Summary
Samenvatting Oefenvragen Onderzoekspraktijk
- Course
- Institution
Dit is een samenvatting, in de vorm van oefenvragen, op basis van alle relevante stof die nodig is voor het tentamen van het vak Onderzoekspraktijk.
[Show more]
1 review
By: jedidjakersseboom • 1 year ago
Seller
Follow
RTDZ
Reviews received
Content preview
Oefenvragen OnderzoekspraktijkHoorcollege 1.
Welke drie basiscategorieën van single-case onderzoek zijn er en leg deze uit.
Case study
Casestudy's zijn voornamelijk verhalend en bevatten kwalitatieve gegevens. Ze houden zich meestal
bezig met een beschrijvend verslag van wat er in de therapie is gebeurd. Er is geen formele poging
om de behandeling experimenteel te manipuleren en het verslag is in wezen gebaseerd op passieve
observaties. Gaat vaak over enkele of op zichzelf staande gevallen en hierdoor niet erg generiek. Bij
een case study beantwoord je vooral hoe en waarom vragen. Case studies gaan vaak diep en
inhoudelijk in op de theorie van waarom gebeurt er iets, hoe gebeurt iets, hoe heeft iets kunnen
gebeuren.
Single-case kwantitatieve analyse.
De term single-case kwantitatieve analyse werd gebruikt voor gevallen waarin kwantitatieve
gegevens waren verzameld en geanalyseerd, maar waarbij er geen poging was om direct een van de
betreffende variabelen te manipuleren. Hier wil de onderzoeker eenvoudig weten of het individu is
veranderd na een behandelingsperiode, maar er is geen poging om vast te stellen of de behandeling
verantwoordelijk is voor de verandering.
Single-case experimenten.
In single-case experimenten is er een manipulatie waardoor je één geldige conclusie wilt trekken
over de impact van de behandeling/ manipulatie op de uitkomst van het gemeten construct.
Welke drie fasen zijn er in een case study?
(1) een beoordelingsperiode/baseline waarin basiswaarnemingen kunnen worden gedaan. (2) een
periode waarin een interventie (behandeling) wordt toegepast en (3) een periode van follow-up
wanneer verdere beoordelingen van de impact van de behandeling kunnen worden gemaakt.
Wat is een overeenkomst en een verschil met een experiment.
Een case study is net als een experimenten sterk gericht op het ‘hoe en waarom’.
Het verschil is dat je bij een experiment actief iets gaat veranderen, terwijl je dit bij een case study
over het algemeen niet doet.
Hoe verschilt een case studie van andere studies t.a.v. generalisatie?
Bij case studies wordt er, net als bij een experiment, direct gegeneraliseerd naar de theorie. Een case
studie wordt dus vaak gebruikt om een theorie te toetsen en op basis hiervan conclusies te trekken.
Bij grootschalig onderzoek, bijvoorbeeld vragenlijstonderzoek (survey) zit er nog een laag tussen.
Daar onderzoek je iets in een steekproef. Je wilt dat deze representatief is voor de populatie
waardoor je iets kan zeggen over de populatie. Op basis hiervan hoop je iets over de theorie te
zeggen.
Wat is het verschil tussen letterlijke en theoretische replicatie?
-Letterlijke replicatie: je hebt een bepaalde theorie en je kijkt in een nieuw geval (onderzoek):
‘observeer ik hetzelfde opnieuw’?
-Theoretische replicatie: wat je dan doet is dat je vanuit de theorie gaat kijken wat zijn nou eigenlijk
de grenzen van mijn theorie? Zo kan je onderzoeken in hoeverre dat je theorie opgaat en in hoeverre
niet. Dit zie je bij experimenten ook heel veel, we gaan een net iets ander experimentje doen om te
kijken of we nog steeds hetzelfde effect vinden of niet.
,Wat voor soorten case study zijn er en wat zijn de doelen hiervan?
-Exploratief (‘exploratory’). Het ontwikkelen van een theorie als deze nog niet aanwezig is.
