100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting van hoorcolleges, Pitlo en werkgroepen (samengevoegd per week/onderwerp) week 1-11 $16.42
Add to cart

Summary

Samenvatting van hoorcolleges, Pitlo en werkgroepen (samengevoegd per week/onderwerp) week 1-11

1 review
 45 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Zeer uitgebreide samenvatting van hoorcolleges, Pitlo en werkgroepen (samengevoegd per week/onderwerp) week 1-11

Preview 4 out of 130  pages

  • No
  • Unknown
  • November 22, 2022
  • 130
  • 2021/2022
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: joris055 • 1 year ago

Translated by Google

Reached 9:)

avatar-seller
WEEK 1



Object en subject
Inleidende begrippen, systeem van het goederenrecht en
natrekking onroerende zaken



Terminologie

Art. 3:1 bepaalt dat goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten
Voorbeeld vermogensrecht is intellectueel eigendom of een beperkt recht of vorderingsrecht (ik krijg nog honderd van jou als
relatief recht want zit in mijn vermogen (vordering op haar is van mij en die kun je overdragen of vruchtgebruik geven of
pandrecht op vestigen)).

Art. 3:2 bepaalt dat zaken zijn voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten
Als iets een zaak is op basis daarvan weet je welke artikelen van toepassing zijn, heel boek 5 alleen rechten op zaken. Een
mens is geen zaak volgens normatief uitgangspunt, zijn rechtssubjecten. Heel boek 5 heeft zakelijke rechten – rechten op
zaken – dus als iets geen zaak is dan is het recht op dat iets dat wordt dan niet door boek 5 beheerst.

Art. 3:6 bepaalt wat vermogensrechten zijn
Denk aan rechten op zaken zoals erfpacht en rechten op dergelijke rechten zoals hypotheekrecht op een erfpachtrecht, rechten
op prestaties dus vorderingen van doen en van nalaten, rechten op ideeën, voorwaardelijke rechten en aandelen in
rechtspersonen. Goodwill is geen vermogensrecht.

Niet-overdraagbare rechten zijn ook vermogensrechten.

Ook het eigendomsrecht is een vermogensrecht, het wordt vereenzelvigd met de zaak waarop het rust.

Art. 5:1 bepaalt dat eigendom het meest omvattende recht is dat een persoon op een zaak kan hebben
Oftewel je kunt geen eigenaar zijn van een vermogensrecht. Een eigendom is een recht op een zaak - sommigen zeggen
eigendom en zaak worden vereenzelvigd in het BW, dus in de definitie van art. 3:1 is eigendom geen vermogensrecht maar valt
onder zaken want je draagt je fiets/eigendomsrecht van je fiets over - anderen zeggen zaken zijn vastpakdingen en
eigendomsrecht kun je niet vastpakken.

Eigendom is dus geen zaak strikt genomen art. 5:1 want er staat eigendom is een recht op een zaak, niet het recht zelf dus dan
moet het een vermogensrecht zijn strikt genomen.

In art. 5:1 lid 2 staat ‘met uitsluiting van een ieder’ en verwijst daarmee naar exclusiviteit.
De eigenaar van een zaak is dan ook bevoegd haar van eenieder die haar zonder recht houdt, op te eisen art. 5:2. Met de
revindicatie vorder je bezit terug en niet eigendom want revindicatie veronderstelt dat men nog eigenaar is. Je kunt dit
handhaven met art. 3:296.
De revindicatie gaat verloren door een tijdsverloop van twintig jaar art. 3:206 en kan niet worden gescheiden van het
eigendomsrecht art. 3:304. Art. 3:105 bepaalt dat na verjaring van de revindicatie de bezitter eigenaar wordt van het goed ook
al was zijn bezit niet te goeder trouw.

Ingevolge art. 5:1 lid 3 wordt de eigenaar van een zaak eigenaar van de afgescheiden vruchten art. 3:9.

