Alle antwoorden op de vragen voor de deeltoets van Belastingrecht 2016. Alle opdrachten zijn behandeld en bevatten nuttige aantekeningen, met uiteraard de goede antwoorden. Ideaal voor de tussentoets
Jan Geluk wint in een casino met een kansspel een omvangrijk geldbedrag. Hij vraagt zich af
of hij over dit bedrag belasting verschuldigd is.
A. Behoort dit vraagstuk tot het formele of het materiële belastingrecht? Motiveer
uw antwoord.
Materieel belastingrecht: ziet op totstandkoming van materiële
belastingschuld ingevolge heffingswetten. Wie (subject), waarover
(object), hoeveel (tarief) en wanneer (tijdstip).
Wetten: IB, vennootschapsbelasting, loonbelasting, erf en
schenkbelasting.
Formeel belastingrecht heeft betrekking op de wijze van heffing,
controle, navorderen en naffen door de Belastingdienst, bezwaar,
beroep, rechtsvinden, bestuurlijke boeten, ABBB en internationale
rechtsbescherming.
Wetten: AWR, invorderingswet
In casu: Materieel belastingrecht. Materieel belastingrecht gaat
over de vraag of er belastingschuld is ontstaan. Dat is wat Jan Geluk
zich in casu ook afvraagd.
1) Is hier sprake van een belastbaar feit?
Wie? Lid 1 sub a, wet kansspelbelasting. Het casino is
belastingplichtig. Lid 1 sub c stelt dat de winnaar aansprakelijk is.
Uitzondering in lid c: niet zijnde de casinospelen.
Jan is niet te belasten, maar het casino. Het casino is misschien
wel belastingplichtig.
Wat?
Waarover?
Hoeveel?
Zie wet op kansspelen art. 1 t/m 5. Boven de 449 euro moet er
belasting betaald worden. (art. 4 lid 1 sub a).
Directe belasting: belastingplichtige die inkomen geniet en moet
die belasting ook zelf gebruiken.
Indirecte belasting: meerdere mensen zijn hierbij betrokken.
Belasting kan doorgerekend worden.
In februari dit jaar verricht Jan buiten zijn dienstbetrekking enkele werkzaamheden. Het
bedrag dat hij hiervoor ontvangt, is belast met inkomstenbelasting. In juni volgend jaar zal de
inspecteur de aanslag inkomstenbelasting opleggen.
1
,BELASTINGRECHT RGBOB0500 2016
B. Op welk moment ontstaat de materiële belastingschuld en op welk moment
ontstaat de formele belastingschuld? Motiveer uw antwoord.
Formele belastingschuld: moment van opleggen van de aanslag in juni.
Materiële belastingschuld: ontstaat als belastbare feiten zich voordoen, in februari.
Belasting kan geïnd worden door een aangifte of aanslag. Aangifte gebeurd door de
belastingplichtige zelf, aanslag door de belastinginspecteur.
Bij artikel 11 AWR de volgende artikelen erbij zetten: 9.1 IB en 24 VPB.
Bij artikel 19 AWR de volgende artikelen erbij zetten: 27 IB en 14 BTW.
OPGAVE 1.2: BEZWAAR EN BEROEP
Ronald Vink krijgt een aangiftebiljet inkomstenbelasting omdat hij in loondienst heeft gewerkt.
Vink weet dat zijn werkgever aan de belastingautoriteiten heeft doorgegeven dat hij € 50.000
heeft verdiend. De werkgever heeft namelijk over dit bedrag al loonbelasting ingehouden en
afgedragen. Omdat Vink verder niets aan de gegevens van zijn werkgever heeft toe te
voegen, werpt hij de aangifte bij het oud papier.
A. Is dit terecht? Motiveer uw antwoord.
Nee. Vink is zelf verplicht om in April/Mei aangifte te doen van belasting. Een uitnodiging tot
aangifte doen (8 AWR) mag niet zomaar worden weggegooit. Belastingrecht is ook dwingend
recht, een uitnodiging is eigenlijk gewoon een bevel.
Naast aangifte doen is Vink verplicht om informatie mee te zenden, 47 lid 1 jo 49 lid 1 AWR.
Negeren bevel: verzuim; boete van de belastindienst.
