Inhoudsopgave
Sociale ongelijkheid: klasse, gender en etniciteit............................................................................................1
Sociale ongelijkheid: een sociologische kijk – les 1...............................................................................................2
Sociologische perspectieven op gender en genderongelijkheid – les 5 (op BB).................................................12
Etniciteit: Acculturatie en etnisch grenswerk – les 6 (op BB).............................................................................31
Klassieke sociologen over sociale klasse – les 2.1..............................................................................................51
Klassieke sociologen over sociale klasse – les 2.2 (vervolg)...............................................................................57
Intersectionaliteit – les 5....................................................................................................................................59
Het meten van sociale klasse – les 3..................................................................................................................72
Sociale mobiliteit, de welvaartstaat en sociaalburgerschap – les 4 (op BB)......................................................77
Etniciteit 2: les 26/11..........................................................................................................................................84
Sociale klasse en leefstijl: is klasse dood? – les 03/12........................................................................................92
De klimaatcrisis en de ecologische voetafdruk: ongelijkheid en ecologische kwestie – les 10/12...................101
De sociale kwestie herbekeken: herverdeling en erkenning– les 17/12...........................................................109
Sociale ongelijkheid: klasse, gender en etniciteit
Doelstelling van cursus
Ongelijke verdeling van middelen, macht en status over verschillende sociale groepen is
cruciaal kenmerk van de samenleving.
Middelen: geld, aandelen, huizen….
Status: aanzien dat mensen hebben in onze samenleving.
Doel van cursus is leren:
(1) ongelijkheid en gevolgen ervan herkennen
(2) verschillende dimensies van ongelijkheid (klasse, gender en etniciteit) en samenhang
ertussen begrijpen
(3) analyseren van mechanismen die sociale ongelijkheid (re-)produceren, met nadruk op
sociologische analysekaders
Praktisch
Om voor dit vak te slagen is het essentieel dat
- Studenten de leerstof begrijpen (eerder dan letterlijk kunnen reproduceren)
- Concepten zowel helder kunnen definiëren als hanteren in een concrete
maatschappelijke context (bv. zoek andere voorbeelden dan die uit colleges)
- Verschillende benaderingswijzen kunnen bespreken, vergelijken met elkaar en op hun
analytische waarde beoordelen
• Evaluatie met schriftelijk examen
2u, 4 open vragen!
• Twee (verplichte) individuele opdrachten die studenten helpen om inzicht in leerstof te
testen
,Sociale ongelijkheid: een sociologische kijk – les 1
Inhoud hoorcollege:
1.1 Een aantal feiten over sociale ongelijkheid
- Inkomensongelijkheid
- Ongelijke onderwijskansen
- Ongelijkheid in gezondheid
1.2 Wat is ongelijkheid? Een (voorlopige) definitie
1.3 Sociale ongelijkheid als sociaal probleem
1.1 Een aantal feiten over sociale ongelijkheid: inkomensongelijkheid
GRAFIEKEN KUNNEN INTERPRETEREN, LEZEN, BEGRIJPEN, UITLEGGEN!!!
Tabellen en grafieken vanaf dia 12 tot 17.
We leven in een kapitalistische samenleving: geld nodig om te kunnen functioneren.
Ongelijke verdeling van geld in onze samenleving.
1. Figuur 1.3: Gini coëfficiënt: meet de ongelijkheid over de gehele samenleving in
plaats van eenvoudigweg de uitersten te vergelijken (maat om ongelijkheid te
meten). Gini coëfficiënt is 1 cijfer:
Gini coëfficiënt = 0, dan heeft iedereen evenveel. Gini coëfficiënt = 1: totale ongelijkheid.
In vele landen ligt die Gini coëfficiënt ergens tussen 0 en 1; hoe dichter bij 0, hoe meer
gelijk uw samenleving.
Pijltje geeft aan hoe de Gini coëfficiënt veranderd is tussen 1980 en 2013: de Gini
coëfficiënt is over het algemeen gestegen. Er zijn een aantal uitzonderingen zoals België,
Griekenland, Turkije. Het gaat alleen over inkomen en arbeid, niet
vermogensongelijkheid. Meest egalitaire (meest gelijke) landen: links op de grafiek.