Art. 3:3 bepaalt dat er onroerend en roerende zaken zijn
We kijken zaak, zo ja is het onroerend zo nee dan is het roerend zie lid 2. Dus wanneer is iets een onroerende zaak? Je ziet dat
de grond onroerend is en nog niet gewonnen delfstoffen en met grond verenigde beplantingen onroerend. De duurzaam met de
grond verenigde gebouwen en werken zijn onroerend hetzij rechtstreeks (directe vereniging) hetzij door vereniging met anderen
of werken (indirecte vereniging).

Wanneer is iets duurzaam verenigd met de grond? Je hebt hiervoor: Woonark, Havenkraan II en Portacabin.

,Als je de vraag wil beantwoorden of een gebouw of werk onroerend is dan:

1. Is het gebouw of werk verenigd met de grond in de zin van art. 3:3?

Woonark is onroerend want een schip is in beginsel niet verenigd met de grond in de zin van 3:3 en of die vast ligt of
aan de kade die duurzaamheid doet niet ter zake. Na verwijzing diende onderzocht te worden of de litigieuze woonark
verbonden is met de oever op een dusdanige wijze dat sprake is van vereniging met die grond in de zin van artikel 3:3
lid 1 BW. In ieder geval volgt dat zo’n vereniging niet kan worden aangenomen enkel op grond van een verbinding
door middel van kabels en de aansluiting op nutsleidingen en riolering. Het hof oordeelde, na terug verwijzing, dat
‘gelet op de wijze waarop de loopplank mee beweegt met de waterstand er geen sprake is van (duurzaam) verenigd
zijn met de bodem en evenmin met de oever’ en werd de litigieuze woonark als roerende zaak aangemerkt. Kortom
volgens de HR is een dergelijke woonark niet met de bodem verenigd, in de zin van artikel 3:3 BW, omdat zij blijkens
haar constructie bestemd is om op het water te drijven en ook in feite drijft.

In Havenkranen lieten de stukken van het geding geen andere conclusie toe dan dat de onderhavige kranen blijkens
hun constructie bestemd zijn om zich op het land te bevinden en dat zij, zij het indirect via rails, ook feitelijk in
voortdurende verbinding staan met de onder de kranen gelegen grond.

Antwoord nee dan ben je klaar want dan is die niet onroerend en als antwoord ja is dan stap 2

2. Is dit een duurzame vereniging? Uit Portacabin volgt dat je dan moet kijken dan naar:

- Naar aard en inrichting bestemd is duurzaam ter plaatse te blijven

- Bedoeling van de bouwer

- Naar buiten toe kenbaar (feit dat wielen eraf zijn van een chalet voldoende of een aansluiting op
gas voldoende voor bestemming duurzaam?)

In Portacabin-arrest had Rabobank een hypotheekrecht op de grond en een pandrecht op alle roerende zaken. Hij
betaalde de bank en fiscus niet meer. De fiscus wilde zich verhalen op de roerende zaken. Bij het executeren van
goederen van de schuldenaar en je genereert opbrengsten en je hebt meerdere schuldeisers dan is de rangorde van
belang. Als het een onroerende zaak is dan gaat de hypotheekhouder vóór het verhaalsrecht van de fiscus
(hypotheek gaat voor beslag fiscus). Als het een roerende zaak is dan gaat het bodemrecht van de fiscus vóór het
stille pandrecht van de bank. Dus de fiscus betoogde dit is een roerende portacabin, ik heb er beslag op gelegd dus ik
krijg de opbrengsten. Rabobank zei dit is een portacabin die naar aard en inrichting bestemd is duurzaam ter plaatse
te blijven dus onroerend dus valt onder mijn hypotheekrecht dus ik krijg de opbrengst. Het bleek onroerend te zijn.
Oftewel: ondanks de technische mogelijkheid tot verplaatsing, vanwege de naar buiten kenbare bestemming wordt et
aangemerkt als onroerend.
In Portacabin-arrest ging het over de vraag aan wie de opbrengst toekwam van de executie van die Portacabin, wie
gaat er voor? Rangorde bij verdeling van de opbrengst tussen schuldeisers. Wie gaat er voor, Rabobank met
hypotheekrecht op rond of ficus met bodemvoorrecht want dat gaat voor stille pandrecht van de Rabobank? Dus in
essentie was de vraag of de portacabin onderdeel was van de eigendom van de grond want dan rust hypotheekrecht
op eigendom grond mede op de portacabin, het hypotheekrecht strekt zich uit tot al hetgeen deel uitmaakt van de
eigendom van het registergoed art. 3:227. In dat arrest zie je dat dat arrest gaat over art. 3:3 dus de vraag of die
roerend of onroerend is. Maar dat had niet zo gemoeten. Als de vraag is of die portacabin onder het hypotheekrecht
valt dat op de grond is gevestigd dan is de vraag of de grond mede eigendom omvat en dan hadden we art. 5:20
moeten toepassen, niet art. 3:3.

