100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Collegeaantekeningen neuro a $3.21   Add to cart

Class notes

Collegeaantekeningen neuro a

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Uitgebreide collegeaantekeningen voor het tentamen van neuro a. Dit vak heb ik gevolgd bij Universiteit Leiden voor de opleiding Pedagogische wetenschappen.

Preview 3 out of 29  pages

  • November 18, 2022
  • 29
  • 2022/2023
  • Class notes
  • Peter bos
  • All classes
avatar-seller
Neuro colleges
College 1
Pedagogiek en biologie?
 Niko Tinbergen (1907-1988)  moet in de context buiten gaan kijken, deze vragen
kun je toepassen in alle vormen van gedrag. Hersenen zitten hier niet in perse maar
er is geen gedrag zonder brein.
1. Mechanisme: hoe komt het gedrag ten uiting?
2. Ontwikkeling: deed je dat altijd al?
3. Functie: hoe beïnvloedt het gedrag de kans op overleving en reproductie?  de
evolutionaire vraag
4. Evolutie: Hoe is dit gedrag ontstaan door de evolutie?  nog een evolutionaire
vraag

Pedagogiek en biologie?
 Al die omgevingsfactoren komen uiteindelijk in
dat kind terecht. Je kan ook door de tijd heen
kijken waar dat gedrag vandaan komt bij het
chronosysteem.
 Als je lang genoeg doorgaat dan kom je bij die evolutionaire vraag terecht

Hfd 1: introductie
 Neurowetenschappen
 Neuropsychologie
 Developmental neuroscience  het brein van een ontwikkelend kind maar daar
passen ouders niet echt bij.
 Social neuroscience

Hst 1: social brain
 Modulariteit & domein specifiteit def. P7  hoe specifiek zijn gebieden in het brein?
Modulariteit is dat een specifiek gebied verantwoordelijk is voor bepaalde situaties,
dit zou ook aangeboren zijn.
 Gespecialiseerde routines die zeer specifieke functies uitvoeren op een beperkt
aantal inputs (laatstgenoemde domeinspecificiteit)
 Vaak beschouwd als aangeboren, universeel (voor zover geselecteerd door evolutie)
en gelokaliseerd
 Bijv. modules voor het herkennen van gezichten (maar geen andere prikkels) voor
het detecteren van bedrog (maar niet voor andere soorten redeneringen)

Hfs 1: social brain
 Visuele systeem  speciale delen achterin die er zijn voor het kijken
 Taal?  je hebt taalgebieden die verantwoordelijkheden zijn
 ‘a god spot?’  als je temporaal cortex stimuleert dat je eerder religieuze ervaringen
hebt
 Moderne frenologie  het idee dat alle gedragingen van een mens een eigen stukje
hebben in het brein.

,Hfs 1: introductie
a) Modulair  dit gebiedje is alleen verantwoordelijk voor gezicht en niks anders
b) Gespecialiseerde units die interacteren  die heel globaal allemaal informatie
verwerken
c) Niet-gespecialiseerde units die interacteren
 Het brein is een groot netwerk, complex netwerk

Hfd 1: niveau van verklaring
 Reductionisme: vervangen van een verklaring door meer basale verklaring
(biologisch, fysisch)  vervangen van een verklaring voor een simpelere verklaring.
 Vrije wil?
 Ander niveau van verklaren

Hfd 1: niveau van verklaring
 Interacterende niveaus van verklaringen (p.12/13)  al die modellen interacteren
met elkaar”

Zenuwstelsel
 Bloed-brein-barriere: beschermt het CNS
 Centrale zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg en zit
redelijk afgesloten. Tussen de pheriphal en CNS zit een
belangrijk orgaan namelijk de bloed brein barriere.
 Somatisch is alles wat jezelf bewust aanstuurt
 Autonome zenuwstelsel wat automatisch gaat zoals
ademen, hart kloppen.

Autonome zenuwstelsel
 Parasympatische & sympathische zenuwstelsel  twee belangrijkste componenten
van ons stresssysteem
 Parasympatische zenuwstelsel 
 Sympatische zenuwstelsel zorgt voor actie

Zenuwcel
 100.000.000.000 zenuwcellen
 5,5 miljoen neuronen
 22 km dendrieten
 Hersenen zitten vol met neurotransmitters en die zorgen voor
overdracht door elektrische signalen. Gaat heel snel en is afhankelijk
van hoeveel vet erom de zenuw zit. Dat laagje vet zorgt dat die zenuwoverdracht
sneller is.
 Is er genoeg elektriciteit om ene cellichaam in de andere cellichaam terecht komen
dan komt er een ontlading in de cel en dan gaat die door naar de volgende.
 220 km axonen

De grijze stof

,  De grijze stof zijn de cellichamen en de witte stof zijn die axonen en om die axonen
zitten vet heen zodat die verbindingen sneller gaat.
 Die cellichamen liggen georganiseerd in de cortex en subcortex.
 Schwann cellen
 Glia cellen zijn er meer dan met zenuwcellen. Gliacellen soms ook een belangrijke rol
spelen in de informatie overdracht.

De grijze stof
 Sulcus zijn de vouwen en de gyrus zijn de bultjes. Die sulcus kan je minder goed
meten dan die gyrus.
 Aan de buitenkant van de cortex liggen vooral de cellichamen, axonen maar er is een
mooie organisatie in die cortex. Heeft voordelen in het meten van het
hersenactiviteit.

Brein:
 Recapitulatietheorie: ontogenese volgt de fylogenese  betekent dat
ieder mens in zijn leven in baarmoeder al een ontwikkeling doormaakt
die een mens in de evolutie heeft doorgemaakt. Deze theorie is enigszins
ontkracht.
 De meest simpele breinen hebben bepaalde eigenschappen nodig en
sinds de evolutie zijn er ook weer eigenschappen bijgekomen
 Er is vanuit een evolutie een onderverdeling is vanuit de hersenen en
vooral bovenkant van plaatje is belangrijk vooral waar het groen begint te worden

Subcorticale gebieden
 De basale ganglia en limbisch systeem
 Limbisch systeem is belangrijk voor emoties, noemen we het zoogdierenbrein want
voor die tijd waren we niet afhankelijk van een zogende moeder.
 Amygdala is belangrijk voor aandacht
 Hypothamalus stuurt alle hormonale reacties aan.

Brainfacts.org, plaatjes zitten in tentamen

College 2
Psychologische maten
 Sociale neurowetenschappen maakt gebruik van:
- Subjectieve maten: vragenlijsten
- Observaties  het kijken wat er gebeurt, heb je al wat minder subjectiviteit in je
meting
- Gedragsmetingen  bijv. computertaken waarin je heel precies meet hoe
mensen reageren. Belangrijke stap waarbij je van subjectieve maten naar
objectieve maten probeert te gaan

Fysiologische maten
 Zenuwstelsel
 Hartslag
 Skin conductance (huidgeleiding)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnnexD. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21
  • (0)
  Add to cart