5.1 Investeringsprojecten en cashflow
Investeren = het vastleggen van vermogen in activa (kapitaalgoederen).
Gebouwen, machines, voorraden grondstoffen, ontstaan van
vorderingen op klanten, aanhouden van liquide middelen.
Gericht op de debetzijde van de balans
Capital budgeting = begroten van kapitaalgoederen.
Twee soorten investeringen:
1. Vervangingsinvesteringen = investeringen die dienen om de
levensvatbaarheid van de onderneming te behouden of te vergroten.
Dienen om de productiecapaciteit in stand te houden.
2. Uitbreidingsinvesteringen = investeringen die dienen om de
productiecapaciteit te vergroten.
Een investering zal steeds tot een toename van andere activa leiden. De
aanschaf van enkel een machine is zinloos, indien niet ook de
productiemiddelen worden aageschaft die nodig zijn om de machine te
laten werken. Daarom moet rekening gehouden worden met alle
samenhangende activa.
Investeringsproject = het geheel van investeringen in bij elkaar
behorende vaste en vlottende activa. Wanneer dit wordt uitgevoerd zal het
leiden tot een reeks uitgaven die nodig zijn voor de aanschaf en
vervanging van productiemiddelen.
Tegenover deze uitgaven moeten voldoende hoge ontvangsten staan
(cash flows).
Cash flows = het verschil tussen de bruto ontvangsten uit hoofde van
verkoop van producten en uitgaven in verband met de aanschaf en
aanwending van productiemiddelen in een bepaalde periode.
Bij de beoordeling van een investeringsproject richten we ons dus op
de hoogte van de cash flows (ontvangsten minus uitgaven) en niet
op de winst (opbrengsten minus kosten).
Winst is geen eenduidig begrip, maar cashflow wel. Bij winstbepaling
wordt beperkt rekening gehouden met het tijdstip waarop een
betaling wordt gedaan of ontvangen. Bij cashflows wordt de
voorkeur gegeven aan het zo snel mogelijk ontvangen van het
bedrag. Dit vergroot de kans om meer waarde op te bouwen
(spaarrekening of beleggen). (tijdvoorkeur)
Opportunity costs = het missen van de opbrengst doordat een
bedrag pas later wordt ontvangen.
Gemiddelde vermogenskostenvoet = hierin wordt de tijdvoorkeur
uitgedrukt. Het is de gemiddelde kostenvoet waartegen de onderneming
vermogen kan aantrekken. De kosten van vermogen bestaan hierbij zowel
, uit de vergoeding die aan de eigenvermogenverschaffers, maar ook aan
de vreemdvermogenverschaffers wordt uitgekeerd.
Als de rentabiliteit (gemeten op basis van cash flows) van een
investering gelijk is aan de gemiddelde vermogenskostenvoet, dan
levert de investering precies genoeg op om aan de eisen van de
vermogensverschaffers te kunnen voldoen in de vorm van
winstuitkeringen of rentebetalingen.
Periodewinst =wordt berekend als het verschil tussen opbrengsten en
kosten in die periode.
Afschrijvingen moeten bij de periodewinst na belastingen worden
opgeteld om de cashflow te berekenen.
Deinvesteringen = veroorzaken een extra ontvangst in het laatste jaar
van het investeringsproject
Verband cashflow en periodewinst =
Cashflow = periodewinst na belastingen + afschrijvingen – investeringen
+ deinvesteringen
Van te voren weet je niet hoeveel rente en aflossing elk jaar zal moeten
worden betaald, hoeveel dividend zal moeten worden uitgekeerd enz.
Daarom worden deze aspecten buiten beschouwing gelaten bij het
berekenen van cashflows.
De beoordeling van investeringsprojecten:
De netto-ontvangsten moeten ten minste net zo hoog zijn, dat aan
de verplichtingen aan alle vermogensverschaffers kan worden
voldaan.
Bij berekening van cashflows wordt nog geen rekening gehouden
met de vergoeding voor het beschikbaar stellen van vermogen moet
worden betaald.
De netto-ontvangsten moeten hoog genoeg zijn om dividend en
rentebetalingen te kunnen voldoen aan eigen
vreemdvermogenverschaffers.
5.2 Beoordeling op basis van periodewinst
Rentabiliteit = de verhouding tussen winst (of inkomen) en het vermogen
dat deze winst heeft verdiend:
Bij een investeringsproject wordt gedurende de looptijd in elk jaar winst (of
verlies) behaald met het dan geïnvesteerde vermogen. De jaarlijkse
rentabiliteit kan eenvoudig berekend worden, maar zal wel ieder jaar
verschillen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SelineES. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.