100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Aantekeningen cel biologie week 1 t/m 6 (CBI10306) $7.03   Add to cart

Class notes

Aantekeningen cel biologie week 1 t/m 6 (CBI10306)

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Aantekeningen van het vak celbiologie (CBI10306) van de 6 weken van het vak. Hiermee haal je het tentamen, bevat alle informatie van de colleges, delen van het boek en de werkcolleges.

Preview 4 out of 35  pages

  • December 1, 2022
  • 35
  • 2020/2021
  • Class notes
  • Ruth tennekes
  • All classes
avatar-seller
Week 1
Antonie van Leeuwenhoek & Robert Hooke hebben groten invloed gehad op de ontdekking van de
microscoop.
-> dit is belangrijk geweest voor de ontdekking van de cellen. Robert Hooke ontdekt kurkcellen (dode
cellen) en Anton van Leeuwenhoek ontdekte bacteriën.

Cel-theorie
 Alle levende organismen bestaan uit 1 of meer cellen
 Cellen zijn de fundamentele bouwstenen die structuur en organisatie aan organisme
biedt
 Cellen ontstaan uit al bestaande cellen door groei en deling
 Cellen variëren enorm maar hebben allemaal DNA moleculen

mRNA heeft de meeste RNA moleculen en word vertaald in eiwitten.

Microscopie
Het doel van de microscoop is het object vergroten en het object in meer detail bekijken .

Resolutie (=oplossend vermogen) is de kortste afstand waarbij twee punten kunnen worden
waargenomen als individuele punten.


Daarbij hoort de formule: d= 0.61 λ ÷ nsin ( α )
λ=golflengte van h et gebruikte lic h t
n = brekingsindex van het medium tussen de lens en het dekglas (n=1 voor lucht; 1.5 voor olie)
α =h alve openings h oek van de lic h tbundel die door de lens valt
nsin ( α )=N . A . ( deze staat vaak op de lens )

Als je meer wil zien in de microscopie moet je zorgen voor een hoger contrast. Hierdoor gaan alleen
de levende cellen wel vaak dood. (=helderveldmicroscoop)
Donkerveldmicroscoop = verschil in brekingsindex waardoor ook contrast ontstaat.

Fluorescentie microscopie
 Een soort lichtmicroscoop
 Een fluorescent molecuul (fluorofoor) absorbeert fotonen van een specifieke kleur
(excitatie) en produceert fotonen met een hogere golflengte/ minder energie
(emissie).

Elektronen microscopie
 Geen licht maar elektronenbundel
 Elektronen hebben een zeer kleine golflente dus het oplossend vermogen is veel beter


Elektronenmicroscoop (EM) Lichtmicroscoop (LM)
 Absorptie en verstrooiing van Absorptie en verstrooiing
elektronen van fotonen (licht)
 Magnetische lenzen Glaslenzen
 Cellen in vacuüm (gefixeerd weefsel) Cellen in vloeistof
waardoor cellen dood gaan (levende cellen)
 Zware metalen voor contrast (OsO4) Visualisatie van
dynamische processen

, Beperkte vergroting
(10^3x)

Prepareertechnieken
Meestal worden er dunne plakjes (coupes) gemaakt van het object.
LM: los mesje/microtoom -> 3-30 μm
EM: <100 μm
Maar voordat er coupes gesneden worden vind eerst een fixatie plaats, hierbij is het doel de
structuur van het object zoveel mogelijk behouden. Dit kan door cryofixatie (invriezen) of chemische
fixatie.
Om het vervolgens te kunnen snijden wordt het object ingebed in gemakkelijk te snijden materiaal
(parafinne of kunsthars). Dit dient om het object te ondersteunen. Voor het inbedden vind meestal
nog dehydratie plaats waarbij al het aanwezige water uit het preparaat wordt gehaald.
Om ook nog het contrast te verhogen wordt bij LM kleur toegevoegd en bij EM worden zware
metalen gebruikt.
Ook zijn er nog andere preparaattechnieken voor speciale doeleinden zoals bijvoorbeeld de
vriesbreektechniek, de spreidingstechniek en de 'shadow-cast'techniek.

Prokaryoten (bacteriën en archaea)
 hebben beperkte interne organisatie
 Geen celkern
 Circulaire DNA streng is geconcentreerd in de nucleoide (niet omgeven door
kernmembraan)
 Eiwit synthese vind plaats door ribosomen in het cytosol.
 Enkel membraan

Sommige bacteriën (cyanobacteriën) zijn in staat tot fotosynthese. Deze zijn de voorlopers van
chloroplasten in planten.

Eukaryoten
 (dubbel)Membraan omgeven organellen
 Cytoplasma (inclusief organellen, behalve de celkern) en cytosol (cytoplasma exclusie
de organellen (blauw)).
o Plantencellen
 Plastiden
 Celwand
 Grote vacuole
 Veel golgi lichaampjes
 Geen lysosomen
o Dierlijke cellen (zie plaatje)
 lysosomen

De verschillende compartimenten zorgen voor een hogere efficiëntie, specialisatie in functie en het
isoleren van processen die schadelijk zijn voor de rest van de cel.

Een schimmelcel bevat een celkern, celwand, mitochondriën maar geen chloroplasten.



Membraan

,De begrenzing van de cel of organel bestaande uit een dubbele laag fosfolipiden. Als je het onder een
microscoop bekijkt is het bij hoge vergroting zichtbaar als een unit membraan: de plasmamembraan
Door middel van de vriesbreekmethode ontstaat een breukvlak in het unit-membraan. De PF
(plasmatische fractuur) ligt aan de kant van het cytoplasma en de EF (extracellulaire fractuur) ligt aan
de kant van de celwand.