Onderliggende vraag: IB en loonbelasting.
Loonbelasting: voorheffing inkomstenbelasting.
Stel: iemand verdient 1000 euro brutoloon. De loonbelasting is 30%. Nettoloon is dan 1000-
300=700 euro. Hierna gaat deze persoon aangifte inkomstenbelasting doen. IB verschuldigd:
(loon, spaargeld, aandelen enz). Stel dit is 5000 euro.
Voorheffing loonbelasting kan van de IB af. In dit geval bijv. 5000-300=4700 euro.
De inspecteur is teleurgesteld dat Vink zijn aangiftebiljet niet heeft teruggestuurd. Na twee
jaar wachten heeft hij nog steeds geen aangifte van Vink ontvangen. Omdat de inspecteur
zonder aangifte van Vink niet over alle gegevens beschikt, besluit hij dan maar een slag te
slaan naar het volledige inkomen van Vink. De inspecteur legt een aanslag op naar een
inkomen van € 200.000.
B. Is dit terecht? Motiveer uw antwoord.
De inspecteur mag volgens 11 AWR lid 2 belastingheffen indien de aangifte niet wordt
gedaan. Hier mag hij volgens 11 lid 3 3 jaar over doen. 2 jaar valt binnen de termijn.
Onderscheid: Formeel/Materiele belastingschuld. Kijk hiervoor naar lid 4. Einde van een
tijdvak gaat het hier over. In casu is dat van 31/12/16 precies 3 jaar geleden. De inspecteur is
dus op tijd.
Als onderdeel van de overheid dient de inspecteur zich aan ABBB te houden en dus een
redelijke inschatting te maken van het inkomen van Vink. 200.000 voor een inkomen over 2
jaar waar Vink 50.000 per jaar verdient is veel te veel.
Als Vink de aanslag ontvangt, schrikt hij zich een hoedje. Het inkomen waarop de inspecteur
zich baseert is immers veel te hoog.
C. Wat kan hij doen?
2
,BELASTINGRECHT RGBOB0500 2016
Optie 1: Bezwaar maken
7:1 Awb jo 26 AWR
Volgens 26 AWR jo 2&3 AWR is het mogelijk om in beroep te gaan tegen belastingaangifte.
De Awb is van toepassing voor regels omtrent bezwaar en beroep voor zover deze niet in
gaan tegen de AWR.
De Awb is van toepassing bij bezwaar en beroep voor zover er niet wordt
afgeweken van de AWR. 6.4 Awb: indiener (vaak inspecteur) moet
bezwaar maken, 6.5: bezwaarschrift moet door of namens de
belastingplichtige zijn ondertekend. 6.6 Awb: als deze eisen ontbreken zal
de indiener een termijn stellen om het verzuim te herstellen. Wordt er niet
hersteld dan wordt het bezwaar afgewezen zonder inhoudelijke toetsing .
Pro-forma bezwaar: onvolledig bezwaarschrift wordt naar de
belastingdienst gestuurd. In 6 weken tijd heb je geen tijd om
argumenten te bedenken, en zo kun je de periode oprekken.
Hoorplicht: voor de inspecteur op het bezwaar beslist moet hij de
belanghebben horen, 25 lid 4 AWR, tenzij aan het bezwaar volledig
temoett wordt gekomen.
De bezwaarfase heeft als doel om het besluit te overwegen, 7:11 Awb om
zo (reken)fouten eruit te halen.
De termijn voor bezwaar overschrijden kan volgens 6EVRM leiden tot
eenschadevergoeding. De criteria ‘spanning en frustratie’ volstaan.
Toepassing op casus: 22j AWR: Vink heeft 6 weken om in bezwaar te
gaan. Hij kan dit dus doen.
Optie 2:
In beroep gaan. Indien dat niet werkt dan;
Optie 3:
Hoger beroep, zie 27 AWR. Indien dat niet werkt:
Optie 4:
Beroep in cassatie, zie 28-30 AWR.
De hoge aanslag heeft bij Vink strijdlust opgewekt. Snel dient hij een bezwaarschrift in bij de
inspecteur, waarin hij stelt dat het inkomen waarop de aanslag is gebaseerd, veel te hoog is.