-Verklarend (‘explanatory’). Als je wel een theorie hebt maar je wil kijken of je verklaring voor een
oorzaak-gevolg relatie (causaal verband) ondersteund kan worden in een specifiek geval.
-Beschrijvend (‘descriptive’). Zit een beetje tussen bovenstaande in. Het gaat met name over het
beschrijven van gevallen waardoor je causale theorieen kan gaan ontwikkelen.
Welke case study designs zijn er?
-Single case holistic design.
Dan ben je naar één situatie/groep/persoon aan het kijken. Hierbij is ook de context van belang. Er
wordt nooit echt ingezoomd op alleen maar één geval, altijd een persoon of case in interactie met de
omgeving.
Bijv. onderzoek waarin gestreefd wordt een bepaald beeld te schetsen van de
redactie van het NOS journaal.
-Single case multiple units/ embedded design.
Dat is bijvoorbeeld als je het hebt over het voorbeeld van een jongetje in een specifieke klas. Dan
heb je een klas die geobserveerd wordt, maar binnen die klas kijk je naar alle individuele leerlingen
en hoe die zich tot elkaar verhouden.
Dus je hebt één case waar meerdere units in zitten.
Onderscheid maken tussen wat er gebeurt in drie verschillende afdelingen binnen
een redactie. Je kijkt eerst naar het proces binnen 3 deelredacties en daarna wordt
het gecombineerd tot een totaal beeld.
-Multiple case design.
Dan heb je meerdere cases. Bijvoorbeeld als je aan theoretische replicatie gaat doen: ik verwacht een
bepaald fenomeen wel in het ene geval te observeren, maar niet in het andere geval. Dan heb je één
studie maar kijk je naar verschillende cases.
Bijv. als je wil nagaan of er verschillen bestaan tussen de redacties van RTL en NOS,
waarbij beide redacties in hun totaliteit worden bekeken. Beide worden onderzocht
en daarna beschreven, waarna naar overeenkomsten en verschillen kan worden
gekeken.
-Multiple cases met embedded/ multiple units.
Bijv. men wil nagaan of er verschillen zijn tussen de processen van nieuws maken
binnen de redactie van RTL en NOS waarbij zowel bij RTL als NOS 3 deel redacties
worden bekeken.
,Wat voor soorten cases zijn er?
- Kritieke cases.
Als je een kritieke case onderzoekt, dan is dat een case waarvoor je verwacht dat dat de
theorie die je hebt daar in principe voor op moet gaan, gaat dat er niet bij op dan ontkracht
dat je theorie.
Bijv.: Je kan je hele leven op zoek gaan naar witte zwanen om te bewijzen dat er alleen maar
witte zwanen bestaan, maar als je dan één zwarte zwaan vindt heb je je hele theorie
ontkracht.
- Unieke cases of extreme cases.
Met name extreme cases is een ultieme vorm van theoretische replicatie. Als iemand een
bepaalde aandoening heel erg extreem heeft, gaat mijn theorie dan nog steeds op?
Bij unieke cases is het zo dat je in de praktijk vaak niet zomaar een blik met proefpersonen
open kan trekken. Je werkt altijd in een specifieke situatie.
- Representatieve of typerende cases.
De gemiddelde mens bestaat niet, maar soms vind je wel iemand die heel representatief en
doorsnee is.
- Onthullende cases.
Bijv. Een gevalsbeschrijving van iets wat je voor het eerst observeert. Bijv. een beschrijving
van een nieuwe ziekte.
- Longitudinale cases.
Cases die over de tijd zijn gevolgd.
Wat voor soorten bewijs zijn er in een case study?
- Documenten. Bijv. dossiers.
- Archieven.
- Interviews. Vaak wordt er gebruik gemaakt van interviews met open vragen waarin er ruimte
is om de breedte van het onderwerp aan bod te laten komen.
- Directe observatie.
- Participant observatie. Iemand die een poosje meeloopt met een groep
hangjongeren/politieke partij/groep leraren en van binnenuit gegevens probeert te
verzamelen.
