100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Wetenschapsfilosofie PSY Samenvatting $5.93   Add to cart

Class notes

Wetenschapsfilosofie PSY Samenvatting

 3 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van de hoorcolleges en de redeneerfouten van werkcollege 4

Preview 4 out of 44  pages

  • December 5, 2022
  • 44
  • 2022/2023
  • Class notes
  • H. doorenmalen + m. vlerick
  • All classes
avatar-seller
Wetenschapsfilosofie

Hoorcollege 1: Plato & Aristoteles
Rationalisme  kennis komt vanuit verstand
Empirisme  kennis komt vanuit de zintuigen

Wetenschapsfilosofie:
= filosofische reflectie op wat wetenschap is, doet en aan kennis genereert

Wat is wetenschap?
 We gebruiken het woord ‘wetenschap’ heel vaak & gebruiken dat ook goed
 Maar wat zijn nu de eigenschappen van wetenschap
 we hebben wel een idee van wat wetenschap is, maar geen helder antwoord  we gebruiken het
woord wel goed en kunnen mensen wijzen op foutief gebruik, maar wat is wetenschap nu precies?

Waarom wetenschapsfilosofie voor psychologie?
Psychologie is een wetenschap
 Daar heb je kennis voor nodig  je moet weten wat de verschillende antwoorden zijn die in
de geschiedenis van het denken over wat wetenschap geven zijn op de vraag, wat is
wetenschap?
 Moet kunde hebben (vaardigheid), om kritisch te reflecteren op vragen
o Is psy wel een wetenschap?
o Filosofie is dus een kritisch reflectie  daar heb je ook kennis en kunde voor nodig

Epistemologie (kennisleer)
Wetenschapsfilosofie begon met epistemologie
Epistemologie stelt 3 vragen
 Wat is (zekere) kennis?
 Hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen?
 Wat is de bron van kennis?
Met betrekking tot deze kwesties zijn traditioneel 2 posities ingenomen
 Rationalisme: echte kennis is afkomstig van de ratio, de rede, het verstand
 Empirisme: echte kennis is afkomstig van de zintuigelijke ervaring
 beantwoorden allebei de vraag: kunnen we echte kennis hebben?  JA

Scepticisme
Er is geen kennis mogelijk
Socrates
 Stelt vraagtekens bij de gevestigde (vaak mythologische) opvattingen
‘perhaps the conclusion must even be that we do not know anything at all, and never will’
Alle opvattingen betwijfelen  niets is zeker

Rationalisme
Centrale bewering: echte kennis komt voort uit het goed gebruiken van je verstand (ratio) (of wordt
aan die ratio getoetst)
Geassocieerde bewering: er bestaat ingeboren kennis (=nativisme)
Plato
 Leerling Socrates  Plato zoekt naar manier om toch kennis te hebben, socrates brak met
het mythologisch wereldbeeld
 De bron van kennis is de ratio
 Als je geboren wordt heb je alle kennis al  dus je doet nooit nieuwe op

,  Anamnèsis: als je iets nieuws leert dan is het eigenlijk herinneren
 Geloofde in reïncarnatie
o Voordat je geboren werd (voordat je ziel geboren werd in het lichaam wat je nu
hebt), dat je ziel in een andere wereld was (wereld van de vormen of ideeën) en daar
is de echte kennis
o Voor je geboorte had je alle echte kennis al (maar die ben je vergeten bij je
geboorte)
Epistème vs doxa
 Epistème = kennis van hoe de dingen zijn
 Doxa = mening over hoe de dingen zijn, niet beargumenteerde overtuiging
 Plato  kennis is een ware en gerechtvaardigde overtuiging
Heraclitus
 Panta rhei (alles stroomt)
 Je kan niet 2 keer in precies dezelfde rivier stappen, want dan is alles niet meer hetzelfde, het
is dan nooit precies hetzelfde
 Alles in onze wereld verandert continu (de wereld die we met onze zintuigen waarnemen),
dan is er niets
 Plato  als we alleen zintuigen gebruiken dan kunnen we enkel doxa verwerven en geen
epistème
o Leidt tot scepticisme  wilde Plato niet
 dus verdubbeld de wereld: allegorie van de grot
 Je hebt de wereld die we waarnemen (wereld van de veranderende dingen) maar
als we kennis wil hebben van de wereld, hoe de wereld is kan dat dus niet de
wereld zijn waar je kennis van kan verwerven want die wereld verandert de hele
tijd  er moet dus een wereld zijn die niet verandert en dus de hele tijd
hetzelfde is, is de wereld van de ideeën en de vormen
 is de wereld waar je ziel thuishoort en al geweest is
 De idee (concept) zijn onveranderlijk (bv. stoel of tafel)
 Stel groep mensen in de grot en die kijken naar de wand en zien schaduwen op
die wand  zien de schaduw en denken dat de stoel er echt is
 Zintuigen leveren niet de echte kennis op
 Ideeën/vormen bestaan los van ons in een ideeënwereld/vormenwereld
 De ziel is verwant aan die ideeën
 Als je iets herinnert dan heb je kennis verworven (anamnèsis)
Plato: leren
 Schreef veel, waarin Socrates de hoofdpersoon en een dialoog gaf
 Wil uitleggen dat leren herinneren is en dat iedereen dan kan
o Ook een slaaf die op Meno werkt
 Socrates verteld de slaaf hoe het in elkaar steekt  mag niet