Tevens nodigt hij de inspecteur uit het bewijs te leveren van dit hoge inkomen. ‘Zonder bewijs
van dit hoge inkomen’, zo redeneert Vink, ‘zal geen rechter van de juistheid van deze
schatting uitgaan’.
D. Is deze opvatting juist? Motiveer uw antwoord.
Hoofdregel: Als je dat beweert moet je dat ook bewijzen. Bewijzen is ‘aannemelijk maken dat’.
In casu is er sprake van omkering van de bewijslast, 25 lid 3 AWR, indien er geen aangifte is
gedaan.
Opvatting is onjuist.
OPGAVE 1.3 NAVORDERING EN NAHEFFING
3
,BELASTINGRECHT RGBOB0500 2016
Jeroen de Kat is in dienstbetrekking bij een radiozender. Daarnaast is hij ondernemer in de
zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. Per jaar besteedt hij 520 uur aan zijn onderneming.
In 2013 wil hij de zogenoemde zelfstandigenaftrek (art. 3.76 Wet IB 2001) claimen. Om voor
deze faciliteit in aanmerking te komen moet ten minste 1225 uur per jaar aan de
onderneming worden besteed (zie artikel 3.6 Wet IB 2001).
Hij voldoet aan alle vereisten, behalve aan het urencriterium. Niet gehinderd door enige
kennis claimt Jeroen de zelfstandigenaftrek en vermeldt in zijn aangifte dat hij 10 uur per
week aan zijn onderneming besteedt. In 2014, bij de aanslagregeling van deze aangifte,
kent de inspecteur de aftrek desondanks toe.
In 2015 vindt een boekenonderzoek plaats. De controlerende ambtenaar komt erachter dat
Jeroen maar tien uur per week voor zijn onderneming werkt en dus helemaal geen recht heeft
op de zelfstandigenaftrek. De aftrek voor het jaar 2013 is dus ten onrechte toegekend. Over
dat jaar is te weinig belasting geheven. In 2016 gaat de inspecteur over tot navordering.
A. Is dit terecht? Motiveer uw antwoord.
Navordering is mogelijk op grond van 16 AWR. Navordering kan in een termijn van 5 jaar
gedaan worden. De inspecteurs zijn dus op tijd. Hiervoor gelden wel de extra vereisten dat er
sprake moet zijn van een ‘nieuw feit’, kwade trouw (lid 1) of onjuiste verrekening voorheffing,
toerrekenbare partners, kenbare fout: meer dan 30% afwijking.
Stap 1) Termijn. 16 lid 3. Wordt aan voldaan.
Stap 2) Nieuw feit uit lid 1/ Te kwader trouw.
Jeroen is niet ter kwader trouw.
Nieuw feit? Nee. Wordt in casu niet voldaan. De belastinginspecteur heeft er al eerder
naar gekeken.
Stap 3) Lid 2 bekijken is al niet meer nodig?
Conclusie: De navordering is onterecht.
Bij een nader onderzoek in 2016, komt de inspecteur tot de conclusie dat hij bij de
aanslagregeling over de jaren 2003 en 2013 ten onrechte bepaalde voorheffingen heeft
verrekend. In 2016 stuurt hij daarom over deze jaren naheffingsaanslagen
inkomstenbelasting.
B. Is dit terecht? Motiveer uw antwoord.
Naheffing legt de de inspecteur op. IB is een aanslagbelasting. Art. 20 naheffing ziet op
aangiftebelasting!
Daar ziet art. 16 op. Er had een navorderingsaanslag op te leggen.
Aangiftebelasting: kenmerk; je betaald en je doet aangifte, geen contact met inspecteur. De
inspecteur vormt zijn mening pas als er al aangifte is gedaan. Alles is als ware nieuw voor
hem.
Naslagbelasting: eerst een aangiftebiljet, inspecteur controleert belasting. Als hij dan nog
een fout ontdekt moet het wel om een nieuw feit gaan, om de rechtszekerheid te garanderen
van de belastingplichtige.
Stel dat de belastinginspecteur wel een navorderingsaanslag had opgelegd op grond van art.
16.
Stap 1) Termijnen. 16 lid 3 jo 11 lid 4. Vervalt na 5 jaar. Aan het einde van een tijdvak geld dit.
