Openbare Financiën 1 voor Fiscale Economie (333024B3)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
Viscalist
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 1: Overheidsfinanciën
We kennen drie functies van overheidsingrijpen in de economie:
1. Stabilisatiefunctie
2. Allocatiefunctie
3. Verdelingsfunctie
1. Stabilisatiefunctie: de overheid probeert de schommelingen in conjunctuur te dempen door middel van
anticyclisch begrotingsbeleid.
Een indicator voor de stand van de conjunctuur is de output gap. Dit is de kloof (in procenten) tussen de
feitelijke omvang van het bbp en het structurele bbp.
- Het structurele bbp is de omvang van de economie waarbij zowel de bezettingsgraad van de
productiecapaciteit als het werkloosheidspercentage gelijk zijn aan hun evenwichtswaarden.
Een negatieve output gap betekent doorgaans dat de bezettingsgraad van de productiecapaciteit lager is dan
de evenwichtswaarde en dat het werkloosheidspercentage hoger is dan de evenwichtswaarde.
De evenwichtswaarde van de werkloosheid staat bekend als de structurele werkloosheid.
Een positieve output gap wijst meestal op een hogere dan normale bezettingsgraad en een werkloosheid die
tijdelijk kleiner is dan de structurele werkloosheid.
In de Europese Unie is afgesproken dat het tekort op de begroting in magere tijden niet groter mag zijn dan
drie procent van het bruto binnenlands product. In een florerende economie moet deze begroting een
overschot tonen.
2. Allocatiefunctie: de allocatiefunctie houdt in dat de overheid maatregelen neemt met gevolgen voor de
samenstelling van de nationale productie en de manier waarop die tot stand komt.
- Zonder overheidsingrijpen regeert op markten het prijsmechanisme.
In een Pareto-optimum kan niemand er nog op vooruitgaan, zonder dat anders erop achteruitgaat.
In de praktijk voldoet de markteconomie niet aan het ideaal als gevolg van marktimperfecties:
- Collectieve goederen worden geproduceerd
- Machtsposities
- Asymmetrische informatie
- Onevenredig hoge kosten
- Externe effecten
- Schalvoordelen
- Tekortkomingen van de verzekeringsmarkt
Elk van deze vormen van marktfalen kan een argument zijn voor overheidsoptreden. De overheid kan op
verschillende manieren maatregelen nemen om de allocatie te sturen:
- Uitkomsten van prijsmechanisme corrigeren via haar uitgaven- en inkomstenbeleid
- Door de productie van goederen zelf te verzorgen (politie, defensie etc.)
- Door productie door derden volledig te bekostigen (basisonderwijs, aanleg wegen etc.)
- Subsidie geven aan niet-winstbeogende instellingen (musea, theatergezelschappen etc.)
- Wetgeving (verbieden van harddrugs, verplichting motorhelmen etc.)
Collectieve goederen zijn goederen en diensten die niet worden geproduceerd, tenzij de overheid de
voortbrengen ervan organiseert. Deze goederen hebben twee kenmerken:
- Non-exclusiviteit (onmogelijk om individuen uit te sluiten van het gebruik)
, - Non-rivaliteit (profijt van de een gaat niet ten koste van profijt van de ander)
Wil het prijsmechanisme een Pareto-optimum opleveren, dan mogen producenten niet over marktmacht
beschikken. Dit komt omdat de extra welvaart die de machthebbende producent heeft kleiner is dan het
welvaartsverlies dat de consument daardoor lijdt.
Bij informatie-asymmetrie is de is de ene marktpartij beter geïnformeerd dan de andere. Hierdoor kan de minst
geïnformeerde partij zoveel schade opleveren, dat de overheid optreedt. Denk hierbij aan de verplichting voor
producenten om informatie over de ingrediënten en de houdbaarheidsdatum op de verpakking te zetten.
Soms gaat de levering van goederen en diensten via het prijsmechanisme gepaard met onevenredig hoge
kosten. Denk hierbij aan de kosten voor het gebruik van de weg. Wegens praktische redenen worden aanleg en
onderhoud van de weginsfrastructuur tot nu toe collectief bekostigd.
Bij externe effecten brengt de consumptie of de productie van de een kosten of baten voor anderen mee, die
niet in de marktprijs zitten. Scholing is een voorbeeld een positief extern effect. Bij negatieve effecten kun je
denken aan de schade die bedrijven richten aan het milieu. De overheid kan middels subsidies of heffingen
ingrijpen bij het optreden van externe effecten. Verder kan de overheid tussenbeide komen door het geven van
voorlichting of het stellen van een verbod.
De productie van sommige individuele goederen kunnen alleen economisch zinvol plaatsvinden in zeer grote
eenheden. Een schaalvoordeel is het economische voordeel dat gerealiseerd wordt door op grotere schaal te
opereren.
