100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Human Biology - Nederlands $7.00   Add to cart

Summary

Samenvatting Human Biology - Nederlands

 53 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Nederlandse vertaling van het boek + college notities van Human Biology 2020/2021. (Klinische Topics staan hier niet in, zijn wel te vinden in aparte samenvatting)

Preview 7 out of 94  pages

  • December 3, 2022
  • 94
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Menselijke biologie en ziekteleer

Les 1 HF2: chemie van het leven

Atomen

- Kern van atoom in centrum en elektronen er rond
▪ Elektronenwolk belangrijk om atomen te laten verbinden (wolk delen)
▪ Atomen verbonden -> molecule
▪ Kern: protonen (geladen, in evenwicht met e-) + neutronen (variëren)
- Kleinste eigenschappen van bepaalde stof
- Fysieke en chemische dingen

Isotopen
= atomen die hetzelfde atoomnummer hebben, maar een verschillende atoommassa hebben

- Zelfde element met verschillend aantal neutronen in kern
▪ Atoomnummer: aantal p+
- Radio-isotopen: instabiele isotopen ve bepaald element die kunnen desintegreren en daarbij straling vrijgeven
▪ Wnnr bep atoom teveel bep partikels bevat en uit elkaar valt, komt straling vrij
▪ Toepassingen
. Scanners (X of röntgen, CT-scan, PET-scan met glucose), radioactieve contraststoffen
. Kankercellen doden
. Datering oude objecten
▪ MAAR oorsprong radioactiviteit -> mutaties, kankercellen

Verbindingen

- Ionaire verbindingen
▪ Atomen nemen of geven elektronen
▪ NaCl
- Covalente verbindingen
▪ Atomen delen elektronen
▪ Sterkste bindingen
▪ H2O & O2
- Waterstof bruggen
▪ Zwakke verbindingen (covalent)
▪ Verantwoordelijk voor vloeibare structuur
▪ Verschillende aantrekking
. O meer aantrek tot elektron dan H
. Ontstaan 2 polen: bipolair
 e- meer rond O -> negatieve pool van watermolecule
 H -> positieve pool watermolecule
 Worden onderling in watermoleculen aangetrokken
 Beïnvloeden elkaar thv wateroppervlakte
▪ 70% lichaam is water
. Alles is ontstaan vanuit water/ waterig milieu

Water en leven

Karakteristieken van water

- Vloeibaar bij kamertemperatuur
▪ Zonder waterstofbruggen -> vriezen op -100 en koken op -91 -> water op aarde -> stoom
- Vaak als oplosmiddel voor polaire moleculen (elektrisch geladen, bv: zouten)
▪ Door chemische eig van water: kan rond andere deeltjes gaan zitten en die doen dissociëren
▪ Hydrofiel: lost goed op in water
▪ Hydrofoob: lost slecht op in water, zijn vaak apolair
- Thermische stabiliteit: veranderd niet snel van temperatuur
▪ Kan warmte opslaan -> isolatie
▪ Calorie: hvlh warmte nodig om 1g water met 1° te verhogen
. Andere stoffen: veel sneller + 1°


1

, . Water: veel energie opnemen zonder te veranderen van temp
. 1g koudste water -> ijs = 80 calorieën
- Hoge temperatuur voor verdamping
▪ Energie voor nodig: te warm -> zweten
▪ 1g warmste water -> damp = 540 calorieën
▪ Eerst alle bonden breken voor koken
▪ Bv: zeewater constant
- Bevroren water (ijs) is minder dens dan gewoon water
▪ Meest dens bij 4°
▪ Zorgt ervoor dat ijs kan drijven op water
. Isolatie voor water er onder -> dieren overleven in water
▪ Door polariteit geraken ze in kristalstructuur bij bevriezen -> neemt meer plaats in
▪ Normaal omgekeerd: cellen bevriezen -> in volume toenemen -> cel kan barsten -> levensbedreigend
- Watermoleculen doen aan cohesie en adhesie
▪ Cohesie: watermoleculen die samen hangen -> maakt ze vloeibaar
▪ Adhesie: watermoleculen aan oppervlakte hangen