Stap 2) art. 16 lid 2 sub a: verkeerde verrekening van een voorheffing.
Conclusie: hier zou de inspecteur wel hebben kunnen terug vorderen.
OPGAVE 1.4 VERHOUDING LOON- EN INKOMSTENBELASTING
Hendrik Jan is na zijn studie voor het eerst gaan werken. Hij verheugt zich al op de
eerste loonbetaling. Bij de storting van zijn eerste loon is hij danig teleurgesteld: het
betaalde loon blijkt veel lager dan het brutoloon dat hij had afgesproken met zijn
4
, BELASTINGRECHT RGBOB0500 2016
werkgever. Omdat hij zich afvraagt waarom hij maar zo weinig op zijn rekening heeft
ontvangen, wendt Hendrik Jan zich tot zijn baas. Deze vertelt hem over
voorheffingen.
A. Wat wordt bedoeld met deze term? Motiveer uw antwoord.
Voorheffing mag verrekend worden met de inkomstenbelasting. Begint bij art. 15 AWR. Daarin
wordt verwezen naar belastingwet. 9.2 Wet IB.
Voorheffing is een fiscale term die uitdrukt dat belasting vooraf geheven wordt. De hoogte van
de voorgeheven belasting is niet automatisch dezelfde als de hoogte van de belasting die
uiteindelijk opgelegd wordt in de belastingaanslag (de zogenaamde eindheffing). Bovendien
is de voorheffing in veel gevallen uiteindelijk met een andere belasting te verrekenen.
Het principe van de voorheffing is gebaseerd op het beginsel van de minste pijn. Doordat
vooraf een belasting wordt geheven die min of meer overeenkomt met de belasting die
uiteindelijk verschuldigd blijkt te zijn, wordt de situatie vermeden dat belastingplichtigen
enorme sommen geld ontvangen die zij vervolgens weer aan de fiscus moeten afdragen. Dit
voorkomt psychologische last.
Administratieve last: minder werkgevers dan werknemers. Eenvoud vanuit de
belastingdienst gezien. Een werkgever die het niet in zijn eigen portemonnee loopt (via een
derde) heeft veel minder neiging om te frauderen.
Belasting vroeg heffen betekent een hogere liquiditeit voor de Nederlandse Staatskas.
B. Wat zijn de voordelen en de nadelen van dit systeem?
Voordeel: geld gaat naar de staat voordat jij het geld ooit op je rekening hebt gehad. Minder
mensen in de gaten houden, 17 miljoen mensen is meer dan 4 miljoen bedrijven.+ mensen
hebben het niet zo door, je levert al in voordat het
op je bankrekening staat immers.
Nadeel: het is een objectieve ‘botte’ belasting. Er wordt niet zoals bij de IB rekening
gehouden met persoonsomstandigheden etc. Er kan in de loonbelastingfase teveel worden
ingehouden.
Belastingdienst geeft ook rente over het geld. Voor grote partijen gaat dit dus over flink wat
geld, waardoor er juist soms extra aangifte wordt gedaan.
OPGAVE 1.5 LOONBELASTING
Meneer Van der Lei heeft zijn leven lang als leraar Nederlands op een middelbare school
gewerkt. Hij heeft dat altijd met veel plezier gedaan, maar door alle onderwijsvernieuwingen
van de afgelopen jaren is hij erg blij dat hij onlangs zijn 65 ste verjaardag heeft gevierd en nu
van zijn welverdiende pensioen mag gaan genieten. Van der Lei kijkt erg uit naar de eerste
uitkering van het pensioenfonds. Geld ontvangen, zonder ervoor te werken, dat heeft hij nog
niet eerder meegemaakt. Maar hij vraagt zich af of hij nog inkomstenbelasting moet betalen
over de pensioenuitkeringen die hij ontvangt. Vast niet, denkt hij, er is immers de afgelopen
40 jaar al loonbelasting ingehouden op mijn salaris.
Is deze redenering juist?
Art. 11 lid 1 sub c wet LB 1964: persioen behoort niet tot loon. Belasting geheven op inkomen
kan dus niet over pensioen worden geheven.
Omkeerregeling: Aanspraak onbelast, latere uitkering belast. Navragen bij docent.
***
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tobiaszijderveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.47. You're not tied to anything after your purchase.