Hoofdstuk 4: Cognitieve ontwikkeling: Piaget en Vygotsky
JEAN PIAGET
Jean piaget (1896-1980) – een Zwitser
Doctoraat in 1918 in biologische wetenschappen
Sorbonne (unif in Parijs): filosofie en psychologie
Contact met Simon: intelligentieonderzoek van Binet die zijn cognitieve ontwikkelingstheorie inspireert.
Richtte instituut “J.J. Rousseau” op in Genève.
Zeer productief; hoofdwerken:
o La naissance de l’intelligence chez l’enfant
o La psychologie de l’intelligence
o Flavell, J.H. The developmental Psychology of Jean Piaget.
Basisprincipes en uitgangspunten
Inhoudstafel
Basisprincipes en uitgangspunten
1. Ontwikkelingspsychologie en genetische epistemologie
2. Doelstelling: kwalitatieve ontwikkeling van cognitieve structuren
a. Cognitieve structuren
b. Ontwikkeling door stadia heen
3. Onderzoeksstrategie en theorieconstructie
a. De klinische en ideografische methode
b. Van deductie naar empirische toetsing
4. Holistisch-organismisch wereldbeeld
5. Het functioneren van de cognitie: assimilatie en accommodatie
6. Ontwikkelingsverloop en overgangsmechanismen: het equilibratiemodel
7. Ontwikkelingsdeterminanten
8. Motivatie van gedrag
1: Ontwikkelingspsychologie en genetische epistemologie
Epistemologie of kennisleer
o Relatie tussen kennend subject (het kind) en het object (de wereld).
o Interactionisme
Hoe komen we aan de kennis van de werkelijkheid (2 stromingen):
A. Empirisme
Wat we zien, wat we weten via zintuigen en waarnemingen. Men gelooft in primauteit (overwicht)
van onze zintuigen.
B. Rationalisme (Kant)
Primoutteit van het subject. Er komt info binnen, maar het is de info zoals wij die subjectief ervaren
(aangeboren verstandstructuren).
PIAGET – bevind zich tussen deze 2; Interactionisme: Wat binnenkomt maar ook de interpretatie ervan.
o Hij noemt zich een dynamisch kantiaan:
Kantiaan: het kind leert de eigenschappen van de omgeving, niet uit het object zelf (empirisme),
maar zoals het kind het object ervaart. Een object zoals het al geassimileerd wordt door de al
bestaande kennisstructuren die het object reeds heeft opgebouwd. Je bent geen tabula rasa; er is al
van alles om de info te structuren.
Dynamisch: Die kennis is niet tijdloos en niet aangeboren. De kennisstructuren (referentiekaders)
zijn dingen die langzaam tot stand komen doorheen de ontwikkeling en in interactie met de
omgeving.
1
, o Handelen is belangrijk. De omgeving wordt pas eigen gemaakt indien we ze ook handelend
omvormen. Het denken ontwikkelt zich uit sensi-motorische handelingen.
Genetische epistemologie
= Studie van groei naar kennis in historische ontwikkeling (mensheid) en de ontogenetische (ontos =
individu: hoe ontwikkeld het individu).
Genetisch: ontwikkeling
Epistemologie: ontstaan van kennis
KERNSTELLING: Reële kennis is alleen maar te begrijpen vanwaar hij is ontstaan.
Filogenese = stam; hoe is de mens geëvolueerd
Ontogenese = hoe ontwikkeld het individu vanaf de geboorte
Ontogenetisch: kwalitatieve groei van cognitieve structuren en fundamentele concepten: klasse, relatie,
volgorde, getal, ruimte, tijd, snelheid.
2: Doelstelling: kwalitatieve ontwikkeling van cognitieve structuren
a. Cognitieve structuren
Drie hoofdaspecten van cognitie: inhoud, functie (functionalisme) en stuctuur (stucturalisme).
1. Inhoud van de intelligentie:
- Ruwe ongeïnterpreteerde gedragsgegevens; wat je kan waarnemen en observeren.
- Evolueren doorheen de ontwikkeling (sensomotorische periode - 0-2 jaar).
→ Worden mogelijk gemaakt omdat er op achterliggend niveau die stucturen zijn.
2. Functie is de intelligentie in actie:
- Manier van uitvoering van de cognitieve processen.
