Mycologie
1 Inleiding
1.1 Algemene eigenschappen van fungi
Eukaryoten zonder chlorofyl
- Eencellig: gisten
- Meercellig: schimmel
o Hyfen: mycelium of thallus
▪ Coïnocytisch of apocytisch → sporen vormen
▪ Vegetatief of reproductief mycelium → voedingsstoffen uit bodem
Dimorfe fungi: zowel gistvorm als schimmelvorm ~ omstandigheden
(37/30°C) (25°C)
Celwand uit
- Chitine
- Hemicellulose
- Eiwitten
- Lipiden
- (GEEN peptidoglycaan)
Celmembraan uit
- Ergosterol
Vermenigvuldiging via sporen
- In een vruchtlichaam
- Op een schimmeldraad
- Op een cel
Heterotroof: organische stoffen van andere organismen om eigen organisch
celmateriaal aan te maken
Saprofytisch: kunnen leven op (dood) organisch materiaal
- Exosaprofieten: biotoop in de natuur en deze kan een infectiebron zijn naar
de mens
- Endosaprofiet: commensalen inwendig aanwezig bij de gastheer zoals bv.
Candida albicans
- Episaprofiet: leven op de huid zoals bv. Pytyrosporum ovale
Soms parasitair: dringen levende organismen binnen en leven ten koste van de
gastheer
Soms symbiose
Pathogene species:
- Hypersensitiviteit: allergische reactie
- Mycotoxicosen: ziekte door consumptie van gecontamineerd voedsel met
schimmels die toxines produceren
o Aspergillus flavus → aflatoxine
o Claviceps purpurea → ergotalkaloïden
- Infectie
,1.2 Vermenigvuldiging bij fungi
Ongeslachtelijk Geslachtelijk
Productie door 1 fungus Haploïde cel dringt binnen in andere cel
Mitose Versmelting van kernen: diploïde zygote
Meïose → haploïde kernen → seksuele
Geen fusie van kernen
sporen
- Conidiosporen:
o Aspergillus
- Ascosporen:
o Penicillium
o Ascomyceten: Aspergillus
- Sporangiosporen:
- Basidiosporen:
o Rhizopus
o Basidiomyceten: paddestoelen
- Blastosporen (knop):
- Zygosporen:
o Candida albicans
o Zygomyceten: Rhizopus
- Arthrosporen (splijting):
o Schizosacharomyces octosporus
→ Fungi imperfecti: geslachtelijke voortplanting niet bekend
→ Chlamydiosporen: opstapelingsvorm van voedingsstoffen binnenin de hyfe
→ Macroconidiën: vorming van dermatofyten binnenin de hyfe
1.3 Klinisch belang van mycosen
Dagelijkse blootstelling aan sporen van fungi:
- Inhalatie
- Direct contact
→ Fungale infectie? ~
o Innoculum (= de hoeveelheid die je binnenkrijgt)
o Afweer van de gastheer
Veel mycosen zijn opportunistische infecties
→ Bij diepe systemische mycose is een agressieve behandeling vereist met toxische
geneesmiddelen, nl. antimycotica → TDM
Mycosen zijn niet besmettelijk tussen personen onderling
→ Uitzonderingen:
o Huidmycose
o Candidiase
Stijgende incidentie door stijgen risicogroepen (HIV, immunosuppressiva, invasieve
chirurgische ingrepen, …)
1.4 Diagnostiek in de mycologie
Veel verschillende soorten stalen zijn mogelijk:
- Huidschilfers
- Biopten
- BAL
- Urine
- Serum
- …
, 1.4.1 Macroscopisch onderzoek
= Kleur
1.4.2 Direct microscopisch onderzoek huidmycose (tinea)
Staalafname:
- Staal: huidschilfers, nagelfragmenten, haren, etter of laesievocht
- Instrumenten: curette, scalpel, schaar
Rechtstreeks onderzoek, zonder kweek:
- Morfologie:
o Vruchtlichamen
o Hyfen
o Pseudohyfen
- Sporen: ~ soort → macroconidiën, chlamydosporen, sporangiosporen,
microconidiën, arthrosporen, blastosporen
- Gistcellen? → knopvorming of splijting
In labo: nat preparaat gekleurd met
- 10% KOH → grijzig
- Lactofenolblauw → blauw
- Calcofluor → fluorescent
- NOOIT met fysiologisch water
→ Bij vermoeden candidiase: → gram-kleuring
1.4.3 Kweekmethoden
Macroscopisch uitzicht
Microscopisch onderzoek:
- Zoeken naar:
o Gistcellen (knopvorming)
o (pseudo)hyfen
o Sporen
o Vruchtlichamen (schimmel)
o Macro-conidia (huidmycose)
o Chlamydosporen
- Identificatie: ongeslachtelijke sporen en vruchtlichamen
o Groot: macro-conidia, chlamydosporen
o Klein: micro-conidia, sporangiosporen, arthrosporen, blastosporen
- Indien na 4 weken nog geen groei: cultuur negatief (langer dan bij bacteriën)
Huidmycosen:
Cultuur inzetten van het ontvangen patiënten materiaal: een biopt, huidschilfers, haren,
nagelfragmenten, laesievocht, vochtige swab
- Bij vermoeden van een dermatofyt (schimmel) 2 verschillende bodems:
o Bodem met cycloheximide (actidione)
→ Banale gisten niet groeien: selectie
Bodem met chlooramphenicol en gentamycine
→ Commensale huidflora niet groeien
o Incubatie bij 26°C gedurende 4 weken
1 Inleiding
1.1 Algemene eigenschappen van fungi
Eukaryoten zonder chlorofyl
- Eencellig: gisten
- Meercellig: schimmel
o Hyfen: mycelium of thallus
▪ Coïnocytisch of apocytisch → sporen vormen
▪ Vegetatief of reproductief mycelium → voedingsstoffen uit bodem
Dimorfe fungi: zowel gistvorm als schimmelvorm ~ omstandigheden
(37/30°C) (25°C)
Celwand uit
- Chitine
- Hemicellulose
- Eiwitten
- Lipiden
- (GEEN peptidoglycaan)
Celmembraan uit
- Ergosterol
Vermenigvuldiging via sporen
- In een vruchtlichaam
- Op een schimmeldraad
- Op een cel
Heterotroof: organische stoffen van andere organismen om eigen organisch
celmateriaal aan te maken
Saprofytisch: kunnen leven op (dood) organisch materiaal
- Exosaprofieten: biotoop in de natuur en deze kan een infectiebron zijn naar
de mens
- Endosaprofiet: commensalen inwendig aanwezig bij de gastheer zoals bv.
