VWO Aardrijkskunde Klimaatvraagstukken
Hoofdstuk 1
§1 De atmosfeer: een omhulsel van gas
Het klimaat is de gemiddelde toestand van het weer over een
langere periode op een bepaald gebied.
De toestand ban de dampkring op een bepaald tijdstip op klein
gebied noem je het weer.
Het evenwicht tussen de hoeveelheid straling die de aarde bereikt
en de hoeveelheid dat de aarde weer verlaat heet de
stralingsbalans.
Door de bolling van de aarde is er op sommige plekken een
overschot aan energie. Dit ligt
op ong 35° N.B. en 35° Z.B.
Het albedo heeft ook invloed op de hoeveelheid straling. Een bos
absorbeert meer energie dan een besneeuwd gebied.
Of het aan aan zee of land ligt speelt ook een rol. Water wordt
langzamer warm of koud dan land. Dit komt door:
- Zon licht kan diep de zee in
- Water is dynamisch
- Bij verdamping van water gaat energie naar de dampkring
- Kost meer energie water een graad te laten stijgen
§2 Luchtverschillen
De transport van warmte vindt plaats door lucht en water. Wind stroomt van een
hoogdrukgebied naar een laagdrukgebied. Zo ontstaat ook de wind van de polen naar de
evenaar.
Seizoenen ontstaan door de scheefstand van de aarde.
De droge winden die het hele jaar uit oostelijke richting van de subtropische
hogedrukgebieden naar de evenaar waaien, heten passaten.
In juli zuigen de lagedrukgebieden boven Azië vochtige zeelucht aan vanwege de afwijking
van de aarde naar rechts, dit zijn moessons.
§3 Rivieren in de oceaan
Net zoals bij wind krijgen zeestromen op het noordelijke halfrond een afwijking naar rechts
en op het zuidelijk halfrond naar links.
Binnen elke oceaan bevindt zich en hoofdcirculatie die bestaat uit meerdere stromen. Op
het noordelijkhalfrond draait het circulatiepatroon met de klok mee, op het zuidelijke
halfrond juist tegen de klok in.
Thermohaline circulatie zorgt ook voor zeestromen.
Langs de evenaar in de oostelijke Grote Oceaan komt in de loop van sommige jaren een
sterke opwarming van het normaal koele zeewater voor die van invloed is op het weer in
grote delen van de wereld. Dit verschijnsel wordt El Niño genoemd. Het plankton gaat dood
en er is dan geen voedsel meer voor de vissen waardoor er bijna geen vangst is.
, La Niña is fysisch gezien het tegengestelde effect. Dit doet zich voor wanneer ongewoon
koud zeewater bij de Evenaar is gemeten. Het warme water voor de Zuid- Amerikaanse kust
wordt weggedreven en een koude stroom komt hiervoor in de plaats. Het warme
oppervlaktewater verschuift naar Australië, verder dan in een ‘normaal’ jaar, waardoor er
meer regen valt in Azië en Amerika.
§4 Het klimaat als systeem
Als er iets verandert in lucht, water, ijs, land en vegetatie leidt dat tot gevolgen in het
andere.
Van buitenaf zijn er drie factoren die klimaatveranderingen kunnen aanzetten:
- Conditionele factoren (randvoorwaarden)
- Sturend mechanisme (factor maar niet de randvoorwaarde)
- Variatie in zonne-energie
Als je het klimaat als een systeem beschouwt, zijn de terugkoppelingsmechanisme
daarbinnen erg belangrijk.
Als het ijs op de Noordpool smelten wordt het albedo effect minder, de zee zal dus steeds
meer warmte opnemen. Steeds meer ijs zal smelten. Er is dus sprake van positieve
terugkoppeling, versterking van de verandering.
Door de opwarming van de aarde blokkeert de diepwaterpomp waardoor er geen warm
water doorstroomt naar Europa, er zou dan een ijstijd kunnen ontstaan. Dit is negatieve
terugkoppeling, afzwakking van de verandering.
Hoofdstuk 2
§1 Woestijnaarde
Alle continenten hebben in het verre verleden aan elkaar gezeten, het heette het
oercontinent Pangea. Omdat het één groot continent was en dus veel van het land ver van
de zee aflag, was er bijna over een droog woestijn klimaat.
Er was veel water opgeslagen in ijskappen dus de zeespiegel was laag. Er was veel gesteente
blootgesteld aan verwering en erosie. Het afbraakmateriaal dat hierdoor ontstond, namen
de rivieren mee naar de oceaan. De flora en fauna in de oceaan hadden hierdoor
beschikking over veel voedingsstoffen. Door de sterke plantengroei was er ook bijna geen
CO2.
Door convectiestromen binnen in de aarde is dit oercontinent als het waren uit elkaar
getrokken. Er wordt continue nieuwe oceaanbodem gevormd, dit heet seafloor spreading.
§2 Broeikasaarde
Door de plaatbewegingen die ontstonden door de convectiestromen, ontstond een groot
oppervlak aan nieuwe oceaanbodem. De zeespiegel in die tijd stond 200 tot 300 meter
hoger dan nu en een groot deel van het land stond onder water. De verklaring hiervoor is
dat de oceanische korst dunner is naarmate je verder weg bent van de midoceanische
ruggen.
Omdat er zoveel vulkanisme en plaatbewegingen waren, was het CO2-gehalte ook het
hoogst toen. Het koolzuurgas bevindt zich nu in de koolstofcyclus. Dit was dan ook een hele
warme tijd voor de aarde.
Op basis van de gegevens die we hebben over toen kunnen we uitspraken maken over het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller thijshermans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.