100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Literatuur Van Diagnostiek naar Behandeling II (7014A408AY) $8.62   Add to cart

Summary

Samenvatting Literatuur Van Diagnostiek naar Behandeling II (7014A408AY)

3 reviews
 335 views  51 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit document is een samenvatting van alle literatuur voor de module Van Diagnostiek naar Behandeling II (7014A408AY). Deze module wordt gegeven in de master Pedagogische Wetenschappen, track Orthopedagogiek, blok 2, aan de Universiteit van Amsterdam.

Preview 4 out of 31  pages

  • No
  • Hoofdstuk 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11
  • November 30, 2022
  • 31
  • 2022/2023
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: roosschreuder • 11 months ago

review-writer-avatar

By: moniqueoehlers • 1 year ago

review-writer-avatar

By: StudentPedagogiekk • 1 year ago

Translated by Google

Super nice summary

avatar-seller
LITERATUUR DB2

Dit document is een samenvatting van alle literatuur voor de module Van Diagnostiek naar
Behandeling II (7014A408AY). Deze module wordt gegeven in de master Pedagogische We-
tenschappen, track Orthopedagogiek, blok 2, aan de Universiteit van Amsterdam.

Inhoud
Hermans, D., Raes, F., & Orlemans, H. (2018). Inleiding tot de gedragstherapie (7e herziene
druk). Bohn Stafleu van Loghum. ISBN: 9789036819503. ....................................................... 1
Hoofdstuk 3 – Klassieke conditionering ................................................................................. 1
Hoofdstuk 4 – Operante conditionering.................................................................................. 4
Hoofdstuk 6 – De empirische cyclus ...................................................................................... 8
Hoofdstuk 7 – Informatieverzameling en de werkrelatie ...................................................... 10
Hoofdstuk 8 – De holistische theorie en de probleemselectie ............................................. 12
Hoofdstuk 9 – De functieanalyse.......................................................................................... 15
Hoofdstuk 10 – Plannen en uitvoeren .................................................................................. 18
Hoofdstuk 11 – Evaluatie...................................................................................................... 21
Van der Schaaf (2015). Feedback informed treatment. .......................................................... 22
Staff et al. (2021). ADHD in de klas: Help leerkracht met korte training op maat. .................. 24
Ryan & Deci (2008). A self-determination theory approach to psychotherapy: The
motivational basis for effective change. ................................................................................... 24
Hall et al. (2012). Motivational interviewing techniques: Facilitating behaviour change in the
general practice setting. ........................................................................................................... 26
Sommers-Flanagan & Bequette (2013). The initial psychotherapy interview with adolescent
clients........................................................................................................................................ 27
NJI (2021). Erkenning van interventies: Criteria voor gezamenlijke kwaliteitsbeoordeling
2019-2022 ................................................................................................................................ 29
Bögels et al. (2013). Mindfulness voor adolescenten met ADHD en hun ouders................... 29
Maric (2017). Het overbruggen van de kloof tussen klinisch onderzoek en de praktijk van
kinder- en jeugdpsychotherapie: Hoe nu verder?.................................................................... 30
Deković (2010). Effecten van interventies: baat het niet, dan schaadt het niet? ................... 31


Hermans, D., Raes, F., & Orlemans, H. (2018). Inleiding tot de gedragstherapie (7e her-
ziene druk). Bohn Stafleu van Loghum. ISBN: 9789036819503.

Hoofdstuk 3 – Klassieke conditionering
Gedrag is een zinvolle reactie op een betekenisvolle situatie. Soms is de zinvolheid van gedrag
echter niet zo makkelijk te begrijpen. Waarom is bepaald gedrag een ‘zinvolle reactie’ en op
welke ‘betekenisvolle situatie’? De analyse van gedrag in termen van betekenisvolle situaties
en zinvolheid/doelgerichtheid is het doel van de functieanalyse. Daarbij wordt volop gebruik
gemaakt van inzichten uit de leertheorie. Klassieke conditionering gaat over het leren van
betekenissen: waarom is een situatie betekenisvol voor iemand?