Empirisme
Zijn het met de rationalisten eens dat er echte kennis mogelijk is
Centrale bewering: doet kennis op via de ervaringen die hebt als je waarneemt (als je je zintuigen
gebruikt)
 De common sense opvatting  als je wil weten hoe iets zit, moet je met je zintuigen
waarnemen (kijken, luisteren, etc)
Geassocieerde bewering: als alle kennis uit de ervaring via de waarneming voortkomt, is er geen
ingeboren kennis
Verschil tussen empiristisch en empirisch
 Empiristisch  verwijst naar het empirisme, de opvatting dat kennis voortkomt uit de
zintuigelijke waarneming, staat tegenover rationalistisch

,  Empirisch  verwijst naar de wetenschappelijke methode, waarbij men gebruik maakt van
observeerbare of experimentele gegevens om conclusies te trekken over de wereld
o Is het bewijsmateriaal dat verkregen is door observatie en experimenten
o Staat tegenover hypothetisch of louter theoretisch
Empirist 1: Aristoteles
 Leerling van Plato
 Verwerping Plato’s twee-werelden theorie  er is slechts 1 wereld en die is met de zintuigen
waar te nemen
 Impliceert een afwijzing van ingeboren ideeën  de mens is een tabula rasa (in jou geest zit
nog geen kennis als je geboren bent)
 Oprichter van het lyceum, gaf studenten wandelend les (peripateo)
 Thomas van Aquino noemt empiristische principe het peripathische principe
 nibil est in intellectu quod non prius fuerit in sensu = niets is in het intellect dat zich niet
eerst in de zintuigen bevond
o Klopt dit wel? (en ook de classificatie van Aristoteles als empirist)
 Belangrijkste bij Aristoteles epistemologie is de zintuigelijke waarneming
 dus kunnen hem een empirist noemen
 Maar heeft wel wat rationalistische elementen in zijn epistemologie
 dus niet echt een echte empirist
 Plato is een idee (idee stoel) een bestaande entiteit in de ideeënwereld  Aristoteles
verwerpt dit  neemt alleen de concrete, individuele dingen (neemt dus de individuele
stoelen waar)
 hoe komen wij dan aan een universeel, abstract begrip?, dus het begrip ‘stoel’ dat van
toepassing is op alle individuele stoelen
 Maakt gebruik van inductie (van individueel naar algemeen)
o Algemene uitspraak: alle mensen zijn sterfelijk
o Wat je waarneemt zijn enkel concrete mensen, en daarvan kan je vaststellen dat die
sterfelijk waren
o Inductie = op basis van een aantal waarnemingen waarin A B is of op A B volgt,
concluderen dan A altijd B is, of op A altijd B volgt
o Probleem  Weet je zeker dat alle mensen sterfelijk zijn?
 Nee  op basis van de waarneming alleen kan je niet zeggen dat de
abstracte algemene stelling ‘alle mensen zijn sterfelijk’ waar is, je hebt alleen
een correlatie  weet het alleen van individuele gevallen want dat heb je
waargenomen maar weet niet of het voor iedereen van toepassing is
 Toch was Aristoteles van mening dat alle mensen sterfelijk zijn
o Aristoteles oplossing
 Inductie is de eerste stap
 Tweede stap is nodig  je moet via je onfeilbare intellectuele capaciteit van
de geest (nous) inzien dat abstracties als ‘alle mensen zijn sterfelijk’
noodzakelijke waarheden zijn
 = intuïtieve inductie (inzicht)
 Maar is een rationalistisch element in zijn epstemologie

