100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide samenvatting Sociale Psychologie $8.03   Add to cart

Summary

Uitgebreide samenvatting Sociale Psychologie

 11 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

De samenvatting bestaat uit alle benodigde stof die je moet weten voor het tentamen. Naast de begrippen zijn ook de voorbeelden meegenomen in de samenvatting. De tekst is verder ondersteund door afbeeldingen om alles mega duidelijk te maken.

Preview 3 out of 24  pages

  • December 1, 2022
  • 24
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1 – inleiding tot de sociale psychologie

Psychologie = de wetenschappelijke studie naar het gedrag en het innerlijke leven
(gedachten en gevoelens) van mensen.

Sociale psychologie = de wetenschappelijke studie naar de manier waarop de gedachten,
gevoelens en het gedrag van mensen worden beïnvloed door de aanwezigheid van anderen.
De kern van sociale psychologie is dus sociale invloed.

Mensen worden beïnvloed door de werkelijke (expliciete) of ingebeelde (impliciete)
aanwezigheid van anderen. Er vindt dus vrijwel altijd sociale invloed plaats. Sociale invloed
is het effect dat de woorden, daden of alleen al de aanwezigheid van andere mensen
hebben op onze gedachten, gevoelens, houdingen of gedrag.

De klinische en persoonlijkheidspsychologie
focussen zich voornamelijk op het individu, dus
op de psychische processen die op individueel
niveau plaatsvindt. De sociale psychologie
daarentegen heeft als analyseniveau het
individu in de context van een sociale situatie. De
sociale psychologie wil hiermee weten hoe
mensen hun sociale situatie construeren.

Construct = de manier waarop mensen de
sociale wereld waarnemen, begrijpen en
interpreteren.

De perspectieven in de sociale psychologie zijn: het evolutionair, het socio-cultureel en
sociaal leren perspectief. De perspectieven zijn gelijk aan elkaar en interacteren met elkaar:
1. Evolutionair perspectief = sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken hoe
genetische factoren over de eeuwen heen zijn aangepast om de overlevings- en
voortplantingskansen te vergroten. Hierbij wordt dus gekeken naar het fenomeen van
natuurlijke selectie (het idee ontwikkeld door de
grondlegger Darwin). Natuurlijke selectie is het proces
waarbij belangrijke eigenschappen die gunstig zijn voor
de overleving worden doorgegeven aan het nageslacht.
De evolutie helpt ons met het verklaren van
menselijk gedrag, doordat mensen veel gemeen
hebben met andere dieren en menselijke
gewoonten universeel zijn.

2. Socio-cultureel perspectief = sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken naar de
invloed van grotere sociale groepen. Cultuur helpt om menselijk gedrag te verklaren,
doordat sommige gewoonten, tradities en gedragingen zijn verschillend afhankelijk
van de culturele context. Hiervoor wordt cross-cultureel onderzoek verricht, dit is
onderzoek die wordt uitgevoerd onder leden van verschillende culturen om
verschillen in gedrag te verklaren.
3. Sociaal leren perspectief = sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken hoe
leerervaringen in het verleden toekomstig gedrag voorspellen. Het sociaal leren helpt
om menselijk gedrag te verklaren, doordat mensen geneigd zijn gedrag te imiteren
van rolmodellen.

Kurt Lewin hield zich bezig met het begrijpen van menselijk gedrag en ontwikkelde hiervoor
een formule. Deze formule laat zien wat menselijk gedrag bepaald.

,De Gestalt psychologie bestudeert de subjectieve manier waarop een object in de geest van
mensen verschijnt. Dit is de voornaamste bijdrage dan ook van de Gestalt psychologie aan
de Sociale Psychologie, doordat niet iedereen dingen hetzelfde ervaart.

Naïef realisme = refereert aan het gegeven dat de meeste mensen
geloven dat zij de dingen waarnemen zoals ze echt zijn. Dit
fenomeen komt voort uit twee basale menselijke motieven die ten
grondslag liggen aan constructen van mensen. Dit zijn zelf-
verbeteringsmotief en accuraatheidsmotief.

Zelf-verbeteringsmotief = mensen willen een goed gevoel hebben over zichzelf.

Accuraatheidsmotief = mensen willen een correct beeld hebben over zichzelf.

Deze twee bovenstaande motieven zijn constant in strijd met elkaar, waardoor illusies zich
kunnen voordoen om deze strijd in overeenstemming te laten komen. De illusies die zich
kunnen voordoen zijn:
 Beter-dan-gemiddeld effect = de illusie dat je beter bent dan anderen.
 Onrealistisch optimisme = waarbij mensen denken dat positieve gebeurtenissen
eerder henzelf overkomen dan anderen.
 Vals consensus effect = de neiging waarbij mensen hun slechte eigenschappen als
gebruikelijk te zien.
 Vals uniciteitseffect = de neiging waarbij mensen hun goede eigenschappen als
ongebruikelijk te zien.

Hoofdstuk 2 – methodologie

Hindset bias = de neiging om de voorspelbaarheid van een gevolg van een beslissing te
overschatten, zodra het gevolg bekend is. Dus wanneer een voorspelling uitkomt te
veronderstellen dat je dit al wist.