Als je art. 3:3 leest dan valt op dat dat bijvoeglijke naamwoord ‘duurzaam’ staat wel bij gebouwen en werken en niet
bij beplantingen. Dus bij beplantingen moet je alleen de vraag beantwoorden is het verenigd met de grond. Ja dan
onroerend en nee dan roerend. Is boom in pot bij Intratuin verenigd met de grond? Nee dan roerend. Plant ik de boom
bij mij thuis in de grond dan onroerend. Stel je hebt een boomkwekerij dan zijn die bomen roerend.
Stel je ziet buitensauna’s op de grond. Zijn ze dan verenigd met de grond maar zijn ze ook duurzaam verenigd? Naar
aard en inrichting zijn die buitensauna’s niet bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven want dat kun je zien. Maar
die sauna wordt wel onroerend als ik hem heb gekocht en bij mij in de achtertuin plaats want die wordt bestemd
duurzaam ter plaatse te blijven.
Is het feit dat de wielen van een chalet zijn gehaald voldoende om te kunnen zeggen dat ze bestemd zijn duurzaam
ter plaatse te blijven? Is het feit dat er aansluiting is op gas en elektriciteit voldoende om te kunnen zeggen dat het
bestemd is duurzaam ter plaatse te blijven.

Art. 3:10 over registergoederen
Je moet nooit onroerende zaken en registergoederen vereenzelvigen. Registergoederen zijn alle goederen waarvoor vestiging,
overdracht of afstoot inschrijving in de openbare registers nodig is. Denk aan eigendom van grond dus een onroerende zaak is
een registergoed. Echter alle beperkte rechten op onroerende zaken zijn zelf ook registergoederen volgens de schakelbepaling
van art. 3:98.

Onroerende zaken worden dus niet anders geleverd dan roerende zaken want ook te boek gestelde schepen en luchtvaartuigen
zijn registergoederen en dat zijn roerende zaken die wel registergoederen zijn. Dus de scheidslijn tussen wel registergoederen
en niet ligt niet op dezelfde plaats als roerende zaken en onroerende zaken.
Hypotheek kun je vestigen op registergoederen, pandrecht kun je vestigen op niet-registergoederen. Dus nooit zeggen een
hypotheekrecht kan worden gevestigd op onroerende zaken.
Registergoederen kunnen zijn onroerende zaken, roerende zaken en vermogensrechten.

,Art. 3:4 over bestanddelen – zaakseenheid
Bestanddelen zijn geen zaken in de zin van het recht omdat zij geen zelfstandig bestaan leiden.

Art. 3:4 gaat over de vraag wanneer sprake is van één zaak. Met één zaak correspondeert één recht. Dit artikel zegt niks over
eigendom maar toch doet het wat met eigendom. In art. 5:3 moet je kijken voor de vraag over eigendom, dat zegt wel iets over
de eigendom dus als je een vraag hebt over de eigendom van een fietsbel dan kun je nooit alleen komen met art. 3:4 maar
moet je ook art. 5:3 betrekken -> eigenaar van een zaak is ook eigenaar van bestanddelen.

Nadere regels voor bestanddeelvorming zien we in art. 5:14 lid 3 voor roerende zaken en in art. 5:20 voor onroerende zaken.
Een onroerende zaak kan nooit bestanddeel zijn van een roerende zaak, de eigendom van de onroerende zaak bepaalt de
eigendom van de roerende zaak.

