100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Kennisbasistoets Nederlands - uitgewerkte toetsdoelen van 10voordeleraar $4.88   Add to cart

Summary

Samenvatting Kennisbasistoets Nederlands - uitgewerkte toetsdoelen van 10voordeleraar

 11 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

In dit document zijn alle toetsdoelen van 10voordeleraar voor de kennisbasistoets Nederlands uitgewerkt. Het is een overzichtelijk document om te leren. Wanneer er in het rood is geschreven, zijn dit voorbeelden

Preview 3 out of 19  pages

  • November 20, 2022
  • 19
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Kennisbasistoets Nederlands
De toets bestaat uit een aantal domeinen volgens 10voordeleraar. De domeinen zijn hieronder beschreven
en uitgewerkt. De toets bestaat uit 80 vragen en zijn allemaal meerkeuzevragen
Domein Aantal vragen
Domein 1: Mondelinge taalvaardigheid 11 vragen
Domein 2: Woordenschat 9 vragen
Domein 3: Beginnende geletterdheid 16 vragen
Domein 4: Voortgezet technisch lezen 6 vragen
Domein 5: Begrijpend lezen 8 vragen
Domein 6: Stellen 5 vragen
Domein 7: Jeugdliteratuur 3 vragen
Domein 8: Taalbeschouwing 13 vragen
Domein 9: Spelling 9 vragen

Domein 1: Mondelinge taalvaardigheid (11 vragen)
1.1.3 Luisterdoelen 1.1.4 Luisterstrategieën
De deelnemer kent de luisterdoelen (iets te weten willen komen, een gevoel willen ondergaan, een mening willen vormen, een handeling
willen uitvoeren, een spel willen spelen) en kan in een taalgebruikssituatie aangeven welke luisterstrategie (globaal luisteren, intensief
luisteren, gericht luisteren, kritisch luisteren) wordt gehanteerd.

Luisterdoel: luisteren om…. Luisterstrategie
Woordelijk te herhalen Reproductief luisteren
Vervolgens een handeling uit te voeren Handelend luisteren
Te leren of je mening te herzien Herstructurerend luisteren
De rode draad eruit te halen Globaal luisteren
Naast de grote lijn ook details te begrijpen Intensief luisteren
Feedback te geven op de inhoud Kritisch luisteren
Jezelf te verplaatsen in de ander Empathisch luisteren
Gerichte informatie te vinden Gericht luisteren

1.1.5 Spreekdoelen 1.1.6 Spreekstrategieën
De deelnemer kent de spreekdoelen (amuseren, informeren, instrueren en overtuigen), kan in een taalgebruikssituatie aangeven welke
doelen een spreker hanteert en kan aangeven welke spreekstrategie (oriënteren op het doel van de spreektaak, het onderwerp, soort
spreektaak en op de gesprekspartner(s) of het publiek, reflecteren, monitoren en evalueren op de spreektaak) wordt gehanteerd.


Spreekdoel: spreken om…. Spreekmanier
De ander te vermaken met verhalen Amuseren
De ander te informeren over jouw ervaringen Informeren
De ander instructies geven Instrueren
De ander te overtuigen Overtuigen
Jezelf uit te drukken Uiten
Contact te maken met de ander Afstemmen
Informatie van een ander te krijgen Interviewen
Tot afspraken en wederzijds begrip te komen Overleggen

Spreekstrategieën:
- Oriënteren op het doel van de spreektaak;
- Oriënteren op het onderwerp en de eigen kennis daarvan;
- Oriënteren op soort spreektaak;
- Oriënteren op gesprekspartner(s) of het publiek: Met wie ga je in gesprek of wie luistert er naar je? Wat is
hun voorkennis?;
- Reflecteren op de spreektaak: Begrijp je wat er wordt gezegd en breng de informatie goed over? Bereik je het
doel?;
- Monitoren van de spreektaak: Is het nodig om meer te zeggen, beter te luisteren of vragen te stellen?;
- Evalueren van de spreektaak: Wat ging er goed en wat niet? Wat zou je de volgende keer anders aanpakken?

,1.1.8 Sociale taalfunctie
De deelnemer kent de sociale taalfuncties (zelfhandhaving, zelfsturing, sturing van anderen, structurering van het gesprek) en kan van een
taalgebruikssituatie aangeven welke sociale taalfunctie van toepassing is.
Sociale taalfuncties (communicatieve taalfuncties):
- Zelfhandhaving in zinnen als Ik wil limonade / Kijk eens wat ik kan / Dat is van mij
- Sturen van anderen in zinnen als En toen was jij de politieagent / Nu moet jij wat zeggen!
- Zelfsturing in zinnen als En nu zet ik er nog een blokje op / Eerst moet ik de pop vinden
- Structurering van het gesprek in zinnen als Mag ik nu? / Nu ben ik! / Wil jij nu? / En klaar

1.1.9 Cognitieve taalfuncties
De deelnemer kent de cognitieve taalfuncties (rapporteren, redeneren, projecteren) en kan cognitieve taalfuncties ordenen in mate van
complexiteit en kan van een taalgebruikssituatie aangeven welke cognitieve taalfunctie van toepassing is.
1. Redeneren: houdt in dat er beargumenteerde verbanden worden gelegd. Wilde beren kun je niet
knuffelen, want ze eten je op!
2. Projecteren: houdt in dat kinderen taal gebruiken om zich te verplaatsen in een andere persoon. Ik
zou het ook eng vinden om in een lift vast te zitten, dan zou ik gaan gillen.
3. Reflecteren: houdt in dat kinderen hun eigen interne processen onder woorden kunnen brengen

