In deze samenvatting is alle stof van het vak verdieping materieel strafrecht opgenomen in handige overzichten. Met deze samenvatting heb ik zelf een 9,5 voor het vak behaald. Succes!
Functioneel daderschap:
= vanuit jouw functie een ander tot een strafbaar feit bewegen, maar ‘eigenlijk’ heb jij het gedaan.
Een ander heeft het fysiek gedaan, maar jij zit daarachter. Functionele dader = pleger.
IJzerdraadcriteria functioneel daderschap (IJzerdraad-arrest):
1. Beschikken
o De functioneel dader moet in de positie hebben verkeerd waarin hij er over
vermocht te beschikken of die handelingen al dan niet plaatsvonden: hij heeft dus
moeten kunnen ingrijpen
2. Aanvaarden
o De functioneel dader moet de tenlastegelegde handeling hebben aanvaard of in het
verleden soortgelijke handelingen hebben aanvaard: blijkbaar billijken.
o Later uitbreiding: onder het aanvaarden valt ook het niet betrachten van de zorg die
redelijkerwijs kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
NB: iemand inhuren is geen functioneel daderschap.
Ratio van de strafrechtelijke aansprakelijkheid rechtspersonen:
In de context van het functionele daderschap valt reeds een overgang van ‘fysiek’ naar ‘sociaal’
daderschap te ontwaren. Vanuit crimineel-politiek gezichtspunt hangt deze verruiming van het
daderschap samen met de gedachte dat op deze manier de ware ‘boosdoener’ strafrechtelijk
verantwoordelijk wordt gehouden.
Een vergelijkbare gedachtegang speelt bij het erkennen van het strafrechtelijke daderschap van de
rechtspersoon. Organisaties zijn een essentiële plaats in het sociale en economische verkeer gaan
innemen en ook in toenemende mate ‘gepersonifieerd’ (waarmee wordt bedoeld dat de organisatie
,een persoonlijkheid aanneemt door zich te profileren met een bepaalde bedrijfscultuur, imago, etc..),
waardoor het niet langer houdbaar werd geacht om rechtspersonen niet strafrechtelijk gezien
verantwoordelijk te kunnen houden. Vanaf 1951 heeft de rechtspersoon eerst via de WED zijn
intrede in het strafrecht gedaan en in 1976 werd in art. 51 Sr de algemene regeling voor
rechtspersonen en feitelijke leidinggevers geïntroduceerd.
In dezelfde lijn kan de grondslag worden gevonden voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid van
feitelijke leidinggevers aan het door de rechtspersoon begane strafbare feit. Van belang wordt
geacht dat de norm wordt bevestigd dat ook (hooggeplaatste) leidinggevenden aan strafbare feiten
tot verantwoording geroepen kunnen worden.
Rechtspersonen:
Volgens art. 51 Sr kunnen rechtspersonen en feitelijke leidinggevers ook strafrechtelijk aansprakelijk
zijn.
Voorwaarden strafrechtelijke aansprakelijkheid rechtspersonen:
1. Beoordelen of er sprake is van een rechtspersoon.
o Art. 2:3 BW
o Maar ook: art. 51 lid 3 Sr (uitbreiding).
2. Beoordelen of het hier gaat om een publiekrechtelijke of een privaatrechtelijke
rechtspersoon.
o Indien het gaat om een privaatrechtelijke rechtspersoon volg je dit schema verder.
3. Beoordelen of er sprake is van een strafbaar feit.
4. Beoordelen of er sprake is van een kwaliteitsdelict.
o De vraag is dan of een rechtspersoon dit feit kan begaan. Als het antwoord ja is, dan
is er geen sprake van een kwaliteitsdelict en ga je verder in het schema.
o Voorbeeld: een rechtspersoon kan geen verkrachting begaan, dus dat is een
kwaliteitsdelict en dan strand je hier.
5. Redelijke toerekening (arrest Drijfmest).
o Een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de
desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden
toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van
het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een
belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden
dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in
beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer
van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer (dus niet cumulatief)
van de navolgende omstandigheden voordoen:
a. Het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van
een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van
de rechtspersoon (maatschappelijk verkeerscriterium)
Dus als je werkt voor dat bedrijf is het in de sfeer van de
rechtspersoon, maar het moeten wel werkzaamheden zijn die horen
bij die dienstbetrekking (waarvoor jij wordt betaald).
b. De gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de
rechtspersoon (normale bedrijfsvoeringscriterium)
, Dit heeft betrekking op wat het bedrijf doet. Die handelingen liggen
ook vast in notulen, richtlijnen, taakomschrijvingen, etc., en deze
taken passen binnen de normale bedrijfsvoering.
c. De gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem
uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening (baatcriterium)
Heeft de rechtspersoon baat gehad van deze gedraging? Dus wie had
er voordeel van deze gedraging?
d. De rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet
zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de
feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te
worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het
niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon
worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging
(IJzerdraadcriterium).