Zuren en basen

- Ionen oplossen in water door watermantel
▪ Waterstofmoleculen kunnen ook oplossen en dissociëren en zo waterstofionen en hydroxide-ionen
▪ Hoeveelheid waterstof ionen -> base of zuur
. Belangrijk voor chemische omgeving/processen, in lichaam kan andere zuurtegraad (+/- 7.4)
. Zuurheid kan slecht zijn, moet binnen bepaalde grens -> kan dodelijk zijn
- Zuren: hoge concentratie van waterstofionen (H+) opgelost, stof die dissocieert en H+ ionen vrijgeeft
- Basen: stoffen die H+ opnemen of OH- afgeven

- pH: concentratie waterstofionen uitdrukken
▪ Molair of Mol/Liter
▪ 10^-7 -> pH=7 (negatieve logaritme)
▪ 7.4= neutraal, typische concentratie
▪ Iedere stap = 10x zoveel als vorige
▪ Bv: Zoutzuur: hoge concentratie aan H+ -> heel zuur -> lage pH (ook maagsap, cola)
- Buffers
▪ Helpen om pH cte te houden
▪ Nemen overtollige H+ of OH- op
▪ Zure regen (2.6) door fossiele brandstoffen -> SO2 en NO2 samen met water -> zuur

Molecules of life (macromoleculen)

- Macromoleculen: grote bouwstenen lichaam

Maken en afbreken van organische moleculen

- Opbouwen macromoleculen: dehydratie
▪ Enzymen: katalysatoren van reacties
▪ Kleinere aan elkaar bouwen, lange ketens
▪ Dehydratie: H en OH afgesplitst -> 2 eenheden gebonden
- Afbreken: hydrolyse
▪ Watermolecule toevoegen (H en OH) -> enzymatische/biologische reacties -> splitsen
- Functioneel en structureel

Samenvatting van organische moleculen

- Moet H en C hebben, Vaak ook mengvormen
- Koolhydraten
- Lipiden (vetten)
- Proteïnes (eiwitten)
- Nucleïnezuren




2

,Koolhydraten

- Gemaakt uit sub-eenheden (monosachariden aan elkaar), Makkelijke en moeilijke vormen
▪ C, H, O met H en O in een 2/1 verhouding -> H-C-OH
- Functies
▪ Structurele bouwsteen (planten en bacterie)
▪ Energiebron/opslag (kort en lang termijn)
. Bv: glucose in bloed (kort) of glycogeen (lang)
. Bv: zetmeel -> lange ketens eerst splitsen, cellen alleen voeden met monosachariden

Eenvoudige koolhydraten

- Monosachariden
▪ 1 koolstofring met OH groepen (bv: glucose)
▪ Koolstofring met 3-7 C’s
▪ OH is alcohol -> suikers zijn poly-alcohol
▪ Andere hexagonen: fructose (fruit), galactose (melk),
- Dissachariden
▪ 2 koolstofringen
▪ Maltose (maltase nodig voor splitsing) gevormd door dehydratie
▪ Sucrose (fructose + glucose), lactose (glucose + galactose)

Complexe koolhydraten (polysachariden)

- Polysachariden
▪ Reeks koolstofringen
- Glycogeen
▪ Stockeren bij dieren (mensen ook), vertakt
▪ In granulen in lever -> bij eten -> productie insuline -> bevorderen opslag
- Starch: stockeren bij planten (in granulen, soms vertakt) -> kan verteerd worden door mensen
- Cellulose in plant rand, glucose anders verbonden -> niet verteerbaar voor mensen

Lipiden

- Lost niet op in water (apolair)
- Energiemoleculen
▪ Isolatie
▪ Kameel: bult met vet en water
▪ Bij verteren vet komt chemisch water bij (kan verdampen)
- In celmembraan
▪ Vetten zijn vloeibaar bij kamer temp -> beweeglijk membraan (fosfolipiden)
- In vorm van: vet, olie, fosfolipiden en steroïden