We zien samengestelde zaken die bestaan uit verschillende onderdelen. De vraag die je dan moet beantwoorden is of dat nog
losse roerende zaken zijn – zelfstandige zaken waar aparte eigendomsrechten op rusten en aparte beperkte rechten op kunnen
rusten – of zijn die onderdelen samen één zaak zodat er maar één eigendomsrecht of beperkt recht op kan rusten? Wat dus als
een bestanddeel wordt beschouwd wordt vastgesteld door te bezien wat krachtens verkeersopvatting onderdeel van de zaak
uitmaakt.

Art. 3:4 juncto art. 5:3 geeft twee criteria aan de hand waarvan je die vraag moet beantwoorden, of sprake is van bestanddelen:

- Lid 2 gaat over de vraag als twee zaken zodanig met elkaar verenigd zijn dat je ze alleen uit elkaar kunt halen door
feitelijk schade van betekenis toe te brengen dan is het één zaak denk aan een motor in een auto of
verwarmingsonderdelen in een huis (fysiekverbondenheidscriterium).

In Zalco II-arrest ging het over gestold aluminium in een oven. De vraag was of sprake is van schade van betekenis in
de zin van lid 2 als de vermogensschade (kosten uit elkaar halen) groter zijn dan de waarde van die objecten na
afloop. De HR zei het moet gaan om schade van betekenis in de zin van stukmaken. Als dat niet zo is dan is er in
beginsel zodanig sprake van vereniging dat er één zaak is dus aluminium was waarschijnlijk één zaak. Maar met het
geval dat alleen beschadiging van betekenis is als het kapot moet worden gemaakt, moet worden gelijkgesteld het
geval dat het wel zonder beschadiging kan worden losgemaakt maar alleen tegen onevenredig hoge kosten en
inspanningen (dus wel soort economische benadering).

Hoofdzaak -> voor zover onderdeel van een zaak, alvorens bestanddeel te worden, geen eigendom was van de
eigenaar van de hoofdzaak, volgt dat deze ook de eigendom verkrijgt van het bestanddeel.

- Lid 1 geeft aan dat iets één zaak is als het naar verkeersopvattingen één zaak is en dat bepaal je aan de hand van
Dépex/Curatoren (dus of een zaak een bestanddeel is van een andere zaak wordt bepaald door die
verkeersopvatting -> bij die verkeersopvatting moet worden gekeken naar de feitelijke onderlinge verbanden tussen
zaken volgens een waardering van omstandigheden). Aanwijzingen ingevolge de verkeersopvattingen:

- Is het object onvoltooid als je het ander object eraf haalt? Dus je moet kijken naar de geschiktheid ervan
voor het fabrieksgebouw of het daarvoor noodzakelijk is

- Zijn die onderdelen in constructief opzicht specifiek op elkaar afgestemd?

In Dépex/Curatoren ging het over een waterinstallatieapparaat geleverd onder eigendomsvoorbehoud en daarin
geïnstalleerd. Het bedrijf ging failliet en de koopprijs was nog niet betaald. De leverancier beroept zich op het
eigendomsvoorbehoud en zegt ik revindiceer dat apparaat en de curator zegt dat het niet kan omdat het bestanddeel
is geworden van deze fabriek dus verlies je je eigendomsrecht. Als het bestanddeel wordt dan gaat namelijk het
eigendomsvoorbehoud verloren want dan is er nog maar één zaak namelijk dat fabrieksgebouw. Eigendom van een
bestanddeel en beperkt recht op een bestanddeel kan niet.

Die veter in de schoen dat is onvoltooid zonder de veter. Maar een riem is geen bestanddeel van een pak want de
broek zakt niet af. Haal de motor uit de auto dan is die onvoltooid. Denk aan een banaan als die hangt onderdeel van
de boom.