Beschikken: de dader moet bekend zijn met de kern van de
(verboden) gedraging binnen de rechtspersoon en heeft daarom
moeten kunnen ingrijpen.
Aanvaarden: de dader moet de tenlastegelegde handeling hebben
aanvaard of in het verleden soortgelijke handelingen hebben
aanvaard, ook wel genoemd blijkbaar billijken. Hieronder valt ook
een zorgplicht. Er is dus een rechtstreeks verband tussen de
wetenschap van de leidinggevende en de hem verweten gedraging.
Daarnaast kan het zo zijn dat de delictsomschrijving waarvan de rechtspersoon wordt verdacht,
opzet vereist. Dit opzet kan op twee manieren worden vastgesteld:
1. Binnen de rechtspersoon heerst een bepaald ‘psychisch klimaat’ dat sterk in het teken staat
van de intentie tot het verrichten van bepaalde verboden gedragingen.
En/of:
2. Het opzet (of schuld) van natuurlijke personen die in de rechtspersoon werkzaam zijn,
kunnen aan de rechtspersoon worden toegerekend (Drijfmestcriteria).
Feitelijk leidinggeven:
Overzichtsarrest Feitelijk leidinggeven:
Pas nadat is vastgesteld dat een rechtspersoon een bepaald strafbaar feit heeft begaan, komt
aan de orde of iemand als feitelijke leidinggever daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk is.
De enkele omstandigheid dat de verdachte bijv. bestuurder van een rechtspersoon is, is niet
voldoende is om hem aan te merken als feitelijke leidinggever aan een door die
rechtspersoon begaan strafbaar feit.
Maar anderzijds is een dergelijke juridische positie geen vereiste, terwijl ook iemand die geen
dienstverband heeft met de rechtspersoon feitelijke leidinggever kan zijn aan een door de
rechtspersoon begaan strafbaar feit.
Aan hetzelfde strafbare feit kan door meer personen – al dan niet gezamenlijk - feitelijke
leiding worden gegeven.
Ook een rechtspersoon kan een feitelijke leidinggever zijn.
Actieve rol:
, Feitelijk leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen
de gewone betekenis van het begrip valt.
Van feitelijk leidinggeven kan voorts sprake zijn indien de verboden gedraging het
onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder)
gevoerde beleid.
Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van
gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een
zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijk
leiding te hebben gegeven. Niet is vereist dat een ander de fysieke uitvoeringshandelingen
heeft verricht.
Passieve rol:
Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een
verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijk leidinggeven kan worden
gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en
redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van
verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat.
In ieder geval moet er sprake zijn van enige mate van zeggenschap of beschikkingsmacht om te
kunnen spreken van feitelijk leidinggeven.
Opzetvereiste:
Er geldt hier een vereiste van dubbel opzet: opzet op het leiding geven zelf en opzet op het
strafbare grondfeit dat door de rechtspersoon wordt begaan.
Ondergrens: dat de feitelijk leidinggever bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de
verboden gedraging zich zal voordoen (voorwaardelijk opzet).
Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane
strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de leidinggever bekend was omtrent het
begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de
tenlastelegging omschreven verboden gedraging.
Een ander voorbeeld van een geval waarin onder omstandigheden voldaan kan zijn aan het
voor de feitelijke leidinggever geldende opzetvereiste biedt een leidinggever die de
werkzaamheden van een onderneming zo organiseert dat hij ermee rekening houdt dat de
aan de betrokken werknemers gegeven opdrachten niet kunnen worden uitgevoerd zonder
dat dit gepaard gaat met het begaan van strafbare feiten.
Staat en decentrale overheid:
Staat:
Uit het arrest Vliegbasis Volkel volgt dat de staat strafrechtelijke immuniteit heeft. Verantwoording
moet worden afgelegd bij Staten-Generaal en niet bij de rechter. En dat geldt dan dus ook voor de
feitelijk leidinggever die aan dat strafbare feit feitelijk leiding geeft. Want als de staat niet
strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld, kan de feitelijk leidinggever dat uiteraard ook niet.
Decentrale overheid:
De arresten Pikmeer I en Pikmeer II gaan over strafrechtelijke aansprakelijkheid van decentrale
overheden. Voor lagere overheden geldt ook immuniteit, maar slechts indien er voldaan is aan de
volgende twee voorwaarden:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kim44444. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.21. You're not tied to anything after your purchase.