Om terug te krabbelen uit de replicatiecrisis die ontstond na de ontdekking over Diederik
Stapel, zijn een aantal methodes in het heden die sterk worden nageleefd om onderzoek als
betrouwbaar te kunnen bestempelen. Deze methodes zijn:
 Replicaties = onderzoek wordt opnieuw verricht en er wordt gekeken of er hetzelfde
resultaat uitkomt.
 Meta-analyses = het kijken naar verschillende studies om tot resultaat te komen.
 Open science = open wetenschap, waarbij verschillende aspecten van onderzoek
openbaar worden gesteld, zodat iedereen inzage heeft.

Ook zijn er in het heden regels omtrent ethiek:
 Informed consent (deelnemers krijgen voorafgaand het
onderzoek te horen waaraan ze meedoen en mogen ten alle
tijden uit het onderzoek stappen).
 Voorkom misleiding
 Bescherm deelnemers (tegen pijn en ongemak)
 Vertrouwelijkheid (dus privacy, denk aan anonimiteit)
 Debriefing

Institutional Review Board = een ethische commissie om te zorgen dat onderzoek goed en
ethisch verricht wordt. Hierbij wordt dus gezorgd dat onderzoekers zich aan bovenstaande
punten houden.

, Het testen van theorieën verloopt in een stappenplan:
1. Onderzoeksvraag = een vraag die je met wetenschappelijk onderzoek wilt
beantwoorden.
2. Theorie = een verzameling gerelateerde aannames en voorspellingen die bedoeld
zijn om gebeurtenissen te voorspellen.
3. Hypothese = een voorspelling van wat er gaat gebeuren in een bepaalde situatie,
gebaseerd op een theorie.
4. Studie = test van de hypothese.

Er zijn verschillende soorten studies die onderzoeksuitkomsten kunnen meten:
 Archiefanalyse = hierbij ga je kijken naar data die al beschikbaar is, bv. bij het kijken
naar cijfers van het CBS.
 Observaties = observeren van het gedrag.
 Surveys = vragenlijsten

Naast de voorgenoemde (beschrijvende) studies zijn er twee andere onderzoeksmethoden
voor het meten van onderzoeksuitkomsten, namelijk de correlationele methode en
experimentele methode. De correlationle methode onderzoekt de natuurlijke samenhang
tussen variabelen, zonder een van de variabelen te beïnvloeden. Hieruit rolt een
correlatiecoëfficiënt die de sterkte van het verband aangeeft (tussen -1 en 1). Hierbij wordt
geen causaal verband aangetoond, maar bij de experimentele methode wél. De
experimentele methode is een onderzoeksopzet waarbij deelnemers toegewezen worden
aan condities, ofwel groepen. Een variabele wordt hierbij gemanipuleerd (beïnvloedt) door de
onderzoeker, waarvan wordt verwacht dat deze de oorzaak is. Dit is de onafhankelijke
variabele. De afhankelijke variabele die wordt gemeten en daarvan wordt geacht dat deze
het gevolg is. Ook is er een controle conditie waarin niks is beïnvloed om te kijken of het
resultaat wat uit het onderzoek komt niet per toeval zo eruit komt. In de resultaten van een
experiment komt tevens een p-waarde. Een p-waarde geeft het waarschijnlijkheidsniveau
aan over hoe groot te kans is dat de resultaten toevallig zijn. Hoe hoger de p-waarde, hoe
hoger de kans op toeval.

Hoofdstuk 3 – sociale cognitie

Sociale cognitie = de manier waarop mensen over zichzelf en over de sociale wereld
denken. Specifiek, hoe mensen sociale informatie selecteren, interpreteren, onthouden en
vervolgens ook gebruiken om oordelen en sociale beslissingen te maken.

Schema’s = zijn één van de vele systemen in ons brein. Een schema is een soort van
overkoepelende bundel van informatie over een bepaald onderwerp. Het betreft dus een
bepaald stukje georganiseerde kennis in een soort georganiseerd hokje.

Wij hebben veel schema’s die niet allemaal gelijktijdig actief zijn. Bepaalde schema’s zijn
altijd actief, deze zijn chronisch toegankelijk. Chronische toegankelijkheid omvat de kennis
die heel belangrijk voor je is, bv. je zelfconcept. Soms worden schema’s echter actief
wanneer wij dit niet willen, bij bv. gedachteonderdrukking. Bij gedachteonderdrukking
gebeurt er iets paradoxaals, omdat de gedachte die je wilt onderdrukken juist wordt
geactiveerd. Dit wordt ook wel het white bear effect genoemd: het effect waarbij iemand
probeert gedachten te onderdrukken, maar deze juist actief worden.

Priming = het fenomeen waarbij schema’s tijdelijk even actief worden door bv. een bepaalde
ervaring of relevantie. Hoe een persoon de wereld ziet, wordt gestuurd door de schema’s die
toegankelijk zijn. Bv. je bent zwanger en ziet alleen nog maar zwangere vrouwen.
 Twee experimenten van Bargh toonden het priming effect aan. Echter bleken deze
niet repliceerbaar te zijn. Bij het eerste experiment kregen 2 groepen woorden te
zien. Groep 1 kreeg willekeurige woorden te zien en groep 2 kreeg stereotyperende

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller terraarends. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

71184 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.03
  • (0)
  Add to cart