Ondernemingen hebben de ontwikkeling van hun omzet/winst gedeeltelijk zelf in de hand,. Hun
succes is afhankelijk van hoe goed zij weten in te spelen op kansen en bedreigingen die vanuit de
externe omgeving op hen afkomen.
Er zijn twee soorten omgevingsfactoren, de macro-omgeving en de directe omgeving.
Macro – omgeving= de omgevingsfactoren die grote invloed op de ondernemingsresultaten
uitoefenen, maar die de onderneming zelf niet/nauwelijks kan beïnvloeden.
Directe omgeving= partijen op de in- en verkoopmarkten, waarmee de onderneming dagelijks
zakendoet.
Macro Directe
Demografie: Ontwikkeling en samenstelling bevolking Ontwikkeling huidige en toekomstige marktvraag
(ook bedrijfsbevolking)
Economie: Conjunctuur, wisselkoersen, rente, inflatie Concurrentieverhoudingen
Sociaal-cultureel: Normen en waarden, Afnemersgedrag
maatschappelijke trends
Technologie: Technologische ontwikkelingen afkomstig Leveranciers:
van buiten de eigen markt Arbeid
Grondstoffen en halffabricaten
Machines en gebouwen
Vermogen
Ecologisch: beschikbaarheid natuurlijke hulpbronnen, Substituutgoederen
milieuaspecten (vb. door co2 klimaatverandering)
Politiek – juridisch: wet- en regelgeving Potentiële toetreders tot de markt
Omgevingsfactoren hebben grote invloed op omzet en resultaat. Kennis van de economische externe
omgeving is dus voor het management van groot belang om goed te kunnen inspelen op de kansen
en bedreigingen die daaruit naar voren komen.
Het centrale economische probleem
Een kernprobleem in de economie: schaarste. Steeds opnieuw stellen consumenten, bedrijven en
overheidsinstellingen vast dat ze onvoldoende middelen hebben om al hun behoefte/doelen te
realiseren.
Alternatief aanwendbaar= de middelen in de vorm van geld, tijd en productiemiddelen. Als ze voor
een bepaald doel worden ingezet, kan je ze niet meer voor iets anders gebruiken.
Alternatieve kosten/ opportunity costs= de kosten die elke keuze met zich mee brengt in de vorm
van opbrengsten van het beste niet gekozen alternatief.
Op het niveau van de maatschappij als geheel betekent schaarste dat de potentiële vraag naar
goederen en diensten groter is dan het potentiële aanbod. Het probleem is dan welke goederen en
diensten je moet produceren om in de behoeften van de consument te voorzien. Daarbij gaat het
erom een zo hoog mogelijke welvaart voor consument te brengen.
,Welvaart= de mate waarin consumenten met behulp van schaarse, alternatief aanwendbare
middelen in hun behoeften kunnen voorzien. Gelijkgesteld aan de waarde van de goederen en
diensten die in een land worden geproduceerd, bruto binnenlands product (BBP).
Vrije goederen= onbeperkt ter beschikking staan, waardoor het gebruik ervan geen keuzeprobleem
met zich meebrengt.
Produceren en consumeren
Voor productie zijn productiemiddelen nodig. Dit zijn productiefactoren:
1. Arbeid
Tijd en inspanning die mensen besteden aan de productie van goederen en diensten.
2. Kapitaal
Alle geproduceerde middelen die je voor de productie van anderen goederen en diensten
kunt gebruiken.
3. Natuur
Alle natuurlijke hulpbronnen, zoals lucht, water, grond en delfstoffen.
4. Ondernemerschap
De organisatie van het productieproces in ondernemingen. Ondernemers nemen
beslissingen welke goederen en diensten te produceren, ze dragen het risico op winst of
verlies en bedenken nieuwe producten en nieuwe manieren om te produceren.
Primaire inkomen= inkomen waar een tegenprestatie tegenover staat. Zoals:
Economische orde= de afstemming van de totale vraag en het totale aanbod van goederen en
diensten als voor de vraag en aanbod op markten voor afzonderlijke goederen en diensten. Doel: zo
goed mogelijk voorzien in de behoeften van consumenten.
Vijf kernvragen moeten hiertoe beantwoord worden:
1. Wie moet er produceren?
Door de overheid of door particuliere ondernemers.
2. Wat moet er geproduceerd worden?
Effectiviteit van de productie. Er moet worden beslist welke goederen en diensten het best
aan de wensen van consumenten tegemoetkomen.
3. Hoe moet er geproduceerd worden?
Efficiëntie van productie. Productietechnieken verschillen van elkaar doordat
productiefactoren in verschillende verhoudingen met elkaar worden gecombineerd. De
producent moet vaststellen welke productietechniek de laagste kosten oplevert.
