Ontwikkelingspsychologie, Doet onderzoek naar veranderingen in vaardigheden en gedragingen tijdens
de levensloop, en probeert te achterhalen welke factoren deze veranderingen teweegbrengen of
beïnvloeden.
11.1 Cognitieve ontwikkeling
Gebruik vier bekwaamheden door baby's v.w.b. cognitieve ontwikkeling:
- Selectieve aandacht
- Onthouden stimuli in semantische geheugen
- Imitatieleren. Gevolg van spiegelneuronen, Neuronen vlak voor primaire motorische cortex die zowel actief
zijn bij perceptie acties als initiatie ervan.
- Statistisch leren. Leervorm waarbij regelmatigheden in een patroon ontdekt worden.
Omdat bovenstaande eigenschappen zo vroeg optreden, neemt men aan dat deze aangeboren zijn.
De theorie van Piaget
Cognitieve ontwikkeling ontstaat vanuit acties die kind uitvoert. Aanvankelijk op basis van aangeboren
reflexen, maar gaandeweg ontwikkelen ze controle over reflexen doordat ze interne mentale representaties
van acties en bijbehorende voorwerpen vormen.
Schema's of interne representaties (zie hfdst. 7 v.w.b. schema's in geheugen)
Op basis van voortdurende interacties van baby met omgeving zullen schema's complexer worden en losser
komen te staan van specifieke objecten. Gebeurt op basis van twee adaptatieprocessen:
- Assimilatie. Proces waarbij kind nieuwe informatie opneemt en deze in bestaand schema probeert onder
te brengen. Bijv. kind kent hond. Als kind voor 't eerst kat ziet, zal kind dit in schema voor hond plaatsen. Na
verloop van tijd zal kat eigen schema krijgen door verschillen met hond. Dit noemt men:
- Accommodatie. Aanpassen van bestaande schema's aan afwijkende informatie. Zie voorbeeld hierboven.
Stadiatheorie. Volgens Piaget gebeuren belangrijke veranderingen sprongsgewijs. Theorie splitst cognitieve
ontwikkeling in vier stadia:
1. Sensorimotorische stadium (0-2 jaar)
2. Preoperationele stadium (2-7 jaar)
3. Concreet-operationele stadium (7-11 jaar)
4. Formeel-operationele stadium (vanaf 11 jaar)
Het sensorimotorische stadium: vanaf geboorte tot 2 jaar
Sensorimotorische stadium. Kinderen vooral bezig met waarnemingen (sensorisch), hun acties
(motorisch) en de interacties tussen deze twee. Begint bij reflexen en worden geleidelijk minder reflexief,
waardoor kind ze doelgerichter kan gebruiken.
Objectpermanentie is belangrijk inzicht in dit stadium. Besef dat een voorwerp blijft bestaan als je het niet
meer kunt zien.
Het preoperationele stadium: 2 tot 7 jaar
Preoperationele stadium is de periode waarin capaciteit voor logische operaties en logisch denken nog
ontbreekt. Kennis is gebaseerd op het uiterlijk van de dingen en niet op kennis van onderliggende principes.
Kind worstelt nog met onderscheid tussen schijn en realiteit, omdat ze zich verkijken op uiterlijk van dingen.
(bijv. masker op kind terwijl kind in spiegel kijkt)
Het concreet-operationele stadium: 7 tot 11 jaar
Kinderen ontwikkelen uiteenlopende taken (lezen en rekenen). Men vermoedt dat het hier ook om een reële
toename van cognitieve vaardigheden gaat.
Operaties zijn volgens Piaget omkeerbare acties, waarvan de gevolgen ongedaan gemaakt kunnen worden
door andere acties. Inzicht in operaties stelt kinderen in staat om onderliggende fysische principes te
begrijpen. Omdat operaties nog altijd toegepast worden op concrete, tastbare problemen noemt Piaget dit
het concreet-operationele stadium.
Om te zien of kinderen al inzicht hebben in operaties ontwikkelde Piaget conservatietaken.
Conservatie is besef dat onderliggende fysische dimensie gelijk blijft ondanks oppervlakkige veranderingen.
Voorbeeld van kind met drie glazen van verschillende inhoud, waar dezelfde hoeveelheid vloeistof in wordt
geschonken.
Het formeel-operationele stadium: vanaf 11 jaar
Kinderen zitten in het formeel-operationele stadium wanneer ze de capaciteit bezitten om hypothetische
problemen op kunnen lossen via operaties. Abstract denken doet hier intrede.
1
, Continue veranderignen
Problemen met de theorie van Piaget
Piaget zijn benadering werd te sterk geformuleerd in termen van een tekort of wat een kind wel of niet had/
kon. Daarbij legde Piaget sterk nadruk op bestaan van stadia in denken van kind. Deze visie bevat drie
belangrijke assumpties.