Verschil vetten en olie (beide tryglyceriden)

- Vetten
▪ Harde lipiden (kamer) -> Geen vertakkingen, weinig plaats
▪ Dierlijke origine
▪ Lange termijn energie opslag
▪ Isolatie bij warmteverlies
▪ Kussen voor organen
- Olie
▪ Vloeibare lipiden (kamer) -> Vertakt, meer plaats
▪ Plantaardige origine

Triglyceride

- Meest gebruikt , lost niet op, gevormd door dehydratatie
- Functie: lang termijn energie opslag, isolatie, kussen
- Afbraak
▪ Emulsie: deeltjes met polair en apolair einde rond vetdruppels om ze te laten interageren met water
▪ Lever produceert gal -> helpt bij emulsie
- 3 vetzuur(staarten)

3

, Gesatureerde vetten
. Enkele binding tussen C
. Ongezonde dingen
▪ Zuur einde: lange C met COOH deeltje
▪ Dubbele binding met O, enkele binding met HO (loskomen -> H+ ionen) Ongesatureerde vetten
- Glycerol . Dubbele binding tussen C
▪ Poly-alcohol: 3 C-atomen . Gezonde dingen
▪ H leveren aan HO van VZ -> dehydratie -> VZ aan glycerol -> VZ: vetzuurstaart
- Was: vetzuur + enkel organische molecule (alcohol)
▪ Beperkt verlies vochtigheid lichaamsoppervlak (oorsmeer)

Vetten verstaan bij lezen van nutrition label

- Dubbele binding: onverzadigd (rood: cis-binding)
▪ Zorgt voor knikje -> VZ meer plaats -> vloeibaar
▪ Beter voor lichaam, gezonder
▪ Trans-binding: minder gezond, miss zelf gevaarlijk (gefritureerd)
. Partiële hydrogenering: sommige dubbele bonden diagonaal
- Verzadigde vetten
▪ Ongezond, geen dubbele binding, vast
▪ Atherosclerose: laesie op bloedvat -> hartaandoeningen

Fosfolipiden

- Structureel vet, polair
- Gelijkaardig aan structuur triglyceride
- 1 VZ vervangen door polaire fosforgroep/stikstof (kop oplosbaar)
▪ Hydrofiel (fosfaat, naar cel) en hydrofoob (staarten) gedeelte
- Primaire component van celmembraan

Steroïde

- 4 samengevoegde ringen -> ringstructuur
- Cholesterol celplasmamembraan van dieren
- Bv: cholesterol gebruikt voor gender hormonen

Proteïnen

- Sub-deeltjes: aminozuren
- Functie
▪ Hormonen
▪ Enzymen
▪ Antilichamen
▪ Transport: carrier proteïnen
▪ Ondersteuning: structurele proteïnen (keratine: haar en nagels, collageen: ligamenten, huid)
▪ Beweging: actine en myosine -> contracteren
- Functie cel hangt af van welke proteïnes
- Denaturatie
▪ Moet bepaalde vorm voor functie + bepaalde pH
▪ Bij verhitting -> veranderen vorm -> verlies functie: denaturatie
▪ Bv: Ei bakken -> verharden, melk verzuren, sterven oververhitting, homeostase

Aminozuren

- 20 varianten in lichaam -> kan je nog koppelen -> verschillende functies
- Aminogroep (NH2) + zuurgroep + nog iets random (R)
- Peptiden: korte ketens AZ
- Proteïnen: lange ketens AZ

Proteïne structuren

- Primair: verschillende aminozuren
- Secundair: oprollen in helix (alfa) / grote vlakken (beta)
▪ Verschillende polen eiwitketens -> trekken elkaar aan
- Tertiair: opplooien met helix en vlakken
▪ 1 eiwit, 1 polypeptideketen

4

, - Quaternair: meerdere eiwitten bij elkaar
▪ Bv: bepaalde enzymen: hemoglobine -> Fe dat O2 bindt

Nucleïnezuren

- Sub-deeltjes: nucleotiden (verschillende molecules aan elkaar)
- Functie: proteïnen maken
- RNA (klein) & DNA (blijft in kern)