Zakenrechtelijk volgt het bestanddeel het lot van de hoofdzaak. Zo komt het bijvoorbeeld te vallen onder een hypotheekrecht
dat is gevestigd op de hoofdzaak en vervalt het hypotheekrecht gevestigd op het bestanddeel van rechtswege want dan bestaat
het bestanddeel niet meer als zelfstandige zaak. Dus door natrekking vervalt bijvoorbeeld de eigendom van een zaak als een
leverancier die heeft voorbehouden.

Het verschijnsel dat een voorwerp zijn zakenrechtelijke zelfstandigheid verliest doordat het bestanddeel wordt van een andere
zaak heet natrekking.

Art. 5:14 over natrekking
Art. 5:14 beantwoordt de vraag van wie die zaak dan is, de eigendomsvraag. Dat noemen we natrekking. Als we een motor en
boot tot één zaak maken, trekt dan de boot de motor na of de motor de boot?

Bij roerende zaken kan de natrekking niet worden doorbroken. Hoogstens kun je hebben dat geen van de zaken als hoofdzaak
kan worden aangewezen en dan ontstaat er mede-eigendom als er verschillende eigenaren waren art. 5:14 lid 2.

Art. 5:20 over verticale natrekking grond
Art. 5:20 gaat over eigendom, eigendom grond en opstal wordt bij elkaar gehouden. We kennen nu nog superficies solo cedit,
de grondeigenaar is in beginsel ook altijd eigenaar van de gebouwen, bomen en planten op zijn grond art. 5:20 lid 1.
De eigenaar van de grond is ook eigenaar van het gebouw op de grond want de eigendom van de grond omvat de duurzaam
verenigde gebouwen en werken dus het hypotheekrecht rust niet op het gebouw maar op de grond en onderdeel van de

, eigendom van de grond is het gebouw dus alles wat de grond natrekt valt dus ook onder dat hypotheekrecht. Eigenlijk is dat
gebouw dus geen onroerende zaak want het is onderdeel van de grond.
Dus eigendomsverkrijging vindt steeds plaats bij de eigenaar van de grond door natrekking, zijnde de hoofdzaak.

In lid 1 moet je de aanhef en sub e bezien. Dat zien we terug bij art. 3:3 duurzaam verenigd werken en gebouwen hetzij
rechtsreeks hetzij indirect.

Er zijn alleen drie belangrijke punten:

- In de aanhef staat tenzij de wet anders bepaalt dus de wet kan bepalen dat

- Gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd toch niet worden nagetrokken door de
grond dus niet onder het eigendomsrecht van de grondeigenaar vallen. Zie lid 2 voor de voorbeelden:
netten of kabels want dat zijn afzonderlijke onroerende zaken

- De onroerende zaak die niet wordt nagetrokken omdat er een opstalrecht op is gevestigd want het
opstalrecht doorbreekt de verticale natrekking en daarna denk aan grond en gebouw dan zijn er twee
registergoederen -> in art. 3:3 staat deze bijzin niet dus dat gebouw blijft een onroerende zaak ondanks dat
de eigendomsscheiding wordt aangebracht want het is bestemd duurzaam ter plaatse te blijven

- Er staat aan het slot van sub e voor zover ze geen bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak over dat
horizontale natrekking prevaleert boven verticale natrekking. De eigendom van de grond omvat niet alleen een
gebouw of werk dat duurzaam met de grond is verbonden maar de eigendom omvat een stoffelijk object dat
bestanddeel is van dit gebouw of werk of zelfs indien dit bestanddeel zich bevindt op of onder een naastgelegen –
horizontaal dus – onroerende zaak.

