Opgave A
- VR: Onderdeel van de Wet Inkomstenbelasting 2001 is de arbeidskorting. Leg op basis van
de theorie van de openbare financiën zo volledig mogelijk uit waarom de arbeidskorting zal
zijn ingevoerd.
- Commentaar: gevolgen bbp, door noemereffect extra belastingen. door de arbeidskorting
meer werkenden die (loon en) inkomstenbelasting betalen, waardoor het bbp groeit, door het
noemereffect daalt de collectieve uitgavenquote, sociale zekerheidsquote.
Model antwoord
- Urenbeslissing partners om actief te worden op de arbeidsmarkt
- Ratio inactieven/actieven verbeteren
- Resulteert in minder overheidsuitgaven / lagere sociale zekerheidsquote
- Er kan meer inkomstenbelasting worden geheven
- Toename Y is gunstig ivm noemereffect
Opgave B
- VR: Leg uit wat vanuit het oogpunt van de openbare financiën het voordeel is van het 2%-
tarief voor woningen in de overdrachtsbelasting boven een subsidie van de woningmarkt.
Model antwoord
- Afwijkend tarief (lager dan normaal) is een belastinguitgave = Fiscale tegemoetkoming die
afwijkt van het normale belastingstelsel.
- Belastinguitgaven kwalificeren niet als overheidsuitgaven
- Komt anders dan een subsidie niet tot uitdrukking in de collectieve uitgavenquote
- minder groot beslag van de overheid het nationaal inkomen.
Opgave C
- VR: Alternatief bij C
- Volgens de bijgestelde Rijksbegroting over 2020 dreigt er een aanzienlijk EMU- tekort te
zullen ontstaan. Een belangrijke oorzaak hiervoor lijkt te zijn de financiële steunverlening aan
bedrijven. De Minister vraagt uw advies over de vraag hoe steunverlening kan worden
gegeven aan bedrijven zonder dat dit invloed heeft op het EMU-saldo. Hoe zou u advies
luiden vanuit het oogpunt van de openbare financiën?
Model antwoord
- Def: EMU saldo =
- Begrotingssaldo = Overheidsontvangsten – Overheidsuitgaven excl aflossingen.
Gecorrigeerd voor financiële transacties.
- Gemeten op transactiebasis.
- Financiële transacties tellen niet mee, oplossing dus:
- Kapitaal verstrekken aan deelnemingen
- Leningen vertrekken
- of garantstellingen afgeven
Opgave D
- Een land heeft een begrotingsoverschot van 1% van het BBP.
- Het BBP bedraagt 600 miljard euro.
- Er moet 5% van het BBP worden afgelost.
- De inflatie bedraagt 2%.
- Bereken hoeveel er (nieuw) geleend moet worden en hoeveel het EMU-saldo bedraagt.
Model antwoord
, - Begrotingssaldo 1% BBP = 6 mld = 0.01 x 600 = 6
- Af te lossen 5% BBP = 30 mld = 0.05 x 600 = 30
- Bij te lenen 24 mld (30 – 6) (ook goed 23,5 mld gecorrigeerd voor inflatie)
- EMU saldo blijft 1% (of 6 mld) want aflossen heeft geen invloed op EMU saldo.
Opgave E
- Volgens de wet worden huurders van woningen niet belast voor de
Onroerendezaakbelastingen. Beschrijf aan de hand van de economische wetten waar het van
afhangt of deze huurders uiteindelijk toch betalen voor de Onroerendezaakbelastingen.
Model antwoord
- Afwenteling: OZB zal (deels) worden doorberekend door de eigenaar aan de huurder van
een woning. De mate waarin dat lukt hangt af van de elasticiteit van de vraag / aanbod naar
huurwoningen
- Het ontbreken van zelfstandige belastingplicht voor huurders van woningen is nadelig omdat
het wenselijk is dat huurders voelen dat ze bijdragen aan de voorzieningen van de
gemeente (allocatiefunctie en profijtbeginsel).
Opgave F
- Leg uit in hoeverre volgens de public-choice-theorie gesproken zou kunnen worden over
belastingillusie bij de financiering van de zorgkosten.
Model antwoord
- De inkomensafhankelijke premie voor de Zvw die de werkgevers moeten inhouden op het
brutoloon van werknemers.
- Werknemers onderschatten de kosten van zorg omdat ze geen idee hebben hoeveel de
werkgever (namens de werknemer) afdraagt voor de Zvw.
Opgave G
- Welke intergouvernementele trekjes hebben de afspraken binnen de EMU?
Model antwoord
- Communautair trekje, ECB voert het monetaire beleid: wisselkoersbeleid, rentebeleid,
dezelfde importtarieven / handelspolitiek
- Intergouvernementeel trekje: lidstaten hebben wel een zelfstandig fiscaal beleid en
mogen elkaar onderling daarop concurreren.
Opgave H
- Wat zijn de voordelen en wat zijn de nadelen van invoerquota?
Model antwoord
Voordelen:
- Bescherming tegen lage lonenlanden.
- Bevorderen werkgelegenheid / BBP
Nadelen:
- Afname consumentensurplus zal deels leiden tot welvaartsverliezen: Productiekosten
worden hoger dan (in de wereldeconomie) nodig is.
- Hogere prijzen betekent dat consumenten minder afnemen dan zonder
handelsbelemmeringen (nadelig voor wereldeconomie).
Opgave I
- Leg uit hoe het kan dat de marginale druk van de inkomstenbelasting die wordt belast in box
1 onder omstandigheden hoger kan zijn dan het toptarief van het inkomen dat wordt belast in
box 1.
- Commentaar: heffingskortingen
Model antwoord
- Marginale druk geeft aan wat extra overblijft (netto) van elke extra verdiende euro
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller student5678. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.66. You're not tied to anything after your purchase.