Onderdelen nucleotide

- Fosfaatgroep
- Suikergroep: pentose (ribose of desoxyribose)
- Stikstofhoudende base
▪ Adenine & Guanine -> dubbel-geringde purines
▪ Cytosine & Thymine & Uracil -> enkel-geringde pyrimidines
▪ DNA: A met T & G met C (2 nucleotide stringen)
▪ RNA: U ipv T
▪ Makkelijk code repliceren en breken

DNA en RNA

- DNA: desoxyribonucleïnezuur VS RNA: ribonucleïnezuur
▪ Suiker: desoxyribose Suiker: ribose
▪ A, T, C, G A, U, C, G
▪ Dubbele helix Enkele streng
▪ Hoe kopiëren & volgorde AZ in eiwit Uitvoering instructies DNA

ATP

- Adenosinetrifosfaat
- Nucleotide met 3 fosfaatgroepen
▪ Aanhechten: energie nodig
▪ Ontkoppelen: energie vrij (P + ADP)
- Energiedrager (stockeren of gebruiken)

Oefeningen

- 70-90 is water, 60-70 is gewicht water
- Denaturatie bij verstoring R-groepen (vorm)
- Steroïden verschillen in functionele groep

HF3: Celstructuur en functie

Wat is een cel

Celtheorie

- Cellen zijn de basis van het leven
- Alles kleiner dan cel -> leeft niet
- Alle levende organismen bestaan uit cellen
- Structuur bepaald functie

Waarom zijn cellen klein?

- 100 µm
- Oppervlakte/volume ratio
▪ Meer oppervlakte dan volume
▪ Meer voedingsstoffen door cel & afval makkelijker weg (snelle uitwisseling)
▪ Beperking grootte cel -> niet efficiënt en metabolisch actief (eicel snel delen)

Microscopen

- Compound light microscope
▪ Lage inzooming


5

, ▪ Lichtstralen om afbeeldingen te zien
▪ Levende soorten mogelijk
▪ Preparaten snijden, fijne weefselcoupe, kleuring
▪ Organellen niet goed te zien, wel cellen in beeld brengen
- Transmission electron microscope
▪ 2D-beeld
▪ Elektronen om interne structuur te zien -> preparaat doorstraalt
▪ Hoge inzooming
▪ Geen levende organismen
▪ Niet direct zichtbaar met oog -> moet afgebeeld worden
- Scanning electron microscope
▪ 3D-beeld
▪ Elektronen om oppervlakte structuren te zien
▪ Hoge inzooming
▪ Geen levende organismen
▪ Inspuiten met e- dense stoffen voor contrast

Celtypes

- Prokaryoten
▪ Eerste evoluerende cellen
▪ Geen nucleus en organellen
▪ Bacteriën en archaea
- Eukaryoten
▪ Nucleus met DNA
▪ Organellen met membraan


Hoe zijn cellen georganiseerd

- Kern met poriën voor communicatie
- Chromatine: DNA draadjes in kern
- Nucleolus: kernlichaampje, sub-units ribosomen produceren
- Envelop: dubbel membraan met poriën rond kern
- Endoplasmatisch reticulum
▪ RER: membraanholtes met ribosomen, eiwitsynthese
▪ SER: lipide/membraan synthese om organellen te maken
- Ribosomen: nucleïnezuur en eiwitten voor eiwitsynthese
- Mitochondriën: energiecentrale, productie ATP
- Polyribosoom: vrij in cytoplasma, synthese zelfde proteïne
- Golgiapparaat: verbonden met SER (eiwitblaasjes krijgen), vesikels (membraanblaasje) maken
▪ Stoffen vrijzetten, verpakken, produceren (vesikels of lysosomen)
- Lysosoom: membraanblaasje, verterende enzymen -> delen cel oplossen
- Cytoskelet: structuur en beweging van cel (uit eiwitten)
▪ Centriolen: cilinders microtubilli, rol celdeling
▪ Centrosoom: 2 centriolen, microtubili regelen
▪ Intermediaire filamenten: proteïnevezels voor support
- Plasmamembraan: 2 lagen fosfolipiden membraan met eiwitten als receptoren of transport van binnen -> buiten
▪ Selectief permeabel

