100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Aantekeningen Functieleer $5.08   Add to cart

Class notes

Aantekeningen Functieleer

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Uitgebreide aantekeningen van het vak Functieleer dat in het eerste jaar psychologie wordt gegeven. Zelf heb ik een 9,0 gehaald door het leren van mijn aantekeningen van de hoorcolleges.

Preview 3 out of 25  pages

  • November 17, 2022
  • 25
  • 2022/2023
  • Class notes
  • Jean vroomen
  • All classes
avatar-seller
Functieleer aantekeningen hoorcolleges 2022

Gemaakt door: Rowena Deeben
Behaald punt: 9,0

Functieleer hoorcollege 1 en 2

Een functie moet een correlaat in het brein hebben, dit laat het toe om ze eenvoudig te bestuderen.

Herman Ebbinghaus-> leercurve-> in het begin vergeet je heel snel, als je 1 keer leert dan hou je de
stof niet in je hoofd.
1. Hoorcollege luisteren
2. In boek lezen wat er gezegd wordt
3. De slides bekijken
4. Door slaap wordt herinnering beter
5. Als je hoort, leest en ziet onthoudt je het beter.
Niet alles in 1x, maar blijf de stof bijhouden.

Wat er in je hoofd omgaat-> hoe zit dat in elkaar.

Hermann von Helmholz een van de eerste die de snelheid van de prikkelgeleiding kon meten. Op de
neus tikken of op de grote teen, de reactie van de neus was sneller. Via de neus sneller, want afstand
naar hersenen is korter. Eerste ideeën dat je kan meten aan de geest.

Fransiscus Donders: als je met lenzen werkt, kan de bril weg. Mentale chronometrie:
Hij deed een experiment met 3 condities, A/B/C. De tijd dat je stimuli discrimineert is conditie C-A.
Additieve factoren logica-> breinactiviteit tijdens een experimentele taak wordt afgetrokken van de
controletaak. Stimulus vergelijken, en kijken wat de activiteit van de hersenen is als je de ene taak
aftrekt van de andere taak.

Darwin: mens van biologische voetstuk afhalen, mensen zijn geëvolueerde apen. Hierdoor is
onderzoek naar de mens makkelijker.

Wilhelm Wundt: stichtte het eerste laboratorium, hij begon een nieuwe wetenschap -> de
psychologie.
Hij vond dat de onmiddellijke ervaring bestudeerd moest worden: patroonherkenning.
3 zaken die terug komen: sensaties, mentale herinneringen, gevoelens.
Introspectie-> beschrijf eens wat er in je geest omgaat als je bv. een telefoon ziet, je moet dan je
onmiddellijke ervaring delen, bv ik zie iets zwarts. Hoe je iets doet is niet verbaliseerbaar voor
introspectie, de methode werkte niet.

Alfred Binet: eerste psychologische test die status gaf.

John Watson: vond Wundt met introspectie niks, hij wilde observeerbaar gedrag bestuderen. Het
gevoel en het innerlijke afschaffen wilde hij.

Sigmund Freud: Psychoanalyse -> je hebt bewuste en onbewuste processen. Vooral het onbewuste is
wat je leidt in je gedrag.

Gestalt psychologen: het geheel is meer dan de som der delen -> fiets kan je opdelen in aparte delen,
maar als de elementen niet op de juiste manier gecombineerd worden heb je geen fiets. Als je het
goed combineert krijg je een Gestalt.

,Hielden zich bezig met apparente beweging-> schijnbare beweging, zoals pixels die oplichten op de
tv en samen een beeld vormen.
auditieve systeem: je hoort een toontje en die kun je op twee verschillende manieren horen, als hij
heel erg snel gaat kan je ze niet meer los van elkaar horen. Bv het horen van galop.
Bij het visuele systeem gaat het zo: als een object te ver is moeten het er wel twee zijn.


1. Alles wat je kan/doet heeft een weerslag in het brein, zonder brein ben je dood.
2. Het lichaam heeft ook effecten op je brein -> hormonale zaken.
3. Erfelijkheid -> DNA dat je persoonlijkheid bepaald en of je aanleg hebt voor dementie etc.
4. Evolutie -> sommige gedragingen komen vanuit evolutie.


Cognitieve factoren: gedrag begrijpen/voorspellen vanuit processen die zich in de hersenen afspelen.
Behavioristen ontkenden dit (cognities).

De mens is een sociaal wezen-> maakt deel uit van sociale netwerken. Culturele verschillen bestaan
ook door verschillende groepen.

Veel onderzoek wordt gedaan op WEIRD people, in andere culturen is dat anders die factor moet je
meenemen. Nature-nurture debat -> dingen bekijken vanuit DNA of opvoeding, als het in de genen
zit zou je kunnen zeggen ‘Het is nou eenmaal zo’ maar als het met de opvoeding te maken heeft, dan
had er iets aan gedaan kunnen worden.