1. Stadia gaan gepaard met kwalitatieve verschillen in denken; het gaat niet louter om meer of minder
begrip, maar om andere denkprocessen.
2. Binnen stadium zijn denkprocessen gelijk voor alle mogelijke problemen waar kind mee geconfronteerd
wordt.
3. Kinderen zijn pas in staat om de denkprocessen van een bepaald stadium te leren als ze de kritische
leeftijd daarvoor bereikt hebben.
Elke assumptie werd door verder, gedetailleerd onderzoek ter discussie gesteld.
Bijv. blijkt uit een proef dat baby's heel wat meer besef hebben van aantallen dan gesuggereerd werd door
Piaget. Dit is deels te wijten aan moeilijkheid van proef van Piaget en niet louter aan besef van aantal.
Ook blijkt dat de overgang van ene manier van denken naar andere niet voor alle problemen op dezelfde
leeftijd gebeurt.
Moment waarop behoud van aantal verworven wordt, hangt nauw samen met moment waarop kind tellen
onder de knie heeft. Echt telgedrag komt pas voor wanneer kind besef heeft van sleutelprincipes:
1. één-op-één principe. Slechts één getal wordt aan voorwerp toegewezen
2. Principe van de stabiele getalvolgorde. Getallen altijd in dezelfde volgorde toegewezen
3. Kardinaalprincipe. Laatst toegewezen getal geeft aan hoeveel voorwerpen er zijn
4. Abstractieprincipe. Bovenstaande principes van toepassing op elke groep voorwerpen
5. Principe van de irrelevantie van de itemvolgorde. Voorwerpen kunnen in willekeurige volgorde geteld
worden
Overtuiging van Piaget dat kinderen bepaalde leeftijd moet bezitten voordat het van ene naar andere
stadium kan overgaan werd ook tegendeel van bewezen.
Er werd ook vastgesteld dat grenzen tussen de verschillende stadia in westerse maatschappij naar voren
geschoven zijn sinds Piagets oorspronkelijke onderzoek. Kinderen worden tegenwoordig vanaf veel jongere
leeftijd cognitief gestimuleerd en uitgedaagd.
Onderzoekers hebben vastgesteld dat invloed van omgeving op intellectuele ontwikkeling door Piaget
schromelijk is onderschat.
Het alternatief: continue veranderingen en een analyse van de taakvereisten
Cognitieve psychologen schoven volgende benadering naar voren om cognitieve ontwikkeling te bestuderen:
Allereerst moet uitgegaan worden van wat kinderen van verschillende leeftijd en binnen een bepaalde
socioculturele omgeving wel al kunnen. Ten tweede moet kennis gezien worden als continu proces, eerder
dan een alles-of-niets eigenschap. De verschillen afhankelijk van leeftijd zijn kwantitatief ('meer of minder')
en niet kwalitatief ('anders'). Tot slot ook een gedetailleerde analyse van vereisten die nodig zijn om taak uit
te voeren. Deze vereisten moeten dan vergeleken worden met de capaciteiten die kind op dat moment heeft.
Naar school gaan
Taal en rekenen belangrijke pijlers. Kenmerk van school is dat kinderen van verschillend niveau en sociaal-
cultureel milieu bij elkaar geplaatst worden. Twee groepen qua visie:
- Inclusief onderwijs pleiten voor onderwijs dat alle kinderen en jongeren samen een zo goed mogelijk
onderwijs krijgen van een gewone school.
- Gestratificeerd onderwijs. Kinderen met sterk verschillend competentieniveau in aparte klassen plaatsen.
Cognitieve ontwikkelingen na de puberteit
Twee vragen belangrijk voor cognitieve psychologen die vooral kijken naar kwantitatieve verschillen en
daarom aandacht hebben voor ontwikkelingen gedurende de volledige levensloop.
1. In hoeverre ontwikkelt het denken zich nog in de adolescentie?
2. Verandert het denken wanneer men ouder wordt?
Cognitieve ontwikkelingen tijdens de adolescentie
Longitudinaal onderzoek. Onderzoeken van groep jongeren van 12 tot 21 jaar op regelmatige tijdstippen.
Cross-sectioneel onderzoek. Onderzoek waarbij mensen van een verschillende leeftijd op hetzelfde
moment getest worden. Nadeel is dat vergelijken van groepen van basisscholieren i.v.t. middelbaar
scholieren er al een intelligentieselectie heeft plaatsgevonden bij de laatste groep.
Veel onderzoeken maakten bovenstaande fout.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller u0051e1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.19. You're not tied to anything after your purchase.