Samenvatting Filosofie van de managementwetenschappen
,Hoorcollege 1 (Inleiding)
Alle vormen van gezag hebben te maken met de bescherming voor mensen (leveren immuniteit)
Filosofie= komt van ‘filos’ (vriend) en ‘sofia’ (wijsheid)
Filein houden van. Dus er zit ambitie en liefde in.
Filosofen streven naar wijsheid
- Dat betekent dat ze geen wijsheid claimen
- Dat betekent ook dart het bij filosofie niet om kennis gaat
- De filosofie is met andere woorden geen wetenschap
- Toch heeft ze veel met wetenschap te maken. Zo wordt een eens gezien als de ‘moeder’ van de
wetenschap.
De grot van Plato
Plato
Hoe leer je mensen in een staat het
juiste aan?
Als je een goede staat wilt hebben
moet je ook goede burgers hebben
burgers opleiden, best lastig.
Om een staat te laten functioneren
heb je opleiding nodig.
De mensen in de grot zitten
geketend aan de muur met
kettingen, ze zitten als het ware
gevangen. Ze zien alleen de
schaduwen. Mensen hebben geen
ander paradigma, die denken dat dat werkelijkheid is. Mensen houden voorwerpen omhoog, en de schaduw
wordt geprojecteerd op de muur door heet vuur. Mensen met voorwerpen zijn sofisten (= mensen die het
volk iets wijsmaken). Sofisten maken geluid, daardoor wordt de indruk dat het echt is groter. Wat is echt?
En wat is niet echt? Schijn of werkelijkheid? Een van de grotbewoners (Socrates), bevrijdt zich op een of
andere manier (moeilijk, ingewikkeld, pijnlijk), hij gaat een paadje op, op dat paadje sluipt hij langs die
sofisten en kruipt de grot uit. Hij wordt verblind door het echte zonlicht. Hij wist dat hij al die tijd dingen
heeft gezien die niet echt waren. Hij wilde de grot weer in (Socrates). Socrates dwaalt af in de grot, hij zegt
tegen de gevangen dat het niet echt is wat ze zien. Sofisten moet je niet geloven zei hij tegen de gevangenen.
Hoe kun je het onderscheid maken tussen wat echt is? En wat niet echt is? Hoe weten de gevangenen wie er
gelijk heeft? Socrates of de sofisten? Je kunt mensen wel beleren, maar waarom zouden mensen dat willen
geloven?
Sofiso= mensen iets wijsmaken
Ideeënleer van Plato:
Betekenis van idee bij Plato: het is een soort volmaakt oerbeeld, waarin wat gemeenschappelijk is
aan een veelheid van individuele objecten besloten ligt
De werkelijkheid is een afschaduwing van dit idee. Zij schiet vergeleken met dat idee steeds te kort
iedereen is een afschaduwing van de mens. Je moet het zien als iets abstracts.
, Het idee is het algemene, het wezen, het tijdloze, het abstracte, het onveranderlijke, het
begripsmatige (Er is veel discussie over de juistheid van deze interpretatie die op Aristoteles
teruggaat.)
Het idee is niet van de zintuiglijke wereld, maar is alleen door middel van denken toegankelijk. Er is
onderscheid tussen bevatten/begrijpen en zintuiglijk waarnemen.
Het idee is het waarachtig zijnde er is wel kritiek op
Tegenover de wereld van de onveranderlijke ideeën staat een zintuiglijke of materiële wereld die
constant verandert
Ideeën zijn hiërarchisch geordend: hoe algemener het begrip, hoe hoger de status ervan
Het hoogste idee is het idee van Het Goede (agathos)
De ideeën worden gezien als de oorzaak van de concreet waarneembare dingen (een paard bestaat
doordat het op een of andere manier deelheeft aan het idee ‘paard’, het is er een afschaduwing van).
Menselijke ziel kan de ideeën ‘schouwen’. Dit is ‘echte’ kennis (episteme) en dient scherp
onderscheiden te worden van nepkennis (doxa)
Kennis is herinneren (anamnesis)
Kennis is mogelijk door liefde (Eros): het gaat hier om een aangeboren verlangen van de ziel naar
het schone
Waarom is dit allemaal van belang?
Plato legt de bouwstenen voor abstract redeneren, iets wat fundamenteel voor alle wetenschappen is
(wetenschap wil niet weten of roken goed of slecht voor jou is, maar of roken slecht voor DE mens
is)
Plato neemt definitief afscheid van een wereld die alleen maar stroomt en vloeit. Anders gezegd: de
flux van de zintuiglijke wereld wordt ondergeschikt gemaakt aan een planningswereld (en ook dit is
cruciaal voor wetenschap).