1

,Klassieke conditionering is beschreven door John B. Watson. Hij deed een experiment met
Little Albert waarbij hij een wit ratje (neutrale stimulus) combineerde met een hard geluid. In
de laatste fase bood Watson het ratje aan zonder het harde geluid en toch schrok Albert al
van het ratje. Hij had geleerd dat het ratje gecombineerd wordt met het harde geluid. Er is
sprake van een generalisatieproces, omdat de schrik bij Albert ook al zichtbaar was bij het
aanbieden van een hond, konijn, bontmantel en witte watten. Albert had de betekenis geleerd
dat dit samen voorkomt met een hard geluid, waardoor hij al schrikt bij alleen het zien van bijv.
het ratje al. Generalisatie houdt dus in de aangeleerde reactie niet alleen optreedt wanneer
de bepaalde stimulus (het ratje) wordt aangeboden, maar ook bij stimuli die hierop lijken.

Klassieke conditionering heeft verschillende elementen en afkortingen:
- Ongeconditioneerde prikkel (unconditioned stimulus; US) = de stimulus die een be-
paalde reactie met zich meebrengt. Bij Albert: het harde geluid.
- Ongeconditioneerde respons (unconditioned response; UR) = de reactie (reflex) als ge-
volg op de ongeconditioneerde prikkel. Bij Albert: de schrikreactie.
- Geconditioneerde prikkel (conditioned stimulus; CS) = de oorspronkelijke neutrale sti-
mulus die van nature geen reactie uitlokt. Bij Albert: het witte ratje.
- Geconditioneerde respons (conditioned response; CR) = de schrikreactie die na her-
haalde CS-US aanbiedingen geobserveerd wordt ten aanzien van de neutrale stimulus. Bij
Albert: de schrikreactie bij het zien van het witte ratje.

Als we deze elementen combineren ziet klassieke conditionering er zo uit:
Voor het experiment: CS (wit ratje) → Geen response
Tijdens het experiment: CS + US (wit ratje + hard geluid) → UR (schrikreactie)
Na het experiment: CS (wit ratje) → CR (schrikreactie)
Aan het einde van het experiment heeft Albert dus een nieuwe betekenis verleend aan het
witte ratje. Eerst was er geen reactie bij het zien van het beestje, maar na het experiment wel.
Klassieke conditionering gaat dus over het leren van nieuwe betekenissen op basis van stimu-
lus-stimulus aanbiedingen. Albert heeft geleerd om een verband te leggen tussen CS en US.
De US is in dit geval een onaangename, aversieve stimulus. Het kan ook andersom zo zijn,
dat de US een aangename, appetitieve stimulus is, bijv. bij proeven van Pavlov (het horen
van een geluid, gaan kwijlen, omdat het geluid (CS) gekoppeld is aan het krijgen van eten
(US)).

Hoe werkt het leerproces bij klassieke conditionering? De periode waarin CS en US samen
worden aangeboden, noemen we de aquisitie-fase. In die periode wordt de CR dus aange-
leerd. Bij een experiment werden 2 gezichten aangeboden. 1 van deze gezichten (CS+) werd
gevolgd door een aversief geluid (US), het andere gezicht niet (CS-). Aan het begin van het
experiment wekken beide gezichten een beetje angst op, omdat de proefpersonen niet weten
welk gezicht een aversief geluid heeft. Na verloop van tijd neemt de vrees voor CS- af, men
leert dat dit een veilige stimulus is. De vrees voor CS+ neemt toe, want dit is een onveilige
stimulus. Dit noemen we differentiatie = het leren onderscheiden wat veilig en wat onveilig is.
Tot slot hoort het proces van generalisatie bij klassieke conditionering = betekenisleren dat
tot stand is gekomen in één situatie is overdraagbaar naar andere situaties. Hierbij wordt de
CR ook uitgelokt door stimuli die lijken op de CS. Uit onderzoek blijkt dat de CR afneemt naar-
mate de generalisatiestimuli minder lijkt op de oorspronkelijke CS. Voorbeeld: iemand is ang-
stig voor honden na een bijtincident met een specifieke hond. Hij is nu niet bang voor alle
honden, maar de angst neemt wel toe als de hond meer lijkt op deze specifieke hond.

