Uitgewerkte eindtermen 31-44, 44-96 van Filosofie, Het voordeel van de twijfel. Samenvatting Het voordeel van de twijfel, Filosofie examenonderwerp 2017. Zelf ben ik vorig jaar met afgerond een 8 voor filosofie, met dit examenonderwerp, geslaagd!
I see that it is from 38? (I'm not sure) very nice at the end of term!
By: irenehelwegen • 8 year ago
By: isavanfessem • 7 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
KenzaS
Reviews received
Content preview
31 De kandidaten kunnen uitleggen hoe volgens Thomas Reid het “gezond verstand” het
scepticisme dat voortvloeit uit het indirect realisme weerlegt. Zij kunnen daarbij twee
varianten van het direct realisme uitleggen en met elkaar vergelijken, te weten het naïef
realisme en het wetenschappelijk realisme.
Gezond verstand is weergevend, tenzij je met echt goede argumenten komt. Illusies en
hallucinaties bijvoorbeeld vormden de uitzondering, niet de regel.
Naïef realisme: ik neem het appeltje direct waar. En het appeltje is ook precies zoals ik het
waarneem.
Wetenschappelijk realisme: Ik neem het appeltje direct waar. Maar het appeltje hoeft niet
alle eigenschappen te hebben die ik denk dat het heeft. De wetenschap kan mijn
waarneming corrigeren → een bepaalde eigenschap is na inzien maar een “inkleuring”.
32 De kandidaten kunnen de respons van Kant op het metafysisch scepticisme weergeven
en vergelijken met de respons van Locke en met die van Berkeley.
Volgens Kant bestaat de buitenwereld bewijsbaar, hij bewijst eigenlijk gewoon dat het
metafysisch scepticisme onzin is.
Volgens Locke is het bestaan van de buitenwereld de beste verklaring voor het feit dat we
zintuiglijke ervaringen hebben, maar Kant’s argumenten zijn geen IBE (infering tot the best
explenation), maar transcendentale argumenten (argumenten waarin teruggrepen wordt op
de mogelijkheidsvoorwaarden). Volgens Kant kunnen we geen kennis verwerven van de
buitenwereld zoals die onafhankelijk van ons bestaat (dus heeft hij een vorm van idealisme).
Volgens Berkeley bestaat alles wat er is in de geest, hij is een idealist. Kant is het eens met
dat datgene waarvan we ons onmiddellijk bewust zijn in onze zintuiglijke ervaringen, niet de
buitenwereld zelf is. Maar Kant beredeneert dat we dienen te veronderstellen dat er een
buitenwereld bestaat die de zintuiglijke ervaringen in ons voortbrengt: er moet ‘iets
bestendigs’ aan de basis liggen van al die perceptuele ervaringen die we hebben.
33 De kandidaten kunnen het verband tussen Kants bewijs voor het bestaan van een
buitenwereld en zijn transcendentaal idealisme uitleggen en bekritiseren.
Kant’s bewijs voor de wereld buiten mij:
1. Als bewust wezen zijn mijn mentale toestanden geordend in de tijd.
2. Dingen kunnen alleen geordend zijn in de tijd als er iets bestendigs is waartegen we
dat tijdsverloop kunnen afzetten (klok, bewegende grond).
3. Zoiets bestendigs valt niet in het bewustzijn zelf aan te treffen, al mijn mentale
toestanden zijn tijdelijk en momentaan.
4. Dus moet er wel iets permanents buiten mij bestaan waaraan ik de temporele orde
van mijn ervaringen kan afmeten.
Mijn bestaan als bewust wezen met geordende ervaringen veronderstelt het bestaan van
een wereld buiten mij. De buitenwereld kan niet zijn afgeleid van mijn bewustzijn, want mijn
bewustzijn vereist al het bestaan van een buitenwereld.