Rol van Aristoteles in de late middeleeuwen
In de middeleeuwen had de katholieke kerk veel macht
 Kwesties met betrekking tot kennis en werkelijkheid werden opgelost door of de Bijbel te
citeren of door Aristoteles te citeren
 2 wegen tot de waarheid
o Openbaring
o Je verstand goed gebruiken (dit deed Aristoteles ondanks dat hij een heiden was)

, Aquino probeerde de christelijke leer met de opvattingen van Aristoteles te verenigen
 Aristoteles = de filosoof
 Aristoteles  theorie over stof en vorm
o Stof (materie) is in aanleg iets  pas door de vorm wordt het ook werkelijk is
 een beeld is eigenlijk al mogelijk aanwezig in een stuk marmer
o Het beeld kan ook weer stuk  is een proces van ontstaan en vergaan
o Aquino stelt dat God dit proces van ontstaan en vergaan in gang gezet heeft
o Aristoteles onbewogen beweger (= de eerste oorzaak)  er is een beweger geweest
die deze wereld van ontstaan en vergaan in gang heeft gezet
 Dus ze konden het niet zomaar oneens zijn met Aristoteles want hij zei de waarheid die ook
in de Bijbel stonden  Aristoteles aanvallen was dus de Bijbel aanvallen
Wij doen in de moderne wetenschap experimenten om iets te leren over de natuurlijke wereld
 Aristoteles nam dingen waar
 Aristoteles deed geen experimenten omdat die ons niets zouden leren over de natuurlijke
wereld
o Wil kennis hebben over hoe de wereld zich op een natuurlijke manier gedraagt 
dus moet het observeren
o Hij dracht dat alles in de wereld een natuurlijke plaats had
 Waarom had Aristoteles deze overtuiging?
o Wilde weten hoe de natuurlijke wereld in elkaar stak
o Had een hele classificatie van planten en dieren
o Als je dingen manipuleert dan ga je tegen de natuur der dingen in & leerde men dus
ook niets over die natuur
o Gevolg  in de middeleeuwen stonden zowel die filosofie als de wetenschap (waar
feitelijk geen verschil tussen gemaakt werd) min of meer stil
 Lag stil omdat mensen geen experimenten deden omdat dat tegen
Aristoteles en dus de Bijbel in ging

Samenvatting
 Zijn 2 antwoorden op de vraag wat de bron van kennis is  rationalisme en empirisme
o Gaan in tegen scepticisme
 Plato’s opvattingen zijn in onze ogen wel heel vreemd en hij redeneert op het cruciale
moment (in de Meno) niet goed
 Aristoteles opvattingen werkten door tot aan het eind van de middeleeuwen

Hoorcollege 2: Francis Bacon, Descartes (rationalist), Locke, Berkeley & Hume (empiristen)
Francis Bacons nieuwe methode
Francis Bacon
 Had er geen problemen mee om het werk van Aristoteles aan te vallen
 Ging in tegen het idee dat je geen experimenten zou mogen gebruiken
De nieuwe methode
 Stelt dat we onze vooroordelen moeten laten varen
o Er zijn een aantal hardnekkige epistemologische vooroordelen
 Bacon spreekt van idols of van false comceptions die mensen hebben
o Deze staan in de weg bij het proberen te verwerven van kennis
o Dus moeten we deze niet gebruiken
o Aantal vooroordelen  nu noemen we dit biases
 Idols of the tribe  vooroordelen die we als mens hebben
 Typische menselijke denkfouten (o.a. vergissen bij visuele illusie)
 Idols of het cave (idola specus)  vooroordelen die we hebben omdat we
tot een bepaalde (culturele) groep horen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aidaengels. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.93
  • (0)
  Add to cart