Samenvatting neuroanatomie 2 met daarin alle collegestof en het boek neuroanatomy text and atlas. Met deze samenvatting kan een voldoende worden gehaald op het tentamen!
Neuroanatomie 2
Basisprincipes:
Wat voor soort zenuwcellen zijn er altijd betrokken bij motorisch gedrag:
Cellen benoemd naar functie: motorneuronen, er is geen motorisch gedrag zonder motorneuron
Cellen benoemd naar bouw: een motorneuron is een multipolair neuron. Ze hebben een cellichaam,
heel veel efferenten met een axon en met een axonterminalia die eindigen op meerdere spiervezels.
Waar in het lichaam:
Somatomotorisch: motor neuron naar skeletspieren
Parasympatisch / autonoom: motor neuron naar gladde spieren
Cellen benoemd naar functie: sensorische neuronen (zorgen voor het activeren van motorneuronen
en liggen perifeer). De perifere tak pakt informatie uit de periferie vanuit cellichaam gaat het via de
centrale tak het centraal zenuwstelsel in. Een interneuron is de cel tussen een sensorisch neuron en
een motorisch neuron. Interneuronen liggen geheel lokaal of binnen een nucleus (korte
interneuronen) daarnaast zijn er lange interneuronen hier gaat het met een projectie via een baan,
tractus, lemniscus naar een ander gebied/nucleus. Interneuronen zorgen ervoor dat gedrag wel of
niet plaats vindt. Door interneuronen vindt inhibitie, divergentie of convergentie of andere dingen
plaats.
Cellen benoemd naar bouw: unipolair, pseudounipolair, bipolair
Inhibitie: sensorisch neuron interneuron motorneuron spier. Stel er zou geen interneuron
zijn met alleen een + van sensorisch naar motor en een + van motor naar spier. Als er nu een stimulus
is dan is er activatie van het spierweefsel, iedere stimulus geeft activatie. Stel er wordt nu een
exciterend premotor interneuron (het premotor interneuron is het laatste interneuron in circuit die
het motorneuron aanstuurt) tussen gezet tussen het sensorisch neuron en het motorneuron. Er is nu
een + tussen sensorisch en premotor interneuron en een + tussen motorneuron en spier, hierbij is er
dus ook altijd activatie. Vervolgens wordt er een inhiberend interneuron tussengezet. Er is dan een +
tussen sensorisch en interneuron en een – tussen interneuron en motorneuron, de stimulus geeft nu
nooit activatie.
! een motorneuron is altijd exciterend (+) naar spierweefsel. Een motorneuron is of niet actief, het
spierweefsel wordt dan niet geactiveerd, of het is actief dan is er activatie van spierweefsel. Er is
geen inhibitie mogelijk. Daarnaast kruist het axon van een motorneuron niet naar de andere kant van
het CZS, behalve de N. IV. Hierbij kruisen de axonen van motorneuronen gelegen in de N. trochlearis.
Normaal als het motorneuron links in het lichaam ligt, stuurt het een spier links van het lichaam aan.
Het axon van een interneuron kan wel naar de andere kant van het CZS kruisen en kan ook dubbel
kruisen. Het kan ipsilateraal, controlateraal etc. Het is belangrijk om de route van de interneuronen
correct te beschrijven bijv het interneuron projecteert contralateraal naar .. Je mag niet zeggen
motoriek of pijn kruist.
De algemene benaming van een locatie van veel kruisende vezels: commissuur
Ook zijn er specifieke benamingen van belangrijke links-rechts verbindingen in het CZS: commisura
anterior (in telencephalon, verbinding tussen cellen in het reuksysteem gelegen in linker en rechter
temporaal kwab. Cellen in amygdala links en rechts.) adhesio interthalamica (in diencephalon bevat
voor zover aanwezig klein aantal kruisende vezels). Commisura posterior (in mescencephalon bevat
onder andere axonen van motorneuronen in n. trochlearis. Commisura alba anterior is op alle
niveau’s in medulla spinalis.
,Convergentie en divergentie vindt plaats via meerdere input en output cellen.
Divergentie gaat naar algemene cellen die alles een beetje klaarzetten. Convergentie en divergentie
zorgen ervoor dat pijn en tast samen met elkaar werken. Bij convergentie krijgen de motorneuronen
heel veel input. Stel er komt input van 2 premotor interneuronen. Het 1 e interneuron is excitatie en
het 2e interneuron is ihibitie naar het motorneuron. De stimulus geeft temperospatiele optelling.
(temporeel = tijd, spatieel = locatie). Je kan niet beslissen wat er gebeurd.
De spatiële hierarchie zegt hoe dichter het synaps bij het cellichaam, hoe meer invloed. De
temporele hierarchie zegt het moment van aankomst van actiepotentialen ten opzichte van elkaar is
van belang. Ook bij 2x min en 1x plus kan je niet gelijk zeggen wat er gebeurd, het is afhankelijk van
tijd en locatie.
Extra functionele mogelijkheden met interneuronen door: patroongeneratoren oftewel neuronen in
loops. Er zijn hier cellen die continu aan het vuren zijn, bij excitatie of inhibitie gaan ze minder snel of
juist sneller vuren. Ritmische inputpuls kan worden omgezet naar patronen. Ritmische activiteit kan
door centrale patroon generator (CPG circuits) voorbeelden van motorisch gedrag dat ritme vertoont
bij ademhalen en lopen.
Ritmische activiteit kan ook door interneuronen die zelf spontane activiteit vertonen.
College 2
Somatomotoriek: aansturing skeletspieren
Autonome motoriek: aansturen gladde spieren, hartspier, bloedvaten, zweetklieren etc.