Historie

- Prokaryote cellen in 200°F, veel CO, geen O2
- Eukaryote cellen uit archea
- Invaginatie plasmamembraan -> celkern
- Door opeten prokaryoten -> niet verteren -> organellen
▪ Endosymbiosis maakte mitochondria & chloroplasten

Plasmamembraan en hoe substanties het oversteken

- Eiwitten door celmembraan
▪ Stoffen van binnen naar buiten

6

, ▪ Belangrijk voor geleiding ionen
- Eiwitten verbonden met andere eiwitten (hulpeenheden)
- Eiwitten verankeren in membraan
- Combi eiwitten & lipiden, eiwitten & suikers, suikers & lipiden
▪ Glycoproteïne (eiwit + suiker in membraan) of glycolipide (suiker + vet)
. Voor vorming -> glycocalix: laagje van haartjes op cel van koolhydraatstrengen
. Herkenning van cellen onderling (self) , immuuncellen, reden vers. bloedsoort
- Fosfolipide 2laag
- Cholesterol: fluïditeit -> vloeibaar mozaïek model

Selectieve permeabiliteit

- Moet door vetlaag -> dingen die in water opgelost zijn kunnen niet door
- Aquaporie: water naar binnen en naar buiten
- Macromoleculen kunnen niet door
- Polaire molecules: Geladen ionen gebruiken lading en gaan naar binnen via poriën (specifiek)
- Apolaire molecules: kunnen door membraan zelf

Bewegingen door het membraan

- Diffusie: random (spontane) beweging van moleculen van hoge naar lage concentratie
▪ Geen extra energie nodig
- Osmose: diffusie van watermoleculen
▪ Rechts: hoge concentratie
▪ Alleen bij poriën
▪ Richting bepaald door tonicity -> gebaseerd op hoeveelheid opgeloste stoffen
▪ Transport: netto = 0 als concentratie in evenwicht is
▪ Osmotische druk: bepaalt waterbeweging in lichaam (darmen & nieren)
▪ Hoge concentratie ‘solutes’, lage concentratie water
. Water diffusie van deel met weinig solutes naar veel solutes

▪ Gevaarlijke transporten
. Hypotonische oplossing : minder opgeloste stof rond cel dan in cel, hoge conc water
 Water van buiten naar binnen, concentratie buiten hoger
 Cellen barsten (lysie), rode bloedcellen barsten (hemolyse)
 Bv: Zuiver water zonder zouten
Hypertonische oplossing: Water buiten meer opgeloste stoffen dan binnen
 Water van binnen naar buiten, concentratie binnen hoger
 Cellen schrompelen, rode bloedcellen schrompelen (crenatie)
 Bv: zouten
. Isotone oplossing: evenwicht

- Gefaciliteerd transport: transport van moleculen van hoge naar lage conc
▪ Kanalen/carrier: specifiek eiwit -> via proteïne drager
▪ Geen extra energie nodig (gebruik concentratie)
▪ Bv: type 2 diabetisch -> niet genoeg juiste carriers
- Actief transport: transport van moleculen van lage naar hoge concentratie
▪ Gebruik ATP
▪ Proteïne carrier

- Bulk transport: voor grote moleculen (kan ook met receptoren)
▪ Endocytose: transport naar binnen de cel
. Via indeuking plasmamembraan
. Vesikel (blaasje) vormen
. Receptor-gemedieerd: kan stof die naar binnen moet binden door receptoreiwitten
. Fagocytose: binnenhalen bacterie
. Pinocytose: binnenhalen vloeistof/kleine moleculen
▪ Exocytose: transport naar buiten de cel
. Fusie vesikel met plasmamembraan
▪ Bv: neurotransmitters van ene cel naar andere


7

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller PsychologieStudent1303. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.00. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.00  2x  sold
  • (0)
  Add to cart