Candida albicans
- Episaprofiet: leven op de huid zoals bv. Pytyrosporum ovale
Soms parasitair: dringen levende organismen binnen en leven ten koste van de
gastheer
Soms symbiose
Pathogene species:
- Hypersensitiviteit: allergische reactie
- Mycotoxicosen: ziekte door consumptie van gecontamineerd voedsel met
schimmels die toxines produceren
o Aspergillus flavus → aflatoxine
o Claviceps purpurea → ergotalkaloïden
- Infectie
,1.2 Vermenigvuldiging bij fungi
Ongeslachtelijk Geslachtelijk
Productie door 1 fungus Haploïde cel dringt binnen in andere cel
Mitose Versmelting van kernen: diploïde zygote
Meïose → haploïde kernen → seksuele
Geen fusie van kernen
sporen
- Conidiosporen:
o Aspergillus
- Ascosporen:
o Penicillium
o Ascomyceten: Aspergillus
- Sporangiosporen:
- Basidiosporen:
o Rhizopus
o Basidiomyceten: paddestoelen
- Blastosporen (knop):
- Zygosporen:
o Candida albicans
o Zygomyceten: Rhizopus
- Arthrosporen (splijting):
o Schizosacharomyces octosporus
→ Fungi imperfecti: geslachtelijke voortplanting niet bekend
→ Chlamydiosporen: opstapelingsvorm van voedingsstoffen binnenin de hyfe
→ Macroconidiën: vorming van dermatofyten binnenin de hyfe
1.3 Klinisch belang van mycosen
Dagelijkse blootstelling aan sporen van fungi:
- Inhalatie
- Direct contact
→ Fungale infectie? ~
o Innoculum (= de hoeveelheid die je binnenkrijgt)
o Afweer van de gastheer
Veel mycosen zijn opportunistische infecties
→ Bij diepe systemische mycose is een agressieve behandeling vereist met toxische
geneesmiddelen, nl. antimycotica → TDM
Mycosen zijn niet besmettelijk tussen personen onderling
→ Uitzonderingen:
o Huidmycose
o Candidiase
Stijgende incidentie door stijgen risicogroepen (HIV, immunosuppressiva, invasieve
chirurgische ingrepen, …)
1.4 Diagnostiek in de mycologie
Veel verschillende soorten stalen zijn mogelijk:
- Huidschilfers
- Biopten
- BAL
- Urine
- Serum
- …
, 1.4.1 Macroscopisch onderzoek
= Kleur
1.4.2 Direct microscopisch onderzoek huidmycose (tinea)
Staalafname:
- Staal: huidschilfers, nagelfragmenten, haren, etter of laesievocht
- Instrumenten: curette, scalpel, schaar
Rechtstreeks onderzoek, zonder kweek:
- Morfologie:
o Vruchtlichamen
o Hyfen
o Pseudohyfen
- Sporen: ~ soort → macroconidiën, chlamydosporen, sporangiosporen,
microconidiën, arthrosporen, blastosporen
- Gistcellen? → knopvorming of splijting
In labo: nat preparaat gekleurd met
- 10% KOH → grijzig
- Lactofenolblauw → blauw
- Calcofluor → fluorescent
- NOOIT met fysiologisch water
→ Bij vermoeden candidiase: → gram-kleuring
1.4.3 Kweekmethoden
Macroscopisch uitzicht
Microscopisch onderzoek:
- Zoeken naar:
o Gistcellen (knopvorming)
o (pseudo)hyfen
o Sporen
o Vruchtlichamen (schimmel)
o Macro-conidia (huidmycose)
o Chlamydosporen
- Identificatie: ongeslachtelijke sporen en vruchtlichamen
o Groot: macro-conidia, chlamydosporen
o Klein: micro-conidia, sporangiosporen, arthrosporen, blastosporen
- Indien na 4 weken nog geen groei: cultuur negatief (langer dan bij bacteriën)
Huidmycosen:
Cultuur inzetten van het ontvangen patiënten materiaal: een biopt, huidschilfers, haren,
nagelfragmenten, laesievocht, vochtige swab
- Bij vermoeden van een dermatofyt (schimmel) 2 verschillende bodems:
o Bodem met cycloheximide (actidione)
→ Banale gisten niet groeien: selectie
Bodem met chlooramphenicol en gentamycine
→ Commensale huidflora niet groeien
o Incubatie bij 26°C gedurende 4 weken