanwezig is.
o Aanmerking op deze opvatting: lopen voltooid en onvoltooid niet veeleer
door elkaar?
- Als een verzameling van ongelijksoortige, elkaar deels overlappende, deels
aanvullende lagen (bv: Braudel: lange-, middellange- en kortetermijnprocessen
+tussenlagen).
Voltooid verleden is niet alleen afgelopen in chronologische zin, maar wanneer het
inhoudelijk niet langer deel uitmaakt van de tijd die wij het heden noemen.
3. Het vreemde verleden
Onderscheid door ‘anders-zijn’. Dit kan zowel bedoeld als onbedoeld:
- Bedoeld: Constantin Fasolt: verschil tussen vreemd en vertruwd wordt door
mensen gemaakt, voorbeeld van renainssance-mannen die de periode van de
middeleeuwen niet langer wensten voort te zetten.
- Onbedoeld: Frank Ankersmit: niet met Fasolt eens. Zegt dat tragische
zelfverminking en identiteitscrises bepalend zijn (hierover hebben we geen
invloed), niet zoals bovenstaande renaissancistische daden van assertiviteit. Dus
wanneer mensen zich verscheurd voelen tussen wie ze waren en wie ze zijn.
4. Het aanwezige verleden
Voorbeeld van middeleeuwse stijl: relict uit het verleden dat in chronologische zin wel
voorbij is, maar in materieel opzicht nog altijd aanwezig is (UNESCO). Ook immaterieel:
tradities (cultiveren een band met het verleden). Soms ook sprake van overdracht/
transference van zaken van verleden naar heden.
Het verleden verwijst ofwel naar de historische werkelijkheid (een stand van zaken op
enig moment in de tijd) ofwel naar datgene wat mensen bij deze werkelijkheid
voorstellen.
Constructie van verleden:
- chronological past: wordt naar verwezen, maar is voorbij. Alles wat we erover
zeggen is hypothetisch
- substantial past: zijn geen standen van zaken op enig moment in de tijd,maar
samenhangende perioden, eenheden of lagen in het historisch proces. Het zijn
interpretaties van het chronologische verleden.
Geschiedfilosofen benadrukken dat alles wat mensen zeggen denken of voelen bij dit
verleden geconstrueerd is op basis van hun heden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Clee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.