- Fysieke artefacten. Dus bijv. aan slijtsporen kan je zien hoe vaak mensen ergens naar toe
lopen, hoe vaak ze gebruik maken van bepaalde objecten etc.
, Wat betekenen de volgende begrippen t.a.v. de kwaliteit van een case study?
Analytische validiteit geeft aan of de statistische analyse en interpretatie van de gegevens op de
juiste manier zijn uitgevoerd
Constructvaliditeit: meet ik wat ik beoog te meten? Dekken mijn ‘concrete gedragingen’ het
theoretische construct? Bij case studies wordt constructvaliditeit getoetst door meerdere bronnen
van bewijs te gebruiken, de term die daar bij hoort is
-triangulatie: Verschillende bewijsbronnen gebruiken om hetzelfde te onderzoeken. Je hoopt dat
deze hetzelfde beeld laten zien.
-chain of evidence, dat je heel goed bijhoudt in welke volgorde je dingen hebt geobserveerd, dat je
heel goed kan onderbouwen hoe je bewijs tot stand is gekomen. Geeft ook goed inzicht in het bewijs
en in het proces zelf.
Interne validiteit: de mate waarin een onderzoeksopzet toestaat dat er causale conclusies getrokken
kunnen worden. Als je gerandomiseerd onderzoek hebt kan je er redelijk zeker van zijn dat er een
oorzakelijk verband is tussen jouw factor die je gemanipuleerd hebt en jouw uitkomstvariabele.
-pattern matching: dat je vooraf een bepaald patroon opstelt wat je theoretisch verwacht. En dan
kijken of dat patroon wat ik observeer matcht met wat je theoretisch had verwacht.
Externe validiteit: kan je de door jouw gevonden resultaten generaliseren naar andere
(doel)groepen? Als je maar een enkel geval hebt, dan heb je echt theoretische onderbouwing nodig
om duidelijk te maken dat je toch echt aanwijzingen voor een bepaalde theorie hebt gevonden.
Welke drie verschillende metingen zijn er?
Gestandaardiseerd meetinstrument (standard).
Het eerste niveau is dat van gestandaardiseerde metingen met normatieve gegevens, zoals
vragenlijsten en tests. Ze zijn vaak te lang en onpraktisch om herhaaldelijk in een korte tijd te worden
gebruikt. De analyse van pre- en post-behandelingsverschillen in gestandaardiseerde metingen kan
ons vertellen of de score van een patiënt op een zinvolle manier is veranderd.
Kan een vragenlijst (CBCL) zijn of een IQ-test.
Afhankelijke variabele/ doelmetingen (target).
Deze geeft weer waar je geïnteresseerd in bent. Een variabele die je herhaaldelijk kan observeren.
Omdat je niet heel veel cases hebt ga je één of enkele cases herhaaldelijk observeren. Zodoende kan
je meer gegevens verzamelen. Dit moet vaak iets zijn wat niet al te veel tijd kost.
Doelmetingen vormen de focus van de behandeling voor de betrokken persoon. Ze
vertegenwoordigen de inhoud van de klacht van de persoon (idiografisch).
Idiografische metingen kunnen directe observatie of zelfrapportage van bepaald
gedrag, beoordelingen van symptomen of intensiteit van de stemming: iets dat
relevant wordt geacht voor het specifieke individu.
Procesmetingen (process).
Dit zijn maten die gebruikt worden als manipulatiecheck: check om te kijken of jouw experimentele
conditie wel degelijk het gewenste effect had. Deze zijn meer variabel in hun toepassingsgebied en
het type genomen maatregel, en kunnen zowel gestandaardiseerde als idiografische maatregelen
omvatten.
Typische voorbeelden van procesonderzoek zijn het volgen van de angstrespons tijdens
een exposure-sessie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RTDZ. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.39. You're not tied to anything after your purchase.
Can Stuvia be trusted?
4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)
81311 documents were sold in the last 30 days
Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now