Paragraaf 2
In de korte waterkringloop gaat het water heel wat sneller rond dan in de lange kringloop. Bij
de korte waterkringloop komt het verdampte zeewater direct weer als neerslag boven dezelfde
zee terecht. Bij de lange waterkringloop kan het als sneeuw op een ijskap op het vaste land
terechtkomen. Het kan wel miljoenen jaren duren voordat het weer terug is in de zee.
70% van het aardoppervlak is bedekt met water. Maar heel veel water is zout. En mensen
kunnen alleen zoet water drinken. Uiteindelijk is maar 1% (zoet) van al het water op aarde
beschikbaar voor de mens. Je kunt het vloeibare water niet alleen indelen in zoet en zout water,
maar ook in oppervlaktewater en grondwater. Oppervlaktewater is het water wat je kunt zien.
Grondwater is het water dat je niet meer met het blote oog kunt zien. Daar wordt het meeste
drinkwater van gemaakt. Ook kun je een indeling maken van vast water. Dat is landijs of
gletsjers. Van al het zoete water op aarde zit 69% vast in ijs.
Je gebruikt drinkwater alleen ook voor andere dingen, wat niet perse nodig is. Bijvoorbeeld om
het toilet door te spoelen. Dat kun je ook met regenwater doen, of het water waarmee je
gedoucht hebt. In sommige gebieden hebben ze het drinkwater niet zomaar bij de hand. Dat
komt omdat het te droog is, of omdat de regen valt op het moment dat de natuur er niks mee kan,
als ze in winterslaap is. De akkers liggen dan braak, en veel water stroomt ongebruikt terug naar
zee.
Waterkringloop = het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken en neerslag
(korte kringloop) en via grondwater en rivieren (lange kringloop) weer terugstroomt naar zee.
Zoet water = water waarin weinig zout is opgelost. Drinkwater is zoet water.
Zout water = water waarin veel zout is opgelost. Zeewater is zout water.
Oppervlaktewater = water dat je kunt zien.
Grondwater = water dat niet meer zichtbaar is omdat het in de bodem en in gesteentes is
getrokken.
Landijs = ijsmassa’s die op het vasteland liggen.
Gletsjers = groot ijspakket in de bergen, dat ontstaan is door opeenhoping van sneeuw
Paragraaf 3
Hoeveel water een gebied binnen komt en weer uit gaat, kun je zien op de waterbalans. Een
gebied kan op 3 manieren aan water komen. 1. Door neerslag. De neerslag op aarde is heel
ongelijk verdeeld. De nuttige neerslag is het verschil tussen neerslag en verdamping. 2. Door
de aanvoer van water uit andere gebieden. In Egypte valt weinig regen, maar de Nijl brengt
heel veel water naar dit droge land. 3. Door de aanvoer van fossiel water, oftewel oud water uit
andere tijdvakken. Dat zit in een aquifer, een waterhoudende laag in de ondergrond.
We moeten steeds zuiniger met water omgaan. Hierbij is het onderscheid tussen vernieuwbaar
water en niet-vernieuwbaar water belangrijk. Als je alleen je vernieuwbare voorraad water
gebruikt, doe je aan duurzaam waterbeheer.
Waterbalans = de hoeveelheid water die een gebied binnengaat en uitgaat.
Nuttige neerslag = het verschil tussen neerslag en verdamping (dus wat je aan water overhoudt)
Infiltratie = het in de grond indringen van water.
Fossiel water = water in de grond dat stamt uit eerdere tijden.
Aquifer = waterhoudende laag in de ondergrond.
Vernieuwbaar water = water dat in het tempo aangevuld wordt waarin het verbruikt wordt.
Niet-vernieuwbaar water = water dat niet of maar heel langzaam wordt aangevuld, waardoor het
opraakt. (bv. In aquifer)
Duurzaam waterbeheer = waterbeheer waarbij alleen de voorraad vernieuwbaar water wordt
gebruikt.
Paragraaf 4
Wereldwijd kennen de volgende soort gebieden een groot overstromingsrisico: 1. Rivier- en
kustvlaktes. 70% van de wereldbevolking woont langs rivieren of dicht bij de kust. 2. Gebieden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Louise2001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.