1. Wat is het verschil tussen psychiatrie en psychopathologie?
2. Wanneer is er sprake van psychopathologie? Wanneer de klachten … (5 punten)
3. Wat zijn de 4 vragen waar antwoord op wordt gezocht als een kind komt met klachten?
4. Wat is classificatie? Wat is het verschil met diagnostiek?
5. Wat betekent ‘differentiaaldiagnose’?
6. Wat is de DSM en wat de CBCL? Noem verschillen en voordelen en nadelen.
7. Wat is de DSM, de ICD en de DC 0-5?
8. Welke 3 waaromvragen staan centraal in diagnostiek?
9. Welke 4 methoden van diagnostiek zijn er?
10. Wat is epidemiologie? Wat is incidentie & prevalentie?
11. Noem 4 stoornissen die in de vroege kindertijd ontwikkelen (Hint: bij de normale
ontwikkeling hoort: bedplassen, driftbuien en separatie-angst)
12. Noem 5 stoornissen die in de midden kindertijd ontwikkelen (Hint: bij de normale
ontwikkeling hoort: bang in het donker, beweeglijk)
13. Noem 6 stoornissen die in de adolescentie ontwikkelen (Hint: bij de normale ontwikkeling
horen: experimenteren, grenzen verkennen, stemmingswisselingen)
Antwoorden
1. Psychiatrie is de behandeling van psychische stoornissen en psychopathologie is de kennis
over de verschillende psychische stoornissen
2. … niet passen bij de leeftijd
… niet/zeer moeilijk te corrigeren zijn
… het algemeen functioneren ernstig nadelig beïnvloeden
… het kind zelf en/of de omgeving doen lijden
… uiteindelijk mogelijk ontwikkeling doen stagneren
3. Wat is er aan de hand? (classificatie)
Hoe is dat zo gekomen? (diagnostiek)
Wat is er aan te doen?
Hoe zal het met hem verdergaan?
4. Classificatie is heel feitelijk naar de klachten kijken om te zien of er sprake is van een stoornis
door middel van klinische interviews. Diagnosticeren is zowel classificeren als het in kaart
brengen van levensgeschiedenis, risico/beschermingsfactoren, eerdere interventies etc.
(meer gericht op het individuele kind).
5. Differentiaaldiagnose: of er nog andere psychische stoornissen zijn met dezelfde symptomen
die moeten worden uitgesloten.
6. Beide zijn systemen om te zien wat bij welke stoornis hoort. De DSM is meer categoriaal (je
hebt het wel/niet) en de CBCL meet dimensionaal (je hebt het in deze mate)
7. DSM (Diagnostica and Statistical Manual of the Mental disorders) (alleen gericht op
psychische stoornissen)
ICD (International Classification of Diseases (gericht op alle ziektes)
DC 0-5 (classificatiesysteem voor jonge kinderen van 0-5)
8. Waarom deze klachten?
Waarom nu?
Waarom dit kind? (en bijv. niet een broer)
9. Diagnostisch gesprek
, Observeren
Lichamelijk onderzoek
Psychodiagnostiek
10. Hoe vaak een stoornis in de hele bevolking voorkomt. Incidentie = Hoeveel nieuwe gevallen
dit jaar, Prevalentie = hoe vaak het voorkomt (maand/jaar/ooit)
11. Zindelijkheidsstoornissen, slaapproblemen, ernstige leerproblemen, pervasieve
ontwikkelingsstoornissen
12. ADHD, ODD/CD, ticstoornissen, angststoornissen, somatische problemen
13. Stemmingsstoornissen, eetstoornissen, schizofrenie, drugsverslaving, OCD, agorafobie
College 2 – slaapstoornissen
1. Wat is REM en non-REM slaap? Waar begint de nacht mee, en wat zijn de functies van beide?
Wat is er bijzonder aan de slaap van een baby?
2. Welk hormoon is nodig bij slapen?
3. Hoeveel periodes van REM en non-REM slaap heb je gemiddeld per dag?
4. Noem 4 functies van slaap
5. Welke 2 groepen slaapstoornissen zijn er? Noem bij beide 4 slaapstoornissen.
6. Noem 5 mogelijke gevolgen van slaapstoornissen.
7. Wat is insomnia? Hoeveel dagen per week/maanden moet het voorkomen om van een
stoornis te spreken? Komt het bij kinderen/jongeren vaker voor?
8. Wat is de Circadiane ritmiek slaapstoornis? Hoeveel procent van de adolescenten heeft dit?
9. Welke behandelingen kun je inzetten bij slaapstoornissen? Wat is het belangrijkste bij alle
behandelingen?