1.3.2 Taalverwerving
De deelnemer kan in een taalgebruikssituatie aangeven of een kind zijn taal verwerft ten aanzien van semantische, fonologische,
morfologische, syntactische en pragmatische aspecten.
Fonologisch niveau = vormen van spraakklanken / klank van het woord
Morfologisch niveau = de manier waarop woorden gevormd worden / de opbouw van woorden
Syntactisch niveau = regels voor het combineren van woorden / het gebruik van woorden in zinnen
Semantisch niveau = betekenis van woorden
Pragmatisch niveau = regels eigen maken voor het gebruik van de taal en de communicatie tussen mensen / de
spelling van woorden

De deelnemer kent twee verschillende theorieën over taalverwerving: creatieve constructietheorie en interactionele benadering.
- Volgens Chomsky is iedere taalgebruiker creatief: hij maakt nieuwe zinnen vanuit zijn eigen creatieve
vermogen. Daarom wordt deze benadering ook wel de creatieve constructietheorie genoemd.
- Volgens de zogenoemde interactionele benadering leren kinderen taal door imitatie en hun aangeboren
taalleervermogen, maar werkt dat alleen als kinderen veel interactie met hun omgeving hebben. De
interactionele benadering stelt de interactie tussen kind en omgeving dus centraal en onderzoekt aan welke
eisen deze interactie moet voldoen.

, 1.3.3 Taalontwikkelingsfasen
De deelnemer kent de taalontwikkelingsfasen en hun kenmerken (prelinguaal: huilen, vocaliseren, vocaal spel, brabbelen en linguaal:
vroeglinguale fase, differentiatiefase, voltooiingsfase), kan aangeven in welke volgorde de prelinguale en linguale fase van de
taalontwikkeling verloopt.
De deelnemer kan in taaluitingen van kinderen deze taalontwikkelingsfasen herkennen.

De prelinguale periode De periode voordat een kind Huilen = eerste 6 weken
(van 0 tot 1 jaar) zijn eerste woordjes spreekt. Vocaliseren = 6 – 20 weken (zelf klanken
produceren, klinkers en vocalen  u,a,e)
Vocaal spel = 4 – 6 maanden (meer variatie in
geluiden door experimenteren  brrrr)
Brabbelen = vanaf 7 maanden (herhaling van
klankgroepen  dadada, mamama)
De linguale periode Vroeglinguale periode Brabbelen krijgt meer betekenis
(van 1 tot 9 jaar) (van 1 tot 2,5 jaar) Ontwikkelt symboolbewustzijn: woord verwijst
Een kind gaat woorden naar iets
en zinnen als Belangrijk opstap voor: luisteren, imiteren en
communicatiemiddel benomen
gebruiken. Kinderen produceren een-twee en
meerwoordzinnen
Differentiatiefase Kinderen kunnen taal gebruiken los van een
(van 2,5 tot 5 jaar) concrete context.
Kinderen maken het taalleermechanisme eigen
Voltooiingsfase Componenten grammatica worden verder
(van 5 tot 9 jaar) ontwikkeld.
School speelt grote rol.
Taalonderwijs moet goed bij deze fase
aansluiten.

1.3.4 Tweedetaalontwikkeling
De deelnemer kent de verschillen tussen eerste en tweedetaalverwerving met het oog op de factoren taalkennis en tijd en kent de
begrippen simultane en successieve tweetaligheid.
Eerstetaalverwerving = de ontwikkeling speelt zich af binnen vaste, voorspelbare tijdsgrenzen.
Tweedetaalverwerving = kinderen beschikken tijdens de successieve tweedetaalontwikkeling over taalkennis
en ervaring in hun eerste taal en zetten deze in tijdens het leerproces van de tweede taal.
Simultane tweetaligheid = sommige kinderen krijgen vanaf hun geboorte te maken met twee of zelfs drie
talen. Hun ouders kiezen er bewust voor om hen twee- of drietalig op te voeden.
Successieve tweetaligheid = tweedetaalleerders beginnen vaak pas op de basisschool met het leren van
Nederlands, en dat is eigenlijk te laat: deze kinderen hebben een grote achterstand die moeilijk in te halen is.

De deelnemer kent het begrip interferentiefout en kan in een taalgebruikssituatie aangeven of er sprake is van interferentiefouten.
Interferentiefout = Een kind met Turks als moedertaal zegt Daar staat stoel i.p.v. Daar staat de stoel omdat het
Turks in tegenstelling tot het Nederlands geen lidwoorden kent. Dit soort fouten noemen we
interferentiefouten omdat de zinsopbouw van het Turks hier interfereert (inwerkt) op de zinsopbouw in het
Nederlands.

1.3.6 Communicatieve competentie
De deelnemer kan aangeven of een taalgebruiker in een communicatieve situatie grammaticale competentie, tekstuele competentie,
strategische competentie of functionele competentie laat zien.
Grammaticale competentie = alle kennis van de taal en de taalregels die nodig zijn om adequaat te kunnen
communiceren.
Tekstuele competentie = kennis van gesproken en geschreven teksten.
Strategische competentie = het vermogen om strategieën te hanteren om zo bepaalde doelen te bereiken.
Functionele competentie = het vermogen om een taalgebruik aan te passen aan een specifieke situatie.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shannonfeenstra. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.88  1x  sold
  • (0)
  Add to cart