2

,Problemen in generalisatie (bijv. overgeneralisatie = meer stimuli lokken vrees uit) zijn gere-
lateerd aan angststoornissen en depressie.

Contextconditionering = een bepaalde CS heeft alleen een bepaalde CR als hij voorkomt in
een bepaalde context. Voorbeeld hond: in de ochtend wordt een beltoon (CS) gecombineerd
met een schok (US), in de middag wordt een beltoon (CS) gecombineerd met het krijgen van
voedsel (US). Daardoor zorgt de beltoon na verloop van tijd voor verschillende reacties (CR:
terugtrekreflex of kwijlen), afhankelijk van de context (ochtend/middag).
- Angst = toestand van verhoogde waakzaamheid, waarbij iemand voorzichtig handelt om-
dat er in de omgeving zich ‘mogelijke’ dreiging bevindt.
- Vrees = gerichtere aandacht voor aanwezige bedreigingen en zich klaar houden voor actie.
- Paniek = plotselinge hevige schrik als gevolg op bedreiging.

Aversieve conditionering = de CS+US combinatie zorgt voor een negatieve reactie (bijv.
schrik), omdat de US een aversieve, onaangename betekenis heeft.
Appetitieve conditionering = de CS+US combinatie zorgt voor een positieve reactie (bijv.
speekselafscheiding), omdat de US een appetitieve, aangename betekenis heeft. Appetitief
leren kan verslaving verklaren: de inname van alcohol (US) zorgt voor een positieve, ontspan-
nende werking (UR). Omgevingsstimuli (CS), zoals het zien van een fles drank, kunnen een
positieve motivatie voor het nemen van alcohol faciliteren, zodat het moeilijk wordt om dit te
weerstaan. Daarnaast kan appetitief leren ook van invloed zijn bij eetstoornissen, depressie
en schizofrenie.

In de voorgaande voorbeelden is er telkens sprake van klassieke conditionering als gevolg
van de directe ervaring, het directe verband tussen de twee stimuli. Toch hoeft dat niet altijd
zo te zijn. Niet iedereen met een angst voor honden heeft ooit een negatieve ervaring gehad
met honden. Klassieke conditionering kan, naast directe ervaring, ook verlopen via observati-
oneel leren of transmissie van informatie. De essentie bij klassieke conditionering is dat men
een verband leert tussen twee stimuli. Dit hoeft dus niet direct te zijn. Voorbeeld: Als een ratje
een beltoon heeft gekoppeld aan een elektrische schok, is hij angstig bij het horen van de
beltoon. Als de beltoon vervolgens wordt gekoppeld aan een lichtflits, kan het diertje uiteinde-
lijk ook al angstig reageren bij het zien van de lichtflits, zonder dat deze ooit in werkelijkheid is
gecombineerd met de elektrische schok.

Ook kan klassieke conditionering ruim opgevat worden door semantische conditionering.
Als een proefpersoon bijv. is geconditioneerd aan een belgeluid en de proefleider op een ge-
geven moment het woord ‘bel’ zegt, i.p.v. het belgeluid, kan dezelfde reactie (CR) gegeven
worden. De betekenis heeft dan de plaats in genomen van het betekende. Klassieke conditio-
nering heeft dus bij elkaar gezien een grote rol in ons dagelijks gedrag.