Er zijn tekortkomingen op de verzekeringsmarkt omdat sommige risico’s onverzekerbaar zijn. De overheid heeft
hier ingegrepen met onder andere de werkloosheidsverzekering. Ook is er een acceptatieplicht bij de
zorgverzekeraars door risicoaversie te voorkomen dat ‘slechte’ verzekeraars nergens een verzekering kunnen
afsluiten.
3. Verdelingsfunctie: de verdelingsfunctie houdt in dat de overheid invloed wil uitoefenen op de verdeling van
inkomens en vermogens. Dit kan de overheid doen door middel van een progressief belastingstelsel en sociale
uitkeringen.
Gesubsidieerde voorzieningen zijn voorzieningen die de overheid zonder eigen bijdragen (basisonderwijs) of
beneden de kostprijs (openbaar vervoer) beschikbaar maakt. Alle gebruikers hebben hiervan een even groot
voordeel.
Ook kan de overheid met de premie voor de verplichte basisverzekeringen tegen ziektekosten rekeningen
houden met de draagkracht van gebruikers. Naast het vaste bedrag bedraagt de premie ook een percentage
van het inkomen (met een maximum).
Verder krijgt inkomensbeleid ook vorm via regelgeving:
- Wettelijk minimumloon
- Bovengrens aan salarissen van topfunctionarissen
Paternalisme is het beperken van iemands vrijheid (door de overheid), in het belang van die persoon:
- Deelneming sociale verzekeringen
- Leerplichtig onderwijs
- Afschrikwekkende plaatjes sigarettenpeukjes
- Hoge tabaks- en alcoholaccijnzen
- verbod op harddrugs en vuurwapens
, Hoofdstuk 2: Publieke sector
De publieke sector van de economie omvat alle instellingen met activiteiten die grotendeels collectief worden
bekostigd:
- Centrale overheid
- Organisaties die de sociale verzekeringen uitvoeren
- Decentrale overheden
- Gesubsidieerde onderwijsinstellingen
- Organisaties in de zorgsector
De omvang van de collectieve uitgavenquote valt te meten door de gezamenlijke uitgaven van al deze
instellingen uit de publieke sector uit te drukken als percentage van het bruto binnenlands product.
Een verzorgingsstaat is een democratie waarin de particuliere sector verreweg het grootste deel van de
productie voor zijn rekening neemt, terwijl de overheid zich vooral toelegt op het garanderen van een redelijk
bestaan voor alle burgers.
Door de economische crisis loopt de collectieve uitgavenquote in 2009 nagenoeg alle OESO-landen toe. De
OESO is de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Door bezuiniging in de jaren daarna
is de collectieve uitgavenquote vanaf 2010 in de meeste landen weer gedaald.
Noemereffect: in een stagnerende economie neemt het bbp minder snel toe of daalt zelfs, terwijl de
overheidsuitgaven juist toeneemt onder invloed van de groeiende werkloosheid.
De Europese begrotingsregels bepalen dat het begrotingstekort van de overheid (EMU-tekort) niet groter mag
zijn dan drie procent van het bbp. In 2009 is geaccepteerd dat het begrotingstekort tijdelijk boven deze
plafondwaarde uitkomt. Na 2010 is het streven gericht op vermindering van het tekort.
Er zijn enkele beperkingen van de collectieve uitgavenquote:
- Overheidsbedrijven
- Fiscale regelingen
- Regelgeving
- Risicoregelingen
- Instituties
Overheidsbedrijven zijn bedrijven in handen van de overheid. Deze bedrijven maken deel uit van de
marktsector en zijn niet in de collectieve uitgavenquote inbegrepen. De greep van de overheid is op deze
manier groter dan uit de uitgavenquote valt af te leiden.
Door het bestaan van fiscale regelingen geeft de collectieve uitgavenquote een incompleet beeld van de
overheidsinvloed op de economie, terwijl het effect zo groot is als bij directe betaling door de overheid
(subsidie, uitkering, toeslag).
Via regelgeving oefent de overheid een grote invloed uit op economische beslissingen, zonder dat dit uit de
hoogte van de uitgavenquote blijkt. Denk hierbij aan de talrijke ge- en verbodsbepalingen, vereiste
vergunningen en wetten waardoor de overheid direct in de werking van het prijsmechanisme ingrijpt.
Ook risicoregelingen zorgen ervoor dat overheidsactiviteiten buiten de begrotingscijfers blijven. In sommige
gevallen zijn overheidsgaranties namelijk vergelijkbaar met subsidies.
Verder spelen verschillen in instituties een rol. In Nederland ontvangt men namelijk bruto uitkeringen waarna
hierover inkomstenbelasting moet worden betaald. Omdat deze bruto uitkeringen hoger zijn, komt de
uitgavenquote ook hoger uit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Viscalist. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.