Verklaring van toegenomen ongelijkheid: de topinkomens zijn enorm gestegen. Veel
harder gestegen dan al de rest. Iedereen heeft meer inkomen dan in 1980, maar bij
sommige stijgt het inkomen harder.
Een andere maatstaf voor ongelijkheid wordt de Robin Hood-index genoemd, omdat
deze aangeeft welk deel van het inkomen van een samenleving van de rijken zou moeten
worden afgenomen en aan de armen zou moeten worden gegeven om volledige
gelijkheid te krijgen.
2. Tabel verdeling belastbaar inkomen België:
Deciel = een tiende. Alle mensen gerangschikt van laag naar hoog (laag inkomen naar
hoog inkomen) en in 10 groepen ingedeeld. Eerste deciel: 10% laagste inkomens. 10 de
deciel: 10% hoogste inkomens. Is complexer dan Gini coëfficiënt maar geeft ons wel meer
informatie. Gini: je kan niet zien waar de ongelijkheid juist zit. Bij deze kan je dat wel zien.
- Als er totale gelijkheid was, dan zou er in de kolom ‘aandeel in totale netto belastbaar
inkomen’ bij elk deciel 10% staan. 10% rijksten zijn verantwoordelijk voor bijna 1/3
van het totaal belastbaar inkomens.
Welk deciel ongeveer gelijke inkomensverdeling? 7 e deciel. Inkomensverdeling
vertekent naar boven toe want pas het 7e deciel is ongeveer gelijk. Heel groot deel
van de samenleving verdient minder dan je zou verwachten als de samenleving gelijk
zou zijn.
,- Gemiddeld belastingtarief: geeft aan wat het gemiddeld percentage is dat dat deciel
aan de belastingen betaald. De 10% groep, wat betalen zij gemiddeld aan de
belastingen?
De armste groepen krijgen een stuk terug van de belastingen, ze betalen niks, omdat
ze zo weinig verdienen. Belastingtarieven aan de onderkant van de samenleving zijn
een stuk lager dan aan de bovenkant. Rijkere betalen meer aan de belastingen. 30%
van de samenleving betaald bijna geen belastingen.
- Aandeel in totale betaalde belastingen: de zwaarste schouders betalen de zwaarste
belastingen; de 10% rijksten betalen bijna de helft van alle belastingen. Tot het 8 ste
deciel duurt het tot iemand ongeveer het percentage bijdraagt dan dat ze
vertegenwoordigt.
Progressiviteit van het belastingsysteem: je betaalt niet alleen meer omdat je meer
inkomen hebt maar ook omdat je een hoger percentage betaald. Diegene die
onderaan zitten worden gecompenseerd doordat ze een laag inkomen hebben en dus
minder moeten betalen. Dit systeem legt een hogere druk op diegene met een hoger
inkomen.
3. Volgende tabel is dezelfde tabel als bovenstaand maar dan met het rijkste
percentiel. 10% rijksten, 10e deciel en kijken waar de ongelijkheid daar zit.
Is er veel ongelijkheid? Ja: bij de laatste procent is er veel verschil. De 1% rijksten betalen
veel meer.
Als we kijken naar de inkomensongelijkheid zien we een 1% die veel meer verdient dan al
de rest, zelfs ten aanzien van de andere rijkere in de samenleving.
4. Ongelijkheid (Gini) volgens inkomensbron
Gini coëfficiënt per land.
- Grijs: ongelijkheidsmaat nadat alle vervangingsinkomsten
(werkloosheidsuitkeringen…) uitbetaald zijn.
- Blauw: vóór deze uitbetaald zijn.
Sociale zekerheidssysteem herverdeeld. Mochten we geen pensioenen,
werkloosheidsuitkeringen, kinderbijslag… hebben, dan zou de ongelijkheid groter zijn.
Zowel ongelijkheid voor al na de transfers zijn uitbetaald.
5. Bruto maandloon (voor belastingen zijn betaald)
- Mannen verdienen meer dan vrouwen.