10. Leg uit: extinctieprocedure, stimuluscontroletechniek.
Antwoorden:
1. REM = rapid eye Movement, functie: verbeteren cognitieve functies. Non-REM = verbeteren
van lichamelijk functioneren. De nacht begint met non-REM, daarna REM. Bij jonge baby’s
begint de slaap juist met REM slaap
2. Melatonine
3. Ongeveer 8x per nacht
4. Rust
Herstellen
Groei
Geheugenprocessen
5. Dyssomnia’s – insomnia, slaapapneu, hypersomnia, narcolepsie, ciracdianeritme-slaap-
waakstoornissen
Parasomnia – headbanging, pavor nocturnus, slaapwandelen, nachtmerries
6. Gedragsproblemen, leerproblemen, emotionele problemen, slechtere schoolprestaties,
somatische klachten
7. Niet in slaap kunnen vallen. 3 nachten per week, 3 maanden lang. Komt vaker bij jongeren
voor
8. Dat je 24-uurs ritme niet klopt, je interne klok loopt niet gelijk met de gewone klok.7% van de
adolescenten heeft dit.
, 9. Gedragstherapie, psychoeducatie, medicatie. Slaaphygiëne is het belangrijkste bij alle
slaapbehandelingen
10. Extinctieprocedure (= uitdoven): Gedrag negeren, ouders moeten hun kind geen aandacht
geven als het huilt in bed, maar het gewoon laten liggen. Het kind valt vanzelf in slaap. Deze
methode is wel heel moeilijk voor ouders!
Stimuluscontroletechniek: kind pas naar bed brengen als het volledig moe is, om zo de strijd
over slapen/bedtijden uit de weg te gaan. Elke dag wordt de bedtijd iets vervroegd, totdat er
een normale bedtijd is.
College 2 – zindelijkheidsproblemen
1. Noem 2 zindelijkheidsproblemen, 1 van de blaas en 1 van de darm.
2. Welke 2 vormen heb je bij blaasproblemen?
3. Hoeveel keren per week/maand moet urinelozing voorkomen wil je spreken van enuresis? En
vanaf welke leeftijd kun je het vaststellen?
4. Wat zijn oorzaken van enuresis? Is het erfelijk? Meer jongens/meisjes? Meer
allochtoon/autochtoon?
5. Hoeveel keren per maand moet broekpoepen voorkomen om te spreken van encopresis?
Vanaf welke leeftijd?
6. Wat is retentieve encopresis?
7. Welke problemen hebben kinderen met encopresis vaker?
8. Wat is een primaire en secundaire zindelijkheidsstoornis?
9. Wat is de volgorde van leren zindelijk zijn (centrale beheersing)
10. Noem 3 risicofactoren voor zindelijkheidsproblemen
11. Wat is belangrijk bij zindelijkheidstraining?
12. Noem 4 behandelmethoden
13. Wat is een (on)gecompliceerde zindelijkheidsstoornis?
Antwoorden
1. Blaas: enuresis, darm: encopresis
2. Enuresis nocturnus (‘s nachts), enuresis diurna (overdag)
3. 2 keer per week, 3 maanden lang, vanaf 5 jaar vast te stellen (of als er significante beperking
is in het functioneren)
4. Chronische obstipatie, stoornis aan urinewegen, verminderde blaascapaciteit, erfelijkheid,
moeilijk wakker worden, tekort aan antidiuretisch hormoon in de nacht (nieren maken teveel
urine aan in de nacht)
5. 1 keer per maand gedurende 3 maanden, vanaf 4 jaar vast te stellen.
6. Met obstipatie en overloopdiaree
7. Gedrags- emotionele- en leerproblemen.
8. Primaire = nooit gekund, secundaire = ooit wel zindelijk geweest (6 maanden lang), nu niet
meer
9. Eerst voor ontlasting ’s nachts, ontlasting ’s nachts, plassen overdag, plassen ’s nachts
10. Rijpingsproblemen/vertraagde ontwikkeling, psychische stoornissen, gezinsproblemen
11. Niet te streng zijn, maar ook niet te vrijblijvend.
12. Plaswekker, droogbedtraining, medicijnen, overtraining (veel drinken om extra te oefenen)
13. Ongecompliceerd: verder geen problematiek, gecompliceerd: wel andere problematiek
College 3 – ASS
1. Waar moet je ouders met een kind met ASS voor ontschuldigen?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RTDZ. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.94. You're not tied to anything after your purchase.