Somatosensibiliteit: informatie over tast, informatie over noxe (pijn), informatie over proprioceptie
(positiegevoel)
Visceraal: informatie vanuit organen
Sensorisch gerelateerd: perifere takken van pseudounipolaire cellen. De perifere uitloper ligt in een
zenuw.
Motoriek gerelateerd: axonen van motorneuronen loopt ipsilateraal in een zenuw.
Innervatie aangezicht:
motorisch: n. facialis
sensibel: n. trigeminus met n. opthalmicus, n. maxillaris, n. mandibularis (n. VII, n. IX, n. X)
Innervatie achterhoofd/nek/hals:
motorisch: niet kennen
sensibel: zenuwen/zenuwtakjes (rami) vanuit C2-C3-C4 spinale wortels, geen exacte namen kennen.
Innervatie arm/hand: de plexus brachialis wordt gevormd
vanuit spinale wortels C5-T1. Dit splitst tot 5 grote
armzenuwen: truncus superior, medius, inferior en
fasciculus laterlais, posterior, medialis lopen over in de 5
grote zenuwen: n. axillaris, n. musculocutaneus, n. radialis,
n. medianus, n. ulnaris.
Per zenuw weten waar die ligt en het verloop afleiden
vanuit welke motorische functies worden aangestuurd en
welke delen van het lichaam de sensibele informatie komt.
n. axillaris: verloopt binnen gebied van axilla
– okselholte vanuit plexus brachilias en
truncus en fasciculus. Gaat vooral naar de m.
deltoideus. Hier vindt abductie art. humerus
en horizontale beweging (motorische
functie). Sensibel moet je het gebied
aanraken waar de zenuw loopt
schoudergebied lateraal en ventraal
onderarm.
n. musculocutaneus: in de bovenarm ventraal
tussen m. biceps brachii en m. brachialis. Hier
lopen ook de motorische uitlopers naar toe. In de
onderarm ventraal hier zijn kleien takjes alleen voor sensibel. Bij de pols/hand komt die niet. De
functie is: art. cubiti met flexie en art. humeri is anteflexie.
n. medianus: bovenarm ventraal waarbij er
geen aftakkingen zijn. Elleboog ventraal in de
mediaan in de onderarm ventraal in pols
ventraal in mediaan en in hand maakt het een
boog vanaf duimzijde naar pinkzijde. Motorisch
gezien is de functie: in de radio-ulnaire
gewrichten pronatie, in de art. manus
palmairflexoren laterale zijde, vingers flexoren laterale zijde en in de duim
flexoren en abductoren. Sensibel gezien: gebied op hand. Van het motorneuron
ligt het axon in de n. medianus, het cellichaam ligt in het ruggenmerg.
Motorneuronen liggen altijd in het ruggenmerg of in de hersenstam en zijn
geen onderdeel van een nervus. De axonen gaan de periferie in en daarna
noem je het een zenuw.
n. ulnaris: bovenarm loopt het
mediaal (ventrale kant), elleboog
dorsaal langs epicondylus medialis,
, onderarm ventraal mediaal, pols ventraal door carpale tunnel en in hand in de handpalm boog vanaf
pinkzijde naar duimzijde. Sensibel ligt het aan de pinkzijde. Motorisch gezien zorgt het voor
palmairflexoren mediale zijde in art. manus, flexoren pinkzijde, en ab- en adductoren van vingers en
adductie van de duim.
Carpale tunnelsyndroom: zorgt eerst voor tintelingen en gevoelsuitval daarna geeft het ook
motorische problemen. Als er vochtophoping is komt de zenuw klem te zitten. De druk komt doordat
een zenuw in het lichaam voor 90% gevuld is met perifere uitlopers, er zijn heel veel gevoelcellen. Er
is bij dit syndroom druk op de n. ulnaris.
Het zelfde principe bij telefoonbotje, pijn en tintelingen. Dit komt doordat de perifere uitlopers heel
gevoelig zijn.
n. radialis: bovenarm via mediaal naar dorsaal, elleboog
dorsaal diep, onderarm dorsaal diep, pols-hand dorsaal
de oppervlakkige tak is alleen sensibel. (dorsaal
hockeystick op onderarm hiervoor zorgt de n. radialis).
Sensibel gezien aan de dorsale kant van arm. Motorisch
gezien zorgt het voor de functies artt. Radioulanres
supinatie, art. cubiti extensoren, art. manus
dorsaalflexoren, vingers extensoren.
Innervatie nek/romp
n. XI (n. accesorius) verder hebben we de spinale wortels op cervicaal, thoracaal en lumbaal niveau.
Er is hierbij sprake van een segmentatie innervatie. Aanraking op de huid komt binnen op het
segment dat hoort bij de spinale wortel.
Segmentale sensibele innervatie romp is zichtbaar bij gordelroos. Dit is een varicella zoster virus
zelfde als waterpokken. Ruim 20% van bevolking krijgt ooit te maken met gordelroos met name
boven 60 jaar. Begint vaak met jeuk, pijn, tintelingen op een bepaalde plek op de huid. De blaasjes
staan in groepjes bij elkaar in het verzorgingsgebied van één of meer sensibele zenuwen. Wordt vaak
erg pijnlijk. Mensen hebben dit virus bij zich.
Gordelroos romp en aangezicht mogelijk gereactiveerd door covid? Waarschijnlijk geen oorzakelijke
gevoel, maar wel met weerstand te maken.
Innervatie been
Plexus lumbosacralis: plaatje ventraal aanzicht, caudale deel wervelkolom, art. coxae, ilium, pubis en
femur.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Juul13. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.09. You're not tied to anything after your purchase.