- Georganiseerd proces van:
Assimilatie: van nieuwe kennis in oude kennis
Accommodatie: (creëren van een nieuwe stuctuur) van oude kennis aan het nieuwe.
Adaptatie: Evenwicht tussen assimilatie en accommodatie.
- Constant doorheen ontwikkeling; creatie van stucturen.
3. Structuren:
- Georganiseerde essenties (mogelijkheden) van intelligentie
- Niet rechtstreeks observeerbaar, af te leiden uit gedragsanalyse via klinische methode
(gesprek met het kind, taakjes geven). Breinstructuren.
- Groeien doorheen de fase van ontwikkeling; naar eens steeds toenemende complexiteit.
→ Hoofddoel van Piaget’s onderzoek: beschrijving van deze stucturen.
Voorbeelden van stucturen zijn schema’s
a. In sensomotorische fase: zuig-, kijk-, en grijpschema (keten van gedragingen, iets actief doen)
b. In concreet-operationele fase: klassen en relaties
c. In formaat-operationele fase: combineren van oordelen
Functionele invarianten: inhouden en structuren veranderen, functies niet
Ook organisatie is invariant (er is altijd organisatie te vinden)
Structuren worden steeds complexer, maar op elk niveau vertonen ze georganiseerde
totaliteitskenmerken = Holisme (het georganiseerd zijn, dingen moeten samenwerken, een
harmonie vormen).
Schema als cognitieve structuur
2
, Deze acties zijn georganiseerde gehelen waarin gedragselementen sterk verbonden zijn. De
schema’s zijn meer dan de gedragsinhouden, ze impliceren een onderliggende structuur waardoor
die gedragingen mogelijk zijn en te observeren zijn.
o Grijpschema: object waarnemen, reiken, grijpen van object (pas wanneer het herhaalbaar wordt,
pas wanneer een kind 6 maanden is).
o Kan uiterlijk zeer verschillend zijn naargelang de omstandigheden (hoe ver iets ligt, hoe koud het
is…) maar verwijzen wel altijd naar eenzelfde organisatie (→ verwijzing naar structuren).
In schema worden objecten geassimileerd; als het past in een bestaande structuur kan het
opgenomen worden.
Schema’s accommoderen zich aan de dingen; creatie van nieuwere of complexere structuren.
Zijn dynamisch en soepel; ze worden gecreëerd en gewijzigd door cognitief functioneren.
Beperkt aantal schema’s is aangeboren (grijp en zuigschema).
Hieruit ontwikkelen zich door assimilatie en accommodatie nieuwe en steeds meer complexe
structuren.
Piaget’s benadering is dus een structurele benadering:
Hoe maakt het organisme specifieke intellectuele vooruitgang?
o Nadeel: te weinig gericht op de omstandigheden.
Functionele benadering: hoe wordt kennis precies geassimileerd en geaccommodeerd?
o Assimilatie, accommodatie en equilibratie blijven vrij vage begrippen
o Wel aanwezig in leertheorieën, informatieverwerkingsbenadering en systeemtheorieën
Zit eigenlijk tussen structurele en inhoudelijke benadering.
Inhoudelijke descriptieve benadering: bijv. Arnold Gesell
o Minutieuze beschrijving van uiterlijke gedragingen en leeftijdsnormen.
Is zeer onoverzichtelijk ↔ structurele benadering heeft voordeel van inzichtelijke
reductie.
b. Ontwikkeling door stadia heen
Basiseigenschappen:
1) Volgorde van stadia is constant
o De fasen liggen vast in een specifieke volgorde.
o Precieze leeftijden kunnen verschillen in functie van erfelijke factoren, vroegere ervaringen en
culturele invloeden (gemiddelde van leeftijden).
2) Hiërarchische relatie
Het bouwt altijd maar op. Een volgende is complexer.
o Structuren van de vroegere stadia worden geïntegreerd in de volgende
o Absolute continuïteit
3) Structuur vormt aan eind van de fase een geïntegreerd, georganiseerd geheel: steeds groter evenwicht en
adaptatie
Elke fase omvat een voorbereidingsniveau dat aan afwerkingsniveau of evenwichtsniveau (stucture d’ensemble)
voorafgaat
Het subject is steeds beter aangepast (in evenwicht) met zijn omgeving.
3: Onderzoeksstrategie en theorieconstructie
a. De klinische en ideografische methode
Op het individu gericht. Niet gestandaardiseerd.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lnsn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.