Alternatieve interpretatie: ideeën gaat over de mogelijkheid van taal!
Kernthema’s Plato (tot op de dag van vandaag in discussie)
Schijn en werkelijkheid
Sofisten (=mensen die het volk bedriegen met zogenaamde wijsheden)
Paideia (=opvoedingsfantasie die ervoor moet zorgen dat burgers goed aangepast zijn aan de
republiek, wel ingewikkeld en moeilijk)
Is de grot een grot?
Afdalen en klimmen (katabasis en anabasis)
Aporia (= een probleem waar je niet uitkomst)
Poros= gaatje
Filosofie Wetenschap
In de filosofie gaat het om vragen blijven In de wetenschap gaat het om oplossen en
stellen bijna altijd aporetische vragen beantwoorden van vragen
De filosofie kent geen vooruitgang De wetenschap streeft naar vooruitgang
Filosofie houdt zich bezig met aporetische Wetenschappelijke vragen moeten
vraagstukken: vragen waar je niet uitkomt geverifieerd/gefalsificeerd kunnen worden
Aporie = a-poros (geen doorgang). Een vraag waar je niet goed uitkomt. Het gaat om het onvermogen een
filosofische kwestie tot een oplossingen te brengen vraagt wel om een beslissing niet om oplossingen.
Verschil maken tussen oplossingen en beslissing.
Voorbeeld:
- Socrates stelt zijn vragen zo aan zijn gesprekspartners dat deze merken dat ze eigenlijk niets weten
en daardoor hoopt hij in hun een verlangen naar weten aan te wakkeren
- Aristoteles: vriendschap- er te veel van hebben, duidt erop dat je geen echte vrienden hebt. Maar er
geen hebben is ook niet goed
- Shakespeare: to be or not to be
, - Pilatus: quod est veritas? (wat is waarheid?)
De filosofiegeschiedenis is doorgaans een geschiedenis van grote mannennamen
- Thales van Milete (hier begon het mee)
- Herakleitos
- Plato
- Aristoteles
- St Augsutinos
- Thomas van Aquino
- Nikolaus van Cues
- René Descartes
- Thomas Hobbes
- Baruch de Spinoza
- Immanuel Kant
- Friedrich Nietzsche
- Martin Heidegger
- Karl Popper
Vrouwen:
- Diotima
- Hipparchia
- Hypatia
- Hildergard von Bingen
- Mechthild von Magdeburg
- Teresa van Avila
- Margaret Cavendisch
- Lady Ann Conway
- Mary Wolstoncraft
- Germaine de Staël
- Hannah Arendt (enige vrouwennaam die besproken wordt)
- Agnes Heller
- Judith Butler
Filosofisch antropologische thema’s: Wie of wat is de mens?
Menselijk(heid), afkomst, familie, instinct, dierlijk(heid), emoties, begeerte, karakter, zintuigen, gevoel,
innerlijk, lichaam, uiterlijk, geest, ziel, bewustzijn, verstand, denken, uniek, persoonlijk, eigennaam,
identiteit, jezelf zijn, seksualiteit, verliefdheid, gezondheid, trots, natuurlijk, talent, ambitie, doelstelling,
ontwikkeling, egoïsme, de ander, lijden, eenzaamheid, haat, jaloezie, angst, interesse, nieuwsgierigheid,
ontdekking, …
Ethiek thema’s: Wat is het goede?
Liefde, helpen, interesse, betrokkenheid, medelijden, vriendschap, waarde, norm, geluk, goed, deugd, delen,
redelijk, verantwoordelijkheid, plichten, rechten, belangen, nuttig, eerlijkheid, stiekem, liegen, stelen, slaan,
vechten, mishandeling, pesten, plagen, ruzie, discriminatie, moordenaar, terrorist, vervuiling, ontrouw,
drugs, straf, fout, slecht, vergeving, schaamte, schuld, geweten, oorzaak, gevolg, …
Sociale en politieke filosofie: Wat is een rechtvaardige samenleving?
Sociale, politieke en culturele thema’s:
Macht, sociaal, rechtvaardigheid, gemeenschap, samenleving, land, politiek, regering, armoede, rijkdom,
verdeling, vrijheid, regels, afspraken, geboden, verboden, wet, gezag, oorlog, terrorisme, veiligheid, arbeid,
consumptie, economie, eigendom, schaarste, gelijkwaardigheid, gelijkheid, cultuur, taal, etniciteit, tradities,
rituelen, feesten, racisme, multicultureel, aangeboren (nature), aangeleerd (nurture).