4. Waar vindt de productie plaats?
Geografische spreiding van de productie.
5. Voor wie moet er geproduceerd worden?
Alleen voor mensen met voldoende inkomen geproduceerd worden of wordt er gekeken
naar de behoefte van mensen? Gaat om verdelingsvraagstukken en daarmee om de
rechtvaardigheid van de productie.
,Er zijn twee manieren om de vragen te beantwoorden. Productie kan geregeld worden met hulp van:
1. Het budgetmechanisme
Overheid beslist welke goederen en diensten geproduceerd worden, op welke manier, tegen
welke prijs verkocht wordt.
- Democratische budgetmechanisme
Vertegenwoordigende lichamen als parlement en gemeenteraad de omvang van de
productie, vast leggen hoeveel geld er uitgegeven mag worden. Mensen kunnen hier
invloed op uitoefenen stemmen tijdens gemeenteraadverkiezingen.
- Bureaucratisch budgetmechanisme
De staat bepaalt de productie. Welke prijzen voor producten wordt vastgelegd in een
plan. Consument kan geen invloed uitoefenen. Ook wel planeconomie genoemd.
2. Het marktmechanisme
De omvang en samenstelling van de productie afhankelijk van de beslissingen van individuele
consumenten en producenten. Wensen van producent en consument worden op markten op
elkaar afgestemd door prijzen van goederen en diensten. Prijs zorgt voor evenwicht tussen
vraag en aanbod.
Frugal innovations= nieuwe ontwerp- en marketingstrategieën die het mogelijk maken om
hoogwaardige producten en diensten in versoberde en aan lokale omstandigheden
aangepaste vorm binnen het bereik te brengen van de bodem van de piramide en nieuwe
middenklassen.
Allocatie van de productiefactoren= het bepalen van het markmechanisme in een markteconomie
voor welke goederen de productiefactoren worden gebruikt. Bij budgetmechanisme is dit door de
overheid bepaald.
In werkelijkheid is geen enkel land 100% markteconomie of een planeconomie. Overal ter wereld
hebben landen een gemengde economie, alleen de mate waarin verschilt.
Economische wetenschappen
De economische wetenschap bestudeert het economisch handelen in de maatschappij, dus de
aanpak van keuzeproblemen.
Economisch handelen= de manier waarop consumenten, producenten en overheden omgaan met
schaarse, alternatief aanwendbare middelen om hun doelstellingen te bereiken. Opgedeeld:
- Bedrijfseconomie door bedrijven
Om vragen als hoe je tegen de laagst mogelijke kosten kunt produceren enzo.
- Marketing
Relaties tussen bedrijf en klanten
Algemene economie bestaat uit
1. Micro-economie
Gericht op individuele consumenten en producenten. Belangrijk is het proces van
prijsvorming. Kosten zijn alternatieve kosten: het geldbedrag dat het gebruik van
productiemiddelen voor de meest winstgevende andere mogelijkheid zou hebben
opgeleverd.
2. Meso-economie
, Op bedrijfstakniveau. Bedrijven die dezelfde soorten producten met behulp van dezelfde
soorten productieprocessen voortbrengen. Concurrentieverhoudingen staan centraal. Helpt
het management van bedrijven bij de beoordeling van de aantrekkelijkheid van markten.
3. Macro-economie
Niveau van een land als geheel. Bestudeert het gedrag van de samenhang tussen
zogenoemde geaggregeerde grootheden. Inzicht helpt het management van bedrijven te
beoordelen hoe de verwachte ontwikkeling van de economie het resultaat van hun bedrijf
beïnvloedt, ze kunnen dan gemakkelijker een effectief marketingbeleid ontwikkelen om zo
goed mogelijk in te spelen op de kansen en bedreigingen die de economische ontwikkeling
oplevert.
- Monetaire economie
De rol van geld in de economie en besteedt daarbij aandacht aan bijvoorbeeld de hoogte van
de rente en de werking van financiële markten. Belangrijk om goede financiële beslissingen
te kunnen nemen.
- Internationale economie
De internationale handel in goederen en diensten en het financiële verkeer tussen landen.
Wisselkoersen en de redenen voor internationale handel. Exporterende ondernemingen
kunnen met behulp hiervan gemakkelijker de aantrekkelijkheid van buitenlandse markten
beoordelen. Inzicht in betrekkingen alle bedrijven die te maken hebben met buitenlandse
concurrentie bij de beoordeling van de ontwikkeling van hun concurrentiepositie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lgvrs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.