Hoorcolleges CR
Hoorcollege 1: introductie
Respiratoire sinusaritmie (bij inademing gaat hartfrequentie omhoog) wordt gestuurd door
de nervus vagus. Wanneer er hartfalen zijn, is er geen respiratoire sinusaritmie. Het hart
wordt namelijk aangestuurd door de sympathicus en een respiratoire sinusaritmie ontstaat
door de parasympaticus.
Bij inademing gaat de druk in de thorax omlaag. De druk in de aorta gaat hierdoor ook
omlaag, waardoor de hartfrequentie omhoog gaat.
Mitralisklep degeneratie zorgt ervoor dat er bloed terug stroomt het hart in. Hierdoor zal de
hartfrequentie omhoog gaan op korte termijn. Op lange termijn zal de hartspier sterker
worden, waardoor de bloeddruk omhoog kan gaan.
Hoe hoger de vullingsdruk, hoe hoger de kans dat er vocht uit de bloedvaten gedrukt wordt.
Hierdoor kan er longoedeem ontstaan.
, Anne Reniers
Hoorcollege 2: fysiologische ademhaling ½
Ventilatie:
Inspiratie: diafragma en externe musculus intercostale spannen aan, waardoor de borstholte
vergroot wordt. De druk daalt hierdoor, waardoor lucht ingeademd kan worden.
Expiratie: diafragma en externe musculus intercostale ontspannen, waardoor de borstholte
kleiner wordt. De druk stijgt hierdoor, waardoor de lucht uitgeademd kan worden.
Er blijft altijd lucht over in je longen,
dit heet het residuale volume.
Je hebt bepaalde reserves, waardoor
je extra in of uit kan ademen.
Maximale in en uit ademing noem je
de vitale capaciteit.
Dode ruimte is de ruimte die wel
wordt geventileerd, maar waar geen
gasuitwisseling plaatsvindt (geen
respiratoir epitheel).
Anatomische dode ruimte = geleidend deel luchtwegen
Alveolaire dode ruimte = alveoli die niet doorbloed worden
Fysiologische dode ruimte = anatomische + alveolaire dode ruimte
Longdrukken:
Palv = alveolaire druk = intra pulmonale druk (inspiratie negatief, expiratie positief)
Wet van Boyle: P1 x V1 = P2 x V2
Pip = intra pleurale druk = druk tussen de twee pleura (negatieve druk)
Ptp = trans pulmonale druk = verschil tussen binnenkant en buitenkant longen = Pip - Palv
Stippellijn plaatje rechts is de transpulmonale druk.
, Anne Reniers
Alveolaire druk:
Hoe hoger het drukverschil tussen de buitenwereld en de
longen, hoe hoger de flow.
Weerstand wordt bepaald door de viscositeit (n) x de
lengte en dat gedeeld door pi x de straal. Straal kan
aangepast worden door bronchodilatatie en constrictie.
Luchtwegweerstand is dus voornamelijk afhankelijk van
de straal. In het begin van de luchtwegen heb je een grote straal en
deze wordt steeds kleiner, waardoor de weerstand groter wordt.
Omdat je zoveel aftakkingen bij elkaar hebt, wordt de totale weerstand
juist kleiner. Dit omslag punt zie je bij de 5de generatie.
Palv = flow x R
Bij sympatisch respons, krijg je bronchodilatatie en wordt de straal dus
groter. Hierdoor heb je een kleinere weerstand. Bij een parasympatisch
respons, krijg je bronchoconstrictie en wordt de straal dus kleiner.
Hierdoor heb je een grotere weerstand.
Intrapleurale druk:
Opening in thorax → pneumothorax. Lucht wordt aangezogen door de lage druk, hierdoor
klapt de long ineen.
Intrapleurale druk ontstaat doordat de ribwand naar buiten wilt bewegen en de long naar
binnen. Hierdoor zal er een onderdruk ontstaan. Door de interpleurale vloeistof kunnen
twee pleura niet los van elkaar komen, dit komt door de waterstofbruggen. Als er door een
pneumothorax lucht in komt, breken de waterstofbruggen waardoor de pleura los van elkaar
laten.
Tijdens inademing wordt de intrapleurale druk nog negatiever, omdat de thorax verder naar
buiten beweegt.
Compliantie:
= de vervormbaarheid C=V/P
Bij een hoge compliantie is er weinig druk nodig, om het longvolume
te veranderen. Bij een lage compliantie is er juist een hoge druk
nodig, omdat het minder elastisch is door bijvoorbeeld fibrose.
Elasticiteit is het terugkeren naar oorspronkelijke vorm. Bij stugge
longen met dus een lage compliantie, zal je een hogere elasticiteit
zien.
Oppervlaktespanning:
Er zit een laagje water aan de binnenkant van de alveoli en die waterstofmoleculen willen
allemaal naar elkaar toe en dus naar binnen. De longen willen hierdoor zo klein mogelijk
worden. Bij het groter worden van de longen, moet je de oppervlaktespanning dus
overwinnen. Dit kan doormiddel van surfactant.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annereniers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.32. You're not tied to anything after your purchase.