- In Brussel liggen de inkomens het hoogst, terwijl Brussel een arme stad is: komt
omdat veel mensen die in Brussel werken, niet in Brussel wonen. In Brussel wordt veel
geld verdient, maar de mensen die dat geld verdienen wonen vaak niet in Brussel. In
Brussel wordt het inkomen verdeeld/uitgedeeld.
- Hoe hoger je diploma, hoe meer je verdient. Sterke stijging bij werknemers met een
universitair diploma! Opleidingsniveau speelt een grote rol in je inkomen.
Onderwijseffect op de inkomens.
6. Vermogensongelijkheid
Vermogens bv een huis, erfenis, aandelen….
- Horizontale as: decielen. 1ste deciel: 10% armste, 10e deciel: 10% rijksten.
- Gemiddelde: het zwarte stipje. Gevoeliger voor uitschieters.
- Mediaan: streepje. Minder gevoelig voor uitschieters. Daarom ligt gemiddelde soms
hoger.
10% armste bijna geen vermogen. Er zijn er een aantal die wel vermogen hebben en dat
trekt het gemiddelde naar boven.
, Vanaf wanneer begint vermogen een rol te spelen? Kijken naar de evolutie van de
mediaan. In het 2e deciel ligt de mediaan al wat hoger omdat deze mensen vaker een
huis hebben. Pas vanaf ongeveer deciel 8 begint de mediaan en het gemiddelde te
stijgen, waarschijnlijk als gevolg van aandelen etc.
Conclusie: driedubbele precariteit. Eerste dimensie van precariteit: mensen zijn arm,
hebben een laag inkomen. Tweede precariteit deze mensen hebben ook een laag
vermogen. Gebrek aan inkomen uit armoede kunnen ze niet compenseren door op hun
vermogen terug te vallen. Als je vermogen hebt kan je het niet inzetten om een bedrag
te compenseren (derde dimensie).
Waar de inkomensverschillen groter zijn, is de sociale afstand groter en de
sociale stratificatie belangrijker. Alleen de gezondheids- en sociale problemen
die een sterke klassengradiënt vertonen - en dus vaker voorkomen naarmate
men lager in de sociale hiërarchie staat – komen vaker voor in ongelijkere
samenlevingen.
1.1 Een aantal feiten over sociale ongelijkheid: onderwijsongelijkheid
Grafieken vanaf dia 19 tot 22.
1. Aandeel van mensen met hoger onderwijs diploma volgens scholingsgraad ouders
Als onderwijsniveau van ouders mee onderwijsniveau van kinderen bepaald =
intergenerationele overdracht van ongelijkheid. Is dat het geval als je kijkt naar de
grafiek? Ja. Sommige bevooroordeeld omdat ouders hoger opleidingsniveau hebben en zij
ook meer kans op hoger opleidingsniveau.
Onder de laaggeschoolde ook vooral mensen van wies ouders ook ongeschoold zijn (zie je
niet in deze grafiek).
2. Beroep van ouders
Professionele en technische beroepen: bijna 70% van de kinderen wiens ouders in dit
werkvlak tewerkgesteld zijn stromen doen naar het hoger onderwijs bv notarissen,
boekhouders, ingenieurs….
3. Schoolprestaties – migratieachtergrond
In België (blauwe balk): studenten met migratieachtergrond > minder goede
schoolprestaties.
4. Aandeel mensen met hoger onderwijsdiploma – geboorteland
Niet Europese migratieachtergrond > gemiddeld gesproken minder snel een hoger
onderwijs diploma.
1.1 Een aantal feiten over sociale ongelijkheid: gezondheidsongelijkheid
Grafieken vanaf dia 24 tot 26.
1.2 Wat is ongelijkheid? Een (voorlopige) definitie
Sociale ongelijkheid verwijst naar ongelijke verdeling van schaarse, maar
maatschappelijk gewaardeerde middelen (bv. geld of toegang tot diensten of kennis,
erkenning of macht) en de ongelijke behandeling van individuen en groepen op basis van
hun sociale positie.
(Voorlopige definitie – verder uitgewerkt op basis van sociologische theorie en empirisch
onderzoek in volgende hoorcolleges)
- Middelen die iedereen wil maar die schaars zijn bv geld, toegang tot diensten….
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Zara24. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.78. You're not tied to anything after your purchase.