Coated pits = plek op het plasmamembraan (aan de cytoplasma kant) die bezet is door het eiwit
clathrine. De clathrine vormt vijf (kromming) en zeshoeken (platte structuur). Bij vijfhoeken wordt
daarom een vesikel afgesnoerd en de clathrine keert weer terug.

Nucleus (celkern)
 Groot, onregelmatig van vorm of bolvormig
 Herkennen aan de kernporien en het DNA
 Omgeven door twee membranen: buiten en binnen (kernenvelop)
 Kernporiën zijn voor selectieve inport en export
 Bevat de nucleolus (kernlichaampje) waar r-RNA wordt geproduceerd
o Bestaat uit fibrillaire (draadachtige) en granulaire (korrelige) delen

Eukaryoten zijn geëvolueerd uit prokaryoten.

Het DNA wordt verpakt zodat het in de celkern past
 Euchromatine (lichte delen) zijn getranscribeerd
 Heterochromatine (donkere delen) bevatten weinig genen en zijn sterk gecondenseerd
dat er geen transiptie plaats kan vinden
 Nucleolus (donker gecentreerd gebied) waar speciaal r(ibosomaal) RNA gemaakt
wordt. Diit verlaat gewoon de kern en wordt niet getranscribeerd. In het kernlichaam
worden als wat eiwitten toegevoegd aan het rna om pre-ribosomen te vormen en deze
verlaat de kern door de kernporiën.

Ribosomen worden gemaakt door eiwitten en rRNA.

Endoplasmatisch reticulum (ER)
 Het ER membraan is continu met het buitenste kern membraan
 Bestaat uit ruw ER (RER) en glad ER (SER)

Functies
 Synthese van fosfolipiden (SER)
 Aanhechtingsplaats voor ribosomen (RER)
 Eiwitvouwing en -modificatie (RER)
 Synthese van steroïdhormonen (SER)
 Opslagplaats voor calcium ionen (SER)

Golgi apparaat
 Bestaat uit meerdere dictyosomen die weer uit cisternen bestaan
 membraan omgeven platte 'zakjes'(cisternen)
 moleculen die gemaakt zijn in het ER modificeren en sorteren
 transport naar andere organellen, het plasmamembraan en de extracellulaire ruimte.
 Het golgi apparaat bestaat uit:
o Cis cisterna: aankomst vanuit het ER
o Medial cisterna: modificatie door enzymen
o Trans cisterna: eiwitten sorteren en verpakken in vesikels

, Mitochondria
 Twee membraan waarbij het binnen membraan heel erg geplooid is
 De twee membranen creeren twee verschillende compartimenten.
 In het binnen membraan (cristae) biedt ruimte aan ATP synthase. Dit zorgt voor de
chemische brandstof en wordt ook wel de cellulaire respiratie genoemd.
 Bevatten DNA en ribosomen (waarschijnlijk geevolueerd uit een prokaryoot)

Chloroplasten
 vindt fotosynthese plaats.
 Omgeven door twee membranen
 Bevatten een derde membraan, dat sterk gevouwen is en opgestapeld tot grana
 Grana is verbonden en omgeven door stroma
 het thylakoid-membraan bevat het groene chlorophyl.

Chloroplasten behoren tot een groep plantenorganellen die in elkaar over kunnen gaan (plastiden)
Zo kan er opslag plaats vinden in bijvoorbeeld een amyloplast.

Mitochondria en chloroplasten hebben veel overeenkomsten;
 Omgeven door twee membranen
 DNA (circulair) en ribosomen binnen het binnenmebraan
 Een groot aantal genen is verplaatst naar de celkern van de gastheercel
Peroxisomen en lysosomen zijn betrokken bij respectievelijk het onschadelijk maken van gifstoffen
en de afbraak van macromoleculen

Drie manieren van eiwit-import door organellen
1. Transport van en naar de celkern door kernporiën
o Kern-eiwitten worden volledig gesynthetiseerd in het cytosol
o Na eiwit-vouwing worden de eiwitten uit het cytosol naar de kern geïmporteerd via
kernporiën
 Eiwitten die in de kern functioneren bevatten een nuclear localization signal
(NLS)
 Er is een speciale aminozuursequentie die een eiwit naar een specifieke locatie
in de cel dirigeert
 De eiwiiten blijven gevouwen tijdens het transport naar de kern
2. Transport door membranen
o De eiwitten moeten eerst ontvouwen worden voor dit type transport
o Mitochondria en chloroplasten (ze produceren zelf wel eiwitten maar dit is maar een
klein percentage, de meeste eiwitten worden geïmporteerd vanuit het cytosol.
 Een specifieke signaal sequentie wordt herkend (aminozuren) door een import
receptor die gekoppeld is aan een eiwit-translocator. (dit gebeurd zowel op het
buiten als het binnenmembraan)
 Transport door beide membranen vindt tegelijkertijd plaats
 De signaal sequentie wordt verwijderd na translocatie door peptidase en wordt
weer opgevouwen.
3. Transport door vesikels (blaasjes)
o Het endomembraan-systeem (ER, Golgi, endosomen, lysosomen en peroxisomen)
maakt vooral gebruik van vesikels
o Het is een soort lopende band: een productie- en transportsysteem
o Transport van en naar het plasmamembraan vindt plaats door vesikels.
 Ribosomen worden naar het ER gestuurd door een ER signaal-sequentie

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mette7. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.03. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

60281 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.03
  • (0)
  Add to cart