Transcendentaal idealisme: Het gaat niet om de dingen zelf, maar om de manier waarop we
de dingen kunnen kennen. Kant gebruikt de kennisfabriek:
indrukken→ | +|vormen/ruimte/tijd| → ervaring + |catergorieen, o.a. oorzaak/gevolg| | →
kennis van de wereld .
Indrukken: van de wereldopzichzelf; das Dingansich; de noumenale werkelijkheid waar
geen kennis mogelijk is.
, Kennis v.d. wereld: de wereldvoorons; de fenomenale werkelijkheid.
Met zijn beredenering ontwikkelt Kant toch een soort ‘afleiding naar de beste
verklaring’argument, waarbij het veronderstelde bestaan van de buitenwereld weliswaar niet
onze voorstellingen verklaart, maar wel die innerlijke ervaring. (maar hij bedoelt het anders:
ons bewustzijn van ons bestaan in de tijd is ‘slechts te bepalen’ met betrekking tot iets dat
buiten ons is en met ons bestaan verbonden is.)
34 De kandidaten kunnen de argumentatie van Kant reconstrueren waarom het bestaan van
een buitenwereld enerzijds niet op empirische kennis berust, maar anderzijds wel via een
noodzakelijke redenering bewezen kan worden.
We kunnen geen kennis verwerven van de buitenwereld zoals die onafhankelijk van ons
bestaat. We hebben noch direct noch indirect empirische kennis van hoe die buitenwereld
onafhankelijke van ons is, maar we kunnen wel beredeneren dat er noodzakelijkerwijs een
buitenwereld moet bestaan.
Kant’s bewijs voor de wereld buiten mij:
1. Als bewust wezen zijn mijn mentale toestanden geordend in de tijd.
2. Dingen kunnen alleen geordend zijn in de tijd als er iets bestendigs is waartegen we
dat tijdsverloop kunnen afzetten (klok, bewegende grond).
3. Zoiets bestendigs valt niet in het bewustzijn zelf aan te treffen, al mijn mentale
toestanden zijn tijdelijk en momentaan.
4. Dus moet er wel iets permanents buiten mij bestaan waaraan ik de temporele orde
van mijn ervaringen kan afmeten.
Mijn bestaan als bewust wezen met geordende ervaringen veronderstelt het bestaan van
een wereld buiten mij. De buitenwereld kan niet zijn afgeleid van mijn bewustzijn, want mijn
bewustzijn vereist al het bestaan van een buitenwereld.
35 De kandidaten kunnen de fenomenalistische opvatting van John Stuart Mill uitleggen en
daarbij aangeven in welk opzicht zijn opvatting verschilt van die van Berkeley.
Wij zijn ons nooit bewust van noumena of substanties, maar slechts van ‘fenomenen’ of
zintuiglijke gewaarwordingen (net zoals bij Berkeley).
Berkeley’s radicaal empirisme is correct. Maar continuïteit moet anders worden verklaard
dan met een beroep op god. → Berkeley’s 1e idee was veel vruchtbaarder:
Appel = bundel van huidige ervaringen
Maar de appel heeft toch een binnenkant die ik niet waarneem?
en van mogelijke ervaringen
In tegenstelling tot Berkeley tellen bij Mill dus ook mogelijke zintuiglijke gewaarwordingen
mee.
36 De kandidaten kunnen Bertrand Russells onderscheid tussen “kennis door beschrijven”
en “kennis door vertrouwdheid” uitleggen en in verband brengen met zijn fenomenalisme.
Kennis door vertrouwdheid: Sensedata; de ruwe ervaring, zoals die direct in de waarneming
is gegeven en van persoon tot persoon verschilt → we kennen die door vertrouwdheid. Het
zijn pure, ongeïnterpreteerde zintuiglijke ervaringen.
Kennis door beschrijven: Objecten kennen we door beschrijving. Fysische objecten zijn
slechts ‘logische conclusies’ die we afleiden uit onze sensedata. Uiteindelijk berust alle
kennis door beschrijving op kennis door vertrouwdheid.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller KenzaS. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.27. You're not tied to anything after your purchase.