Procedures klassieke conditionering en emotionele betekenis
- Een neutrale stimulus krijgt een positieve betekenis als deze gepaard wordt met:
o het toedienen van een positieve stimulus (+USpos) → hoop / vreugde
o het wegnemen van een negatieve stimulus (-USneg) → opluchting
o het weglaten van een negatieve stimulus (oUSneg) → veiligheid
- Een neutrale stimulus krijgt een negatieve betekenis als deze gepaard wordt met:
o het toedienen van een negatieve stimulus (+USneg) → vrees
o het wegnemen van een positieve stimulus (-USpos) → teleurstelling / verdriet

3

, o het weglaten van een positieve stimulus (oUSpos) → frustratie / woede

US-representatie = de aangeleerde betekenis van de US is niet letterlijk aanwezig, maar al-
leen in iemands hoofd. Voorbeeld: een persoon ervaart angst (CR) als hij een nieuwe klas
binnengaat (CS), omdat hij vroeger gepest is (US). De persoon wordt op dat moment dus niet
letterlijk gepest, maar de herinnering eraan wordt wakker gemaakt; de US-representatie wordt
geactiveerd.

Inhibitorische prikkel = een prikkel die de betekenis krijgt die tegengesteld is aan die van de
US. Voorbeeld: een beltoon wordt gecombineerd met een zeer intense schok. Een beltoon +
lichtflits worden gecombineerd met een zeer zwakke schok. Hierdoor leert het proefdier dat de
lichtflits een inhibitorische prikkel is: het is geen signaal voor angst, maar voor opluchting. De
lichtflits is een inhibitorische stimulus geworden die aankondigt dat iets onaangenaams uitblijft;
het is een veiligheidssignaal.

Het wijzigen van verworven betekenissen
Hoe kan klassieke conditionering teruggedraaid worden? Wat zijn ingangen voor behandeling
bij problemen die zijn ontstaan door klassieke conditionering? Daar zijn 3 manieren voor:
- Extinctie = uitdoving. Het aanbieden van de geconditioneerde stimulus (bijv. beltoon),
zonder dat daar de ongeconditioneerde response op volgt (bijv. elektrische schok). In het
begin roept de beltoon dus vrees op, maar naarmate er geen elektrische schok meer op
volgt, zal de vrees voor de beltoon afnemen en verdwijnen (uitdoven). Deze procedure
staat model voor het behandelen van angst via exposure.
o Extinctie is niet het afleren van een oud verband. Het US-CS-verband lijkt weg, maar
is nooit helemaal weg. Als deze toch weer samen aangeboden wordt, zal de angst
heel snel weer terug zijn. Er wordt dus in feite niets afgeleerd bij extinctie, maar er
wordt een nieuw verband bijgeleerd.
o Sequentieel verband = als X, dan Y. Het verband tussen CS en US is er altijd. In deze
gevallen is behandeling met extinctie mogelijk, door Y of US weg te nemen.
o Referentieel verband = X doet denken aan Y. Voorbeeld: vader rookt sigaren en zoon
heeft veel conflicten met vader. Sindsdien doen sigaren denken aan conflicten. De
sigarenlucht kondigt niet de conflicten met vader aan, maar doet er alleen aan denken.
In dit geval is behandeling met extinctie/exposure niet effectief, maar moet er eerder
gedacht worden het wijzigen van de representatie van de US.
- Contraconditionering = de beangstigende stimulus wordt verbonden aan een positieve
US. Dit kan ingezet worden bij exposurebehandeling door de exposure te koppelen aan
een beloning (bijv. snoep bij elke keer dat de cliënt wordt blootgesteld aan de beangsti-
gende situatie).
- US-revaluatie = deze methode richt zich niet op het veranderen van het geconditioneerde
verband zelf, maar op het veranderen van de US-representatie. De cliënt wordt bijv. niet
herhaaldelijk blootgesteld aan nieuwe groepen om extinctie te bewerkstelligen, maar leert
inzien dat het vroegere gepest worden pech was en niet betekent dat diegene een sukkel
is. US-revaluatie is dus cognitieve therapie.

Hoofdstuk 4 – Operante conditionering
Gedrag vindt altijd plaats in de context: er gaat iets aan vooraf en er volgt iets op (antecedenten
en consequenten). Bij operante conditionering gaat het om de manier waarop deze context
ons gedrag beïnvloedt. Het maken van een functieanalyse is de basis van een passende

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller -talitha-. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.62. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.62  51x  sold
  • (3)
  Add to cart