Denk aan de arresten Grensoverschrijdende garage en Misbruik van bevoegdheid. De eenheid van de zaak van mijn
buurman wint het van de verticale natrekking (is de kelder van de buurman bestanddeel van zijn huis?). De vraag is
van wie is die schuur die op beide stukken grond staat? Je denkt grond trekt de opstal na maar die schuur is naar
verkeersopvatting van art. 3:4 één zaak. Dus we hebben een probleem als je grensoverschrijdende bouwwerken hebt
zonder hoofdzaak want de regel leidt niet tot een uitkomst als beide percelen waarop het gebouw staat even hard
natrekken. In deze gevallen heb je dan gemeenschappelijk eigendom.
Dus hebben we dan de eigendom van die schuur verticaal gesplitst of gaan we het als één zaak beschouwen? Het
slot zegt de als een object zowel verticaal wordt nagetrokken als horizontaal – dus naar maatstaven van art. 3:4
bestanddeel is van eens anders onroerende zaak – dan prevaleert horizontaal. Gevolg is grensoverschrijdend ook
van a is want grootste deel en ingang op terrein van a -> onroerende zaak overheen maar is bestanddeel van een
anders zaak dus eigendom is van a maar b kan zeggen ga van mijn land.

Verhouding art. 3:4 en 5:20 is dat als er verticale natrekking is op grond van art. 5:20 maar ook zaakseenheid
horizontaal dan prevaleert horizontaal! Let op je moet dus eerst wel van verticale natrekking kunnen spreken (niet
overhangend balkon of overhangende tak of restaurant boven een snelweg). Bij Grensoverschrijdende treurwilg had
je argumenten die pleitten voor mede-eigendom van de boom. Argument was: zaakseenheid prevaleert boven
verticale natrekking geldt niet alleen bij gebouwen en werken maar ook bij bomen.

Horizontale splitsing van gebouwen of werken kan door middel van een opstalrecht of een appartementsrecht.

- Verhouding indirecte natrekking van art. 5:20 met bestemmingscriterium en Dépex/Curatoren met zaakseenheid ( .
Art. 5:20 bepaalt namelijk dat de eigendom van de grond omvat de gebouwen en werken die duurzaam met de grond
zijn verenigd hetzij rechtstreeks hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken -> dat betekent dus dat
dingen die op of in een gebouw worden aangebracht, verenigd zijn met een gebouw op grond van art. 5:20 ook wordt
nagetrokken door de grond op grond van art. 5:20. Dat kan betekenen dat een object op of in een gebouw wordt
aangebracht en je vraagt je af is het een bestanddeel van dat gebouw in de zin van art. 3:4. Je gaat dan
Dépex/Curatoren en Prorails-arrest toepassen. Je gaat dat criterium van de verkeersopvattingen toepassen en zegt
nee dat is geen bestanddeel van het gebouw en vervolgens ga je hetzelfde object meten aan de hand van is het
verenigd met het gebouw indirect verenigd met de grond dus – ja want voortdurend contact en – en is het bestemd
om duurzaam ter plaatse te blijven – ja -> ja dus dan wordt het wel nagetrokken door de grond.
Dat is raar want iets dat geen bestanddeel is van het gebouw op grond van art. 3:4 wordt misschien wel nagetrokken
op grond van art. 5:20. Zo worden zonnepanelen die geen bestanddeel zijn van het gebouw op het dak, want het
gebouw is niet onvoltooid zonder zonnepanelen want niet in constructief opzicht afgestemd, maar bestemd duurzaam
misschien wel en indirect verenigd met grond ja dus wel nagetrokken door de grond. Dan gaat je
eigendomsvoorbehoud en pandrecht teniet. Oplossing: Portacabin-criterium van bestemming zou je alleen moeten
toepassen op dingen die direct op de grond staan en voor indirecte vereniging zou je alleen art. 3:4 moeten
toepassen. Dit is de tweewegenleer.


Natrekking onroerende zaken

Is het zonnepark een registergoed?
Wat registergoederen zijn zien we in art. 3:10. Het gaat hierbij om onroerende zaken, beperkte rechten op registergoederen en
te boek gestelde schepen of luchtvaartuigen. Voor de casus is het de vraag of het zonnepark kwalificeert als onroerende zaak.
Zo ja dan is het een registergoed en zo nee dan moet je de overige categorieën beoordelen. De hoofdvraag moet worden
beantwoord aan de hand van art. 3:3 juncto 5:20. Het gaat erom of het zonnepark een werk is dat duurzaam met de grond is
verenigd.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FSEvers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $16.42. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56473 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$16.42  1x  sold
  • (1)
Add to cart
Added