100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Introduction to Genetic Analysis voor Genetica en Evolutie H1-17 $7.65   Add to cart

Summary

Samenvatting Introduction to Genetic Analysis voor Genetica en Evolutie H1-17

 16 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

samenvatting Genetica en Evolutie H1-17 van de college aantekeningen met plaatjes en duidelijk overzicht

Preview 4 out of 31  pages

  • No
  • 1-17
  • November 24, 2022
  • 31
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Hoorcollege 1, 31 okt
Dysgenetica = genetische verzwakking van een organisme
Genetische deternimse =

Eugenetica = rasverbetering is het streven naar verbeteren van de genetische samenstelling van populatie
Hybrid vigor = het combineren van 2 populaties zal het sterker maken
Hardy-Weinberg berekeningen toonde aan dat dysgenetische genen niet toenemen in een populatie.
Selectie tegen recessieve dysgenetische genen vaak weinig effect heeft

Behaviorisme = nurture, alle mensen kunnen alles worden
> Nature en nurture zijn even belangrijk

Erfelijkheid in beperkte zin (h2) geeft aan hoe veel van
de fenotypische variantie door genetische factoren
wordt bepaald

Humane gene editing = het aanpassen van de
genetica




Hoorcollege 2, 2 nov
H7, H17 large scale chromosomal changes, H17 p557-559, p563-584, p586-eind


S-stam is stukgemaakt maar als DNA niet stuk is, kan de r-stam die je erbij doet het DNA van de s-stam
opnemen en gaan de muizen dood.

Behalve als je het DNA stuk is en kan de r-stam nooit het DNA van de s-stam krijgen en gaat de muis niet
dood.
R-stam krijgt het DNA om muizen te doden van de s-stam.




DNA

Rosalind Franklin = afmetingen van DNA en fosfaatgroep
aan buitenkant van iets als helix structuur

Deoxynucleotiden = suikermolecuul + base + fosfaatgroep
Als deze aan elkaar koppelen voor polymeer splitsen er 2
OH groepen

Basen:
Purine = bestaan uit 2 ringen (A/G)
Pyrimidine = bestaat uit 1 ring (C/T)

A > T en G > C nucleotiden zijn gekoppeld

,> base zit aan C1 van suiker (grootste zijgroep)
> de fosfaat PO4 zit aan C5

Nucleotiden binden 3’ - 5’ (met PO4 er tussen)
3’-O-P-O-5’

Major groove = suiker-fosfaat ver van elkaar af zijn
Minor groove = suiker-fosfaat dicht bij elkaar zijn

DNA-molecuul polymeren worden dubbelen helix door waterstofbruggen (tussen A-T)

AT hebben 2 waterstofbruggen
CG hebben 3 waterstofbruggen en zijn dus sterker




Replicatie
DNA-polymerase 3 helpt bij de replicatie van DNA door te lezen van 3’ > 5’. Het begint bij een primer en
bouwt (synthese) van een ‘5 > 3’ nieuwe RNA

Bij een open DNA kan 1 streng altijd worden
aangebouwd van 3’ > ‘5 (leading strand)

Helicase = ontwinden van de 2 DNA strengen
Door waterstofbruggen te verbreken

De bovenste zit met 5’ > 3’ en deze heeft primer
nodig (lagging strand) en maakt Okazaki
fragments.

Primer = stukje RNA wat door primase op
de lagging strand wordt gezet

Deze primers moeten weg en DNA-
polymerase 1 zorgde dat RNA-primer
verdwijnt = ligatie

Gyrase = eiwit op het DNA wat
hypercoiling tegengaat. Knipt 1 streng
door en gaat dit ontwinden en plakt
weer aan elkaar (topoisomerase)

SSB = stabilize unwound DNA
Op de strengen zitten eiwitten die ervoor
zorgen dat niet zomaar andere moleculen aan DNA binden

,Leading strand = heeft 3’ kant waar DNA aan gesynthetiseerd kan worden (basen toevoegen)
Lagging strand = heeft 5’ kant waar stukjes RNA (primer) nodig zijn

Primase = zet primer RNA op lagging strand waar vanaf 3’ weer gebouwd kan worden (geen proofreading)
DNA-polymerase 1 = breekt primer af en vervangt voor DNA
Ligase = plakt stukjes losse DNA aan elkaar

Replicatie fork = de plek waar DNA-replicatie bezig is

Nu is er een kopie gemaakt van het DNA en chromosoom > chromatiden




Het chromosoom wordt na iedere celdeling korter omdat er een primer verdwijnt aan het einde
> telomerase zorgt ervoor dat de 5’ verlengt zodat er extra ruimte kom voor een primer en er aangebouwd
kan worden aan de bovenkant. Aan het einde komt er een cap zodat er niet van alles kan binden

In stamcellen zijn deze erg actief maar niet in alle. Bij kanker wordt telomerase weer geactiveerd

Warner syndrome = vroege veroudering (CAP)
Dyskeratosis = telomerase activiteit beïnvloeden


Erfelijke fenotypische variatie ontstaat in het genoom door
1. large scale chromosomal modifications (h17)
2. mutations (h15)
3. transposons (h16)




Meiose 1
Profase 1 =
chromosoom gaat
naast partner liggen.
Haploid chromosoom
nummer n=2 (4 chromatiden)
Metaphase 1 = nucleus membraan breekt af en homoloog
paar (n=1 en 2 chromatiden) gaat van elkaar af
Anafase 1 = 2 chromatiden gaan aan andere kant liggen
Telophase 1 = worden langer en cel splits en kernmembraan
vormt weer
> interkenesis (2x n=1)
Meiose 2
Profase 2 = zuster chromatiden liggen in verschillende cellen

, Metaphase 2 = ze gaan liggen aan een kant
Anafase 2 = elke chromatiden worden losgetrokken van het puntje
Telophase 2 = er ontstaat nu 4 cellen met 2x enkele chromatiden
> je hebt 4 cellen met de helft van het normale genoom


Organismes zijn soms haploïd/diploïd
Diploïd zorgt ervoor dat hoeveelheid genen in een populatie 2x zo groot is (2n)

Monoploid (n)
Haplo-diploid (n & 2n)
Diploid (2n)
Polyploïd (3n, 4n…) zorgt voor meer DNA, meer transcriptie, grotere cellen/organismes
>> Organismes met polyploïd kunnen samen voortplanten maar niet meer met diploïd


Typen chromosoom mutaties:




Aneuploïde = een paar chromosomen te veel/weinig
Meiotische non disjunctie = ontstaan van aneuploïde >>

Monosomie = te weinig chromosomen
Turner syndroom = 1 X-chromosoom

Trisomie = een chromosoom te veel
Klinefelter syndroom = XXY-mannen
Leeftijd van moeder heeft effect op de kans van Down > alle oocyten
verkeren in diplotene stadium van meiose voor de geboorte.

Vraag: treed nondisjuctie op in anafase 1 of 2? >>
Meiose 2 want bij meiose 1 had je al 2 cellen met chromosoom te veel en 2 met chromosoom te weinig.
Alle cellen zodat chromosoom
chromosoom te veel of te weinig
hebben
Nondisjunctie = niet op de juiste
manier uit elkaar gaan van
chromosoomparen tijdens meisose

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nummer34. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.65. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.65  1x  sold
  • (0)
  Add to cart