Biopsychosociale model: bij menselijke activiteit spelen verschillende factoren een rol. Interactie
tussen factoren, zorgt ervoor dat sommige genen pas actief worden bij een bepaald milieu. Bv. Als je
en mishandeld bent, maar ook toevallig een bepaald gen hebt, dan wordt je sneller antisociaal. Als je
dit gen hebt, maar niet mishandeld bent, dan ben je niet antisociaal. Interactie bepaald dus veel.

Onderzoekstechnieken:

A) Beschrijvend: informatie verzamelen over onderwerp
1. Naturalistische observatie -> observeren in natuurlijke omgeving.
2. Vragenlijst
3. Gestandaardiseerde test (bepaalde vaardigheden meten)
4. Archief data (data die al bestaat)
5. Gevalsstudie (onderzoek over 1 persoon)
6. Kwalitatief onderzoek

B) Correlationeel: beschrijven van verbanden tussen gegevens van een onderzoek. Samenhang
zoeken tussen twee variabelen. (Bv. lengte en gewicht van mensen)
Positieve correlatie + getal en negatieve correlatie -. Bij een correlatie van 1 dan kan je perfect
voorspellen wat de ene waarde is als je de andere waarde weet. Oorzaak-gevolg is moeilijk te
onderscheiden.




C) Experimenteel: onderzoeker manipuleert een of meer variabelen.
Je grijpt in als onderzoeker, causaal verband meten. Bv. de ene groep agressieve film, de andere
geen agressieve film -> kijken na een aantal jaar naar het gedrag.

, Vaak krijg je geen fantastische data, theorie niet juist. Je moet je theorie concreet maken, door
een fout kan iets mislopen.
Hypothese: voorspelling die je gaat toetsen (wel of niet bevestigd)
Operationaliseren van variabelen: variabelen omzetten tot een meetbare handeling. (schopt de
agressieve groep tegen het cola blikje).
Interne validiteit: je dacht dat de film ze agressief maakt, maar is de duur van het zitten.
Externe validiteit: is je resultaat valide voor de buitenwereld.
Je moet iets ook daadwerkelijk kunnen testen -> soms kan je wel iets verzinnen, maar kan je het
niet testen.



H3) Gewaarwording
In de eerste seconden van de waarneming vinden interacties plaats. De eerste keer dat je een plaatje
ziet, zie je hem anders dan als je het plaatje ernaast ziet. Blobs-> gewaarwording. Plaatje ->
waarneming. Als je het plaatje eenmaal zo hebt gezien, blijft dat voor de rest van je leven zo
zichtbaar.

5 zintuigen, maar Ward zei dat er 10 zijn. Zintuig heeft reeks receptoren waarvan prikkels in een
apart deel van de hersenen worden verwerkt.

Visuele systeem: heel lang onderzoek naar, je hebt beesten die dit ook hebben die je kan
onderzoeken. Ivm het auditieve systeem is het visuele makkelijker te onderzoeken.
Meeste licht komt van de zon -> zendt fotonen uit. De fotonen reflecteren en daardoor zie je dingen.

Cornea (hoornvlies): zorgt ervoor dat licht op een bepaalde manier breekt.
Lens: kan ontspannen/samentrekken om scherp te kunnen zien (accommoderen)

Retina (netvlies): heb je de fovea op liggen, daarmee zie je scherp.
Netvlies heeft staafjes/kegeltjes, kegeltjes zitten in de fovea-> heel veel detail/kleur.
Blauwe in afbeelding zijn verdeling van kegeltjes, het rode zijn de staafjes.
Staafjes zijn ervoor om te blijven zien bij bv. schemer -> kan er geen kleur mee zien. Periferie geeft
inzicht in je eigen beweging. Je visuele perifere systeem geeft je info over de stand van je lijf. Hoog in
de bergen is dat een beetje weg en daarom kan je ‘knikkende knieën’ krijgen.

Retina heeft 3 lagen: licht moet eerst door lagen heen totdat het bij de receptoren komt, als het licht
bij een receptor komt-> reactie op gang. Dus eerst op de receptoren (127mln) dan reactie naar
bipolaire cellen, die schakelen door naar ganglion cellen (1mln). In het netvlies vindt een verandering
plaats. Bij een octopus liggen de lagen andersom, eerst receptoren, dan b.cellen, dan ganglion cellen.

Van 127 miljoen naar 1 miljoen receptoren.
Center on/surround of, of andersom, in een ganglioncel. Cel vuurt maximaal in toestand 4, center zit
in het licht -> center on, en het surround zit in het donker (surround of). Als het center + is en er
komt licht op, dan gaat er een maximum actiepotentiaal beginnen, als de omgeving – is en je doet
daar volledig licht op, dan is er (bijna) geen actiepotentiaal in de cel. (Zie video in presentatie)
Dit is bedoeld om contrast te detecteren, die heb je nodig om dingen te herkennen.

Mach-banden: lightness-> waargenomen intensiteit, wat je hoofd ervan maakt. Bij de overgang bij B
zie je een witte streep en bij de overgang van C een donkere streep, ook al is die er eigenlijk niet. Als
er veel donker omheen zit, lijkt het lichter dit kan je verklaren met die center on/of. Je maakt die

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Rowenadeeben. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.08. